De wapens zijn kapmessen en zwaarden, verder dolkmessen. Vele worden als
sieraad gedragen. Als stootwapenen gebruikt men lansen, soms met weerhaken, en
ook geheel houten lansen. De vuurwapens : vuursteengeweren en percussiegeweren,
hebben zij van de Maleiers gekregen ; buskruit en kogels fabriceeren zij zelf. Schilden,
rondassen en pantsers zijn middelen ter beschutting.
De huizen der Bataks zijn van hout gebouwd; de vloer der woning Staat ongeveer
vijf voet boven den grond en daaronder is de verblijfplaats van het vee; varkens,
geiten, runderen of paarden. Het met idjoek gedekte dak is van boven langer dan
aan den benedenkant, zoodat zijn uiteinden in scherpe punten,horens, buiten het huis uitsteken. in den vorm van
Ook de wanden der huizen staan scheef naar buiten, zoodat de Bataksche
BATAKSCHE HUIZEN IN SEBHEYA.
woning een eigenaardigen vorm verkrijgt. Karbouwenkoppen als snijwerlc versieren
niet zelden de woning. Om de woning te beklimmen, maakt men gebruik van een
ladder, bestaande uit een stuk hout met inkepingen. Elk gezin heeft zijn eigen
haard, een vierkant, door een opstaanden rand van hout afgeschoten en met leem
gevuld; boven den haard droogt men het hout en bewaart men potten en pannen.
Het binnenste van het huis bestaat slechts uit een enkel vertrek; de verblijfplaatsen
der gezinnen, die het bewonen, worden des nachts door matten gescheiden. Aan
den voorgevel heeft men vaak een soort van balkon. De deur bestaat uit een val-
luik in den vloer, bij vele huizen zoo ingericht, dat men de trap er door kan ophalen.
De dorpen der Bataks in de onafhankelijke streken zijn nog omringd door palis-
saden, aarden wallen en dikwijls nog door een daarachter gelegen gracht en een
omheining van doornachtig bamboe, terwijl zij soms op moeielijk te beklimmen
hoogten l'ggen. Die versterkingen zijn in de Nederlandsche gewesten in verval.
Het hoofdvoedsel der Bataks is rijst, gaar gekookt in water en met de een of
andere toespijs genuttigd. Als toespijs eten zij gaarne vleesch en visch; om vleesch
te verkrijgen, wordt ook dat van gestorven beesten gebruikt. Ook eet men honden,
icatten,. muizen, ratten, de larven van sommige insecten, enz. Verder heeft men als
toespijs aardvruchten, moeskruiden, sommige bladeren en bloemen en niet het minst
eztoeunt ezinj tSwpeaeamnsacahle : pmeepeesrt,a lw e’sl kmeo rbgeeidnes lteagatesnte 7n oeoni t’ sm avöognend s otnetgberne k6en u. uOr ver ’t o-eheel
¡dKenl sosgu®ikWer0pnael.mdr angke-t a»p t wwatoerrd ;t , oomka adrr ianakne nd ez ijk upsatl,m wwaijanr, ddei es uinik edrep ablimnn esnchlaanadrsecnh uisit, uit den kokospalm. ’
Dat de -vrouwen hier arbeiden op het land en de mannen luieren, zooals verhaald
wordt, is onjuist; m vele streken is de werkzaamheid op het land ongeveer gelijk-
matig verdeeld tusschen man en vrouw; de man werkt den grond om, terwijl de
vrouw mest op het veld draagt; de man zaait en de vrouw wiedt, enz. Bij beurten
goef hetee lez agmezemn , boemw adkee nv ruzcijh theent tvee lvde rzteagmeenl edoe. vogels en in den oogsttijd vverkt het
* * *
, De Bataks zijn verdeeld in marga’s oí stammen; elke Batak, die op den aan zijn
! f l „ o v0 ei! gT d Is pe,r se radja ofhoofd. Vaneen eenhoofdig bestuur
cratisch-republikemsch genoemd word, en.gee“ Sprake; de regeeringsvorm moet aristo-
tot deb ehJ eoelrkslenh8e nvdaea meeanr gdao rbpe hoofo rheone, tau iits aiann vheorowfdaznataekn seanm eunigt evstreeledm udietl inligeedne n, Zdiiie
die tot de heerschende marga of stam behooren, hebben allen gelijke richten en
phchten, maar aan een wordt gewoonlijk eenige Suprematie toegekend, welke hem
voigens eerstgeboorterecht, als aanlegger van het dorp of als afstammeling van dezen
marga remcehtt ee elnij nd otocehkteorm ut.i t Tdeo t mdaer gtwa eveadne dcaatt édgoorrpie tbroehuowodreenn. zij, die uit een vreemde
De hoofden van de dorpen der Bataks hebben weinig gezag over de overisen in
Ahellte edno rdpe; vzirje emmodeetehnn gmene t ziajlnl enfe, itdeileij kt oot nddee rdmaanregna. behooren, beraadslagen over alles
De grond behoort ook niet aan de dorpen, maar aan de marga’s of stammen; elke
marga heeft haar land, dat zij of door inbezitneming door haar voorvaderen of
door verovermg op een andere marga verkregen heeft. Ontgint iemand woèste
gronden, welke aan zijn marga behooren, dan worden die zijn persoonlijken eigendom
en gaan bij erfrecht op zijn nakomelingen over. Als iemand woeste gronden ontgint
die met aan zijn marga behooren, dan heeft hij gedurende 12 of 6 jaren het vrucht-
I B I • B^ o nntagdmineenr temromeitj n hveet rvvarultc hhtegte bornutigko nvnoeonr leaennd zwekeeerre asaonm dkeo boepzeint.t endIne Angkola is de ontgmner ook eigenaar van den ontgonnen grond
De bewoners der dorpen in Silindoeng en Toba, die in natte rijstvelden liggen
hebben recht op het veld rondom hun dorpen tot op een afstand van twaalf vadfmen
verdeeld. pSW Dlt iand wordt door het dorpshoofd gelijkelijk onder de bewoners
$ $ %
De geboorte van het kind bij de Bataks heeft plaäts, terwijl de moeder neerhurkt
(met ligt) en haar handen boven het hoofd over een touw vasthoudt. Allerlei bijge-
loovige inzichten beheerschen de geboorte, om daaruit af te leiden, of het kind gelukkie
of ongelukkig zal worden. Na de geboorte zit de moeder eenige dagen bij het vuur
en drmkt zij veel palmwijn. Gedurende de eerste vier dagen mag niemand vuur
van den haard der kraamvrouw nemen: dat zou niet goed zijn voor het kind- de
navel zou dan met drogen. Na de geboorte wordt de datoe of toovenaar geroepen
(tomeekdoimcijsnt mveaens there)t koimnd otpe dveono rskpaellelnend.e r te zien en naar dag en uur der g8 eboortee adee
De Batak huwt met met een vrouw uit zijn eigen marga: dat zou bloedschande