spanningen heriiinert. Wie meenen mögt, dat het hout op de
zonnige, schijnbaar dorre hoogten alhier niet al te goed tieren
wil, die vindt zieh aangenaam verrast, als hij het welig en krach-
tig wassende geboomte in den pas voor een paar jaar aangeleg-
den tuin van ’t hôtel heeft gezien. Wij merkten trouwens reeds
bij ons logement de kloeke populieren en iepen op en de statige
linden van den tuin, en bij d e n k o n i n g van P r u i s e n , thans
een particulière womng, bewonderden wij de zware linde met
haar zonderling gevormde wortels. ’t Hôtel Berg en Dal behoort
aan eene Maatschappij, voornamelijk door Nijmeegsche energie
opgerigt, die niet zoozeer ten doel had, belangrijke renten aan
de aandeelhouders te verzekeren, als wel, den bloei van stad en
omtrek te bevorderen, door aan vreemdelingen een begeerlijk zomer-
verblijf te verschaffen en alzoo eenigszins de nadeelen van haar
afgezonderde ligging te verminderen. Thans is Nijmegen van zijn
wallen verlost en aan de spoorwegen verbonden, maar ’t hôtel
heeft daarom zijn regt van bestaan nog geenszins verloren. Goed-
koop is ’t hier niet, maar alles is op grooten voet ingerigt. Daar
is een schoone eetzaal, daar zijn benijdenswaardige salons, daar
zijn vrolijke logeerkamers, ruime trappen en corridors, fraaije
balkons en veranda’s ; daar is een groote, lommerrijke tuin ; daar
is, naar men zegt, een uitstekende tafel; daar is van tijd tot tijd
muziek ; daar is een omnibus aan alle treinen, — daar is alles
op ’t gemak en genoegen der gasten aangelegd. ’t Zou een hoogst
gevaarlijke mededinger zijn voor ’t veel eenvoudiger, thans ook
zeer goede en evenmin goedkoope Oud Berg en Dal, als de
bezoekers niet in zulken getale toestroomden, dat in beide inrig-
tingen doorgaans reeds in het voorjaar alle kamers voor de zomer-
maanden besproken zijn.
Van de veranda zien wij in het diepe, enge Ke t e l d a l , tus-
schen den Mu s s c h e n b e r g en den S t e r r e n b e r g , en de voor-
grond is hier weêr gansch anders dan die zooeven van ’t balkon
bij de wed. Ja ns en voor ons lag. Dat wijzigt ook het. gezigt
op de Ooij, de rivier, de bergen van verre en nabij, al zijn
zij dezelfden, die wij reeds zagen, en nog herhaaldelijk zullen zien.
Anders weer is h e t, wanneer wij, naast den tuin van ’t hötel,
het pad inslaan nevens het hooggelegen buitenverblijf B e l v e d e r e ,
met zijn ouden eik op den hoek en zijn diepe groene laan'längs
den straatweg. De holle weg daalt vrij sterk en aan het einde
er van ligt het dorpje Beek, onder hoog geboomte en als in-
- gesloten tusschen de begroeide hellingen. Ook hier maakt de groote
vlakte, met de bogt der rivier en de Veluwsche bergen i n ’t ver-
schiet, den achtergrond uit, maar ’t geheel is meer als in een
lijst gevat, en in plaats van de ruime vergezigten ontplooit zieh
voor ons oog een vriendelijk landschap, dat wij gemakkelijk over-
zien, met zijn details van akkers en grasvelden, dennen en beu-
ken, villa’s en arbeidershuisjes, voetpaden en rijweg. Bij iederen
voetstap verändert het, en als wij straks längs het smalle padje
aan den zoom van den Sterrenberg aan den rand van den heuvel
zijn gekomen, dan zien wij terug op de vallei 7 aan drie zijden
door schilderachtig golvende wanden ingesloten en als beheerscht
door het huis van Belvedere en het groote hotel op den top
van de hoogte. Beneden ons, deels tegen de helling opklimmend,
deels in de vlakte aan den straatweg, ligt Beek met zijn beide
kerkjes, zijn witte huizen en buitens, zijn groen geboomte en
zijn korenvelden. Ginds zien wij voor ’t eerst het torentje van
P e r sin gen, dat in den omtrek van TJbbergen overal in ’t
gezigt komt, en längs den Mus s c h e n b e r g blinkt een gedeelte
van het W ij 1 e r.m e e r. Afgedaald naar Beek, is ’t weer een gansch
ander landschap. Ten deele van boomgewas omringd rust de hel-
-dere waterspiegel van een meertje. Onder hooge kastanjes ligt
■ vlak daar bij de herberg h e t Spi jker. Tusschen hagen en linden
en heesters vertoont zieh het kleine kerkje der Hervormden met
zijn laag koor, zijn daar aangebouwde kosterswoning en de stompe
kap van zijn witten toren. Wat verder zien wij de R. C. kerk,
met haar scherpe spits en boven dat alles de glooijende wanden
van den heuvel, aan wiens voet het dorpje zieh legert. Beek
'zelf maakt een’ hoogst aangenamen indruk. ’t Is een vrolijke,
vriendelijke plaats, met nette, schijnbaar ordeloos dooreen geworden
huizen en optrekjes en buitens, aan allerlei kronkelende