zee geldt voor velen als de parel aan de kroon dev provincie,
niet wat de vruchtbaarheid, maar wat het natuurschoon betreft.
Een vroeger bezoek aan die landstreek had uw’ gids geleerd,
dat deze lof wel wat al te hoog gespannen is. Herinnert het
Gaasterland door den aard van zijn’ bodein en door zijn ligging
bij de Zuiderzee aan het G o o i , in rijkdom aan schoonheden staat
het in zijn geheel daarbij achter. Maar ook met andere streken
in Friesland zelf vergeleken, zou ik er den palm der eere geenszins
aan durven toekennen. Het heeft echter in zijn landschap iets
zeer eigenaardigs, waardoor het belangstelling opwekt ook van
wie wel schooner landschappen zagen. En wat gij elders in ons
vaderland niet vindt, dat is een bosch als dat van R ij s , nage-
noeg aan het strand der zee. Al ware’t alleen daarom, zou Gaasterland
aanspraak maken op ons bezoek.
Staat nu het plan tot een’ togt derwaarts vast, dan laat de
gewone vraag: „hoe komen wij er?” zieh met dubbelen nadruk
gelden. Want afgelegener en armer aan openbare vervoermiddelen
is voor ’t oogenblik nog geen der bezienswaardige streken in
Friesland. Voor ons, wier hoofdkwartier He e r e n v e e n is, is de
weg, dien wij te volgen hebben, van zelf gewezen en wij heb-
ben daarbij het voordeel, dat deze weg zelf niet onaangenaam is en
ons door een fraai en niet onbelangrijk gedeelte der provincie leidt.
Tot het aanzienlijk vlek J o u r e kunnen wij van een’ vrij goeden
wagen gebruik maken. Voorts moeten wij ons zelven helpen.
Wij plaatsen ons op den bok van het voertuig, van waar wij
het landschap kunnen overzien. Dat landschap is vlak. De weg
leidt ons door de grietenij Ha s k e r l a n d , rijk aan veenachtig
weiland. Terwijl wij n a a r ’t station te Heerenveen rijden, verlaten
wij de grietenij S c h o t e r l a n d voor die van Ae n gwi r d e n ,
waarvan het gemeentehuis aan den straatweg ligt, en de lange rij
huizen aan de overzijde der vaart behooren tot Nyeh as ke in
Hask e r l a n d . Heerenveen heeft dus het voorregt, onder drie
verschillende gemeenten te behooren. Voor de meeste inwoners,
die twee gemeentehuizen in hun onmiddellijke nabijheid hebben
Jevert dat weinig bezwaar. Alleen op ’t stuk van belastingen is
er ongelijkheid. Maar die van Ny e h a s k e moeten te J o u r e
zijn, om een huwelijk te sluiten, geboorte of sterfgeval aan te
geven, of hun’ burgerpligt door loten of stemmen te vervullen.
En dat Joure een goed eind van daar ligt, ondervinden wij. Het
dorp Nyehaske is zijn’ opkomst aan de verveening verschuldigd,
evenals Heerenveen, waaraan het onmiddellijk verbonden is.
De lange, regte weg längs de spoorbaan is de groote straatweg
naar Leeuwarden. Wij volgen dien , totdat hij gesneden wordt
door een grintweg, die ook de spoorbaan kruist. Daar slaan wij
links af en wij laten de huizenreeks van Heerenveen achter ons
om het digtbebouwde en volkrijke vlek te verwisselen voor de
vlakte met haar weiden en slooten, biezen en boschjes, boerderijen
en molens, wilgen en elzen, en tallooze draaibruggetjes over de
vaart. 't Is een eenvoudig en volstrekt niet indrukwekkend, maar
vrolijk en schilderachtig landschap. De morgen is koel en de
overjas is geen weelde; zelfs heeft de koetsier zieh niet geschaamd ,
zijn’ dikken Wintermantel om te hangen, al is het midden in
den zomer. Maar de zon schijnt en haar stralen vergulden boomstammen
en rietstengels. De witte huisjes met hun rieten daken
doet zij blinken en het water der vaart nevens den weg schittert
als een Spiegel. Zij tint het bleeke wilgenloover en doet de bonte
runderen krachtig uitkomen tegen het groen der uitgestrekt e
grasvelden. Uit den wazigen morgennevel, die den horizon als
in een’ fijnen grijzen sluijer hult, treden hier en daar rooskleu-
rige, helder Verlichte muren en torens te voorschijn. Van verre
liggen de donkere bosschen van Joure en reeds op grooten af-
stand onderscheiden wij een lange laan, die uit de vlakte oprijst.
Nog verder schemert aan onze regterhand het houtgewas bij
Has ke r d i j ke n, waar eertijds een vermaard klooster van Reguliere
kannuniken, St. Ma r i a ’s R o z e n d a l , stond en een sterke
stins, in 1422 verwoest, waaromheen allengs de weinige huizen
zieh schaarden. En ter linkerzij tintelt hier en daar tusschen ’t geboomte
de heldere oppervlakte van een’ grooten waterplas, die het
nederige kerkje van O l d e h a s k e schijnt in te sluiten. Een aantal
diepe vierkante putten in het veld en eenige turfhoopen, hier