midden van een’ fraaijen luathof de trotsohe bouwval van den
ouden bürgt zieh verheft. Reeds veel vroeger hadden wij dien
weg kunnen inslaan, maar tot ons geluk deden wij het niet.
Wij zouden dan een goed deel van het dorp hebben gemist. De
hooge Heeren van Stei jn zagen van de hoofdplaats van hun ge-
bied niet veel, gelijk wij er van beneden niets van bespeuren.
Daar ginds op de hoogte lag zij verborgen. Steile hellingen,
tnet dennen begroeid, rijzen hier op nevens den breeden rijweg.
Het water uit een’ grooten, tamelijk boog gelegen vijver drijft het
rad van een’ ouden molen en vormt dan een snelvlietend beekje,
dat lustig voortstroomt door de groene wniden daar ginds, waar
het vee onder hooge boomen graast. ’t Is hier een gansch ander
landschap, dan daar boven op den berg! Hier is ’t gebied der
aristoeratie, daar huist de daglooner en de boer. Hier spreekt
alles van rijkdom, gelijk daar de harde arbeid voor het dage-
lijksch brood aller krachten in beslag neemt. Hier is alles zorg-
vuldig onderhouden; hier is alles, wat tot het heerenhuis be-
hoort, ook van de buitenwereld afgezonderd. Het schoone plantsoen
is deels door stevig rasterwerk, deels door een’ steenen muur
omringd en een oud.e, sterke poort, met gracht en brug, die het
wapenschild der Merode s draagt, is de eenige toegang. Den
belangstellenden bezoeker blijft die poort intusschen niet gesloten,
te minder, wanneer — zooals nu — de eigenaar der lustplaats
met zijn gezin afwezig is. Het witte poortgebouw zelf heeft iets
opmerkelijks, minder door zijn’ bouwstijl en den lagen, dikken
toren, die er bij behoort, al vormt een en ander een’ niet onaar-
dig geheel, als wel door de bijzonderheid, dat dit. gedeelte van
den bürgt — van ouds als de middelste of „witte” poort be-
kend een leen was van Va l k e n b u r g , terwijl de bürgt
en de vrije rijksheerlijkheid van Steijn overigens in geenen deele-
aan de leenzaal aldaar onderhoorig was, maar aan de graven van
Loon en later aan het bisdom Luik. Binnen de poort ligt de
voormalige voorburgt, thans met heesters en opgaand hout, met
bloemen en grasperken versierd. De oude grachten zijn tot fraaije
vijvers vergraven en een aanzienlijk heerenhuis, een veertig jaren
DE Kü iK E VAN STEIJN. 37
geleden gebouwd, prijkt aan een der zijden van het ruime plein.
Dit alles is in nieuwen stijl en smaak. Is hier van de vroegere
slotgebouwen nog iets over, dan is ’t alleen verborgen muur-
werk in den grond. Maar op een’ begroeiden heuvel rijst nog
de sterke ronde hoofdtoren van den bürgt, met klimop digt om-
kranst, omhoog. Aan den voet der hoogte is de slotpoort van
mergelsteen nog over,; door een’ ten deele vervallen halfronden
muur aan een’ ronden toren van kleinen baksteen verbonden.
Het overige is grootendeels in puin gestört en onkenbaar geworden,
of met struiken en woekerplanten bedekt. Eenige steenen
kogels, die hier liggen, zijn de getuigen uit een’ tijd, toen
zulke vaste bürgten tegen het onbeholpen geschut nog genoeg-
zaam bestand waren. Beklimmen wij de rinne zelve, dan vinden
wij ook hier een rondeel, dat de eene zijde van het binnenplein
insloot, terwijl de andere zijde was ingenomen door het gansch
verdwenen woonhuis, waarvan enkel de uitgestrekte kelders nog
over zijn. De ingang van den grooten toren is ongeveer ter halve
hoogte van het hechte gevaarte en thans alleen te bereiken längs een’
ijzeren, van buiten aangebragten trap. De muur van gehouwen
steen is bij de deur 3 M. dik en heeft, in de vensternissen
gemeten , een dikte van 2j- M. In dien muur loopt een gemet-
selde trap naar het plat, waarboven vroeger een hooge spits zieh
verhief. Eenig roestig ijzerwerk van de windvaan ligt er nog op,
en ruim en heerlijk is er het uitzigt. Behalve een ijzeren vuur-
plaat in een der torenkamers, die het wapenschild van Luxemburg
vertoont en daardoor uit het einde der 17de eeuw afkom-
stig blijkt, treffen wij geen overblijfsels van huisraad of wapentuig
aan,' terwijl wij ronddwalen tusschen het puin of de talrijke kelders
doorkruisen. Maar in den toren bij de poort wijst men ons,
als wij een’ steenen trap zijn afgedaald, een zware, gegrendelde
deur. Daar achter ligt de donkere, thans voor altijd gesloten ge-
vangenis, waar, zooals men elkander in den omtrek verhaalt, de
zoon van een’ der Heeren van Steijn zeven jaren was opgesloteri,
met de schuld van vadermoord op het geweten. Misschien ligt
het voorval, dat de grondslag dezer overlevering kan zijn ge