wat niet vervoerbaar was, werd verwaarloosd. Diepenveen was
tijdens ons bezoek vacant er de eertijds zoo rijke en bloeijende
gaarde ziet er deerniswaardig uit.
Ook het fraaije plantsoen van ’t oud adellijk Oud - Ra n d e ,
dat een weinig verder, digt bij den spoorweg ligt, schijnt niet
al te zorgvuldig onderhonden. ’t Is een deftig buitengoed, dat
nog met statige lanen prijkt, en uit zijn groote grasperken ver-
beffen zieh kloeke bruine beuken, treurbeuken, populieren en
dennen. Het oude kasteel, met zijn sterke muren en torens,
grachten en valbrug, dat er in de vorige eeuw nog stond, al
was ’t dan ook reeds in verval, is vervangen door een nieuw-
gothisch gebouw, dat zeker in aantrekkelijkheid niet halen kan
bij den grijzen bürgt, die leenroerig was aan de proostdij van
Deventer. Het huis behoorde in den aanvang der 17de eeuw aan
de familie Swae f k e n , later aan de geslachten van Deut i -
cbem en Doys en kwam omstreeks 1680 aan de van Coe-
vordens. Het werd 'in 1803 aan den heer W. H. Cos t te
Deventer verkocht. Het eenige, wat van het oude huis nog over-
bleef, is de Vierkante, met klimop begroeide toren, waarin de
kapel van het kasteel is geweest. Aan het goed bewaarde kruis-
gewelf zijn de Symbolen der vier Evangelisten en de letters
I. H. S. nog duidelijk te onderscheiden. Een van buiten aange-
bragte ijzeren trap leidt thans naar de bovenverdieping van het
eenvoudige, maar hechte en om zijn oudheid eerwaardige ge-
bouwtje, dat zeker de aandacht van menig spoorwegreiziger trekt,
als de trein aan het Station D i e p e n v e e n stilhoudt.
De dubbele beukenlaan aan de overzijde der spoorbaan is ’t
vervolg van die, wier ingang wij opmerkten voordat wij het dorp
hadden bereikt. Zij loopt voorbij Ou d - R a n d e , dat wij reeds
zagen en aldus genoemd wordt in onderscheiding van een ander
en vrij wat jonger landgoed, eveneens Ran d e geheeten, of— naar
den voormaligen eigenaar — Smeths-Rande. Eigenlijk is Rande
de naam der marke, die op het kasteel overging.
Nevens Ou d -Ra n d e lazen wij Roobr ug ge . Dat is het
grijze huis, met bosch er om heen en een weiland er voor, op
ROOBRUGGE.
eenigen afstand achter het Station gelegen. De laan geeft toegang
tot beide laudgoederen, die aan elkander grenzen, maar overigens
van elkander geheel onafhankelijk waren, totdat de heer Cos t
hen in eene hand vereenigde. Een zijner dochters bragt Roobrugge
aan hären echtgenoot, den heer H. Budde. Het is
nooit een adellijk huis geweest. ’t Wordt in 1685 „een spijker”
genoemd en was destijds het eigendom van den Deventerschen
burger J o a n van Wy l i c k , wiens erfgenamen ’t in 1718 aan
den hoogleeraar Ma t t h a e u s verkochten. Aan diens mildheid had
Diepenveen voor het groötste gedeelte de vermeuwmg van het
kerkgebouw te danken. Een ander hooggeleerde, D. A. R o e ll ,
hertrouwde met zijn weduwe en werd daardoor eigenaar van het
goed. In 1626 huwde Roe l o f van den Cl oos t e r t o t Ree-
b r u g g e met de dochter van Seine Swa af ke n tot Rande.
Al had het huis dan ook het regt van havezathe niet, aanzien-
lijke bezitters heeft het gehad, en kan het niet onder de oudste
goederen van den omtrek worden geteld, reeds lange jaren is
zijn naam bekend. Een schoone bezitting is het nog steeds en
de hand wordt er zorgvuldig aan geliouden. De grasperken, de
waterpartij, het geboomte, de heestergroepen, de lange, breede
lanen, de eikenbosschen — alles ziet er frisch en goed onder-
houden uit. Menig trotsche stam groeit er, waaronder een hooge
treurbeuk, een zeldzaam zware berk, een majestueuze bruine
beuk als uitnemend fraaije exemplaren van hunne soort het be-
wijzen, dat de grond er voor de houtteelt zeer geschikt is , en
wij behoeven ook hier maar rond te zien, om die van Deventer
geluk te wenschen, dat zij ook aan deze zijde hunner stad een
lustoord hebben, zoo rijk aan afwisselende schoonheid en zoo
gemakkelijk te bereiken, als Diepenveen met zijn talrijke land-
goederen is.
Hoe gaarne zouden wij nog veel langer door die bosschen,
längs die bouwvelden, in die lanen rondzwerven! Slechts tamelijk
oppervlakkig en in ’t voorbijgaan konden wij het een en ander
zien. Maar de zomerdag begint ten einde te loopen. Bescheen
ons de morgenzon in het bosch van de Gelder, de gloed van