De toren, met een stompe kap gedekt, moet vroeger veel
hooger zijn geweest. Nog is ’t een zwaar gebouw, van groote
moppen opgemetseld en met talrijke muurankers. De wind giert
er omheen en speelt door den open boog, die eens toegang gaf
tot de kerk. De toppen der iepen en elzen ora het kerkhof buigen
zieh voor hem neer. Van verre toont de zee haar golven, wit
van schuim, waar wij haar hier en daar zien boven den langen
zeedijk, die de groene vlakte nevens ons afsluit. Vriendelijk is
’t hier voor ’t oogenblik geenszins, maar het uitzigt is ruim en
indrukwekkend en het gansche woeste, eenzame landschap is in
overeenstemming met den wilden strijd in de natuur.
Met een wijde bogt loopt de weg längs den zoom der zandige
heuvels naar Oldemi r d u m . Aan de zeezijde is doorgaans het
uitzigt onbeperkt. Landwaarts in zijn het hooge bouwlanden en
boschjes. Het torenspitsje boven het digte hout is lang in ’t gezigt
en door ons voortdurend wenden blijft de steenklomp van Nije-
mirdum en hetzelfde bosch ons bijna altijd ter zijde. Vooral een
hooggelegen dennenbosch hebben wij steeds gezien, sedert wij
Sondel verlieten. In een digtbegroeidplantsoen ligt R i n i a s t a t e ,
dat van zijn’ heuvel een uitgestrekt landschap overziet. Kraaijen
huizen er in menigte in ’t geboomte, maar overigens schijnt het
huis ledig en verlaten. Misschien ligt het aan den stormwind.en
aan den regen, dat de streek er zoo wild en onherbergzaam
uitziet. Zeker dragen de hooge wallen, de vervallen hekken, de
verwilderde hagen om weiden en akkers er het hunne toe bij.
Maar het Gaasterland heeft daaraan .een hooge mate van woest
natuurschoon te danken, waardoor het zulk een eigenaardig en
in Friesland althans ongewoon karakter draagt.
Ben laan van linden, met breede, eenigszins oploopende gras-
randen, waaraan de huizen zijn geschaard, maken Oldemirdum
tot een bevallig dorp, dat eenigermate aan de Drenthsche dorpen
herinnert. Ook de kerk ligt in een’ kring van hooge boomen,
aan het einde der niet zeer lange dorpsstraat. Tot 1790 was er
een groote kerk met hoogen toren. Toen werd zij om bouwvallig-
heid afgebroken en door een veel kleiner vervangen. Men zegt,
dat bij de slooping der oude kerk voor een belangrijke som aan
duifsteen werd verkocht. Van de zeldzame bloemen, die naar meii
ons verhaald had, slechts om de 50 jaren op het graf van- een’
der predikanten bloeijen en dit jaar weer te zien waren geweest,
vinden wij er niet een meer. Het regte kunnen wij niet te weten
komen. Zoo bijzonder zeldzaam en merkwaardig waren zij, vol-
gens onzen Oldemirdumschen berigtgever, niet. Bij den heer
apotheker te n B r i n k te Balk zouden wij nadere inlichtingen
kunnen bekomen. Bvenwel, ’t is kermis te Balk en in feestgewaad
spoeden zieh de boerinnetjes derwaarts. Voorondersteld, dat wij
nog te Balk komen, dan zal toch het oogenblik voor dergelijke
nasporingen welligt minder geschikt zijn.
Hadden wij tot nog toe, den grooten weg volgende, een’
tamelijk wijden boog längs den zoom der bosschen besc.hreven,
achter Oldemirdum betreden wij meer hun eigenlijk gebied. De
donkere, nu eens wat klimmende , dan weer wat dalende eiken-
laan loopt tusschen hakhout, dennen en opgaand geboomte en
vooral aan de regterhand is ’t een opeenvolging van bosch, waardoor
hier en daar lange, regte wegen zijn aangelegd. Aan de
andere zijde vinden wij nog menigmaal golvende heuvels, met
weiden en bouwakkers, door houtgewas afgebroken en begrensd,
op den achtergrond blinkt ,de zee en in de groote duinvalleijen
liggen enkele woningen van boeren ÖD O en arbeiders. Alles behoort
onder het landgoed Rijs, waar het werk der ontginning steeds
wordt voortgezet. Er is dan ook veel jong en laag plantsoen en
de dorre streken ontbreken nog niet. Maar al is alles nog niet
even indrukwekkend, de bewijzen van zorgvuldigen en onafge-
brokep arbeid doen den wandelaar aangenaam aan en zij werken
mede, om in het schoone landschap een onophoudelijke afwisseling
te brengen. Het grillige licht en de zware wolkschaduwen geven
er menigmaal een fantastisch voorkomen aan, en al plast nu en dan
een verraderlijke stortbui neder, zoodat een nevelfloers over den ge-
zigteinder daalt en alles in somber graauw wordt gehuld, degrootsch-
heid der .lijnen blijft ons boeijen, ook wanneer wij het prächtig spei
der tinten moeten missen. Straks is de bui weer over en schit