was Borneo thans koloniaal bezit van Nederland en Engeland. Zoo was er behoefte
^ * » * en d e n ^ Ä
* * *
Portugal heeft van zijn bezittingen in den Archipel alleen de noordeliike helft van
Timor overgehouden. ln de eerste helft dezer eeuw maakte P o r t u g a lX a S r a a k
Aemde* l®“ maar om aan deU twi s2te0n -A dpirei lh 1ie8r5u9i,t vteogoerntv lsocehidaedne ioeoesn- sdieerninmgg vavna nn ofo 2rUd0e l0y0k0 Taiml ozirj.n Dteararrit oorpi adlei t aeainlasnpdra kine n1 8a5a9n INeBderla nBd af mMet uitzon
kon geregeld worden en geschillen hieruit ontstonden, is in 1893 een nieuw tractaat
BESIDENTIEHUIS PEKALONGAN.
ring van ait traetaat is echter altijd nog gmreonezieenli ko.p dit eiland. De practische uitvoe-
De Oost-Indische Compagnie beschouwde steeds de Specerii-eilanden als haar
a t $ W m 4 « 1 S dendÄ agv e ^ R
adaen*g meneormTednf a lfV vrainri®r 1H41e °o° r O L\ Gre| DWI?h , tot oostgrens van Nieuw-Guinea is
Nieuw-Guinea had dus he? ü ^ n«elschen bezlt namen van het oosten van
bij c ? n tra c tv a stL te U I I f l ? g6Zag ee“ gre“S aan8enomen- Hoewel niet
Het bovenstaande geeft eenige hoofdfeiten aan uit de geschiedenis der tractaten,
welke de grenzen van Nederlandsche rechten met die van andere Europeesche
mogendheden in den Archipel vaststellen. Verdragen tot verandering der grenzen
worden, volgens de Grondwet van 1887, niet door den Koning bekrachtigd, dan na
goedkeuring der Staten-Generaal. De Grondwet van 1848 verbood alleen den afstand
van grondgebied zonder toestemming der wetgevende macht; in 1887 is dit ook
uitDgeobcrhe ido otko t hdiee ruinit bzreijind inngo gv abne pgeerbkieindg. en gesteld door de tractaten met andere
mogendheden. Het tractaat van 1824. met Engeland gesloten. verbiedt namelijk
uitdrukkelijk aan beide partijen ooit eenig gebied, daarin vermeld, aan anderen af te
staan; zoodra het door den rechtmatigen bezitter wordt verlaten, valt het van
rechtswege aan de tegenpartij ten deel. Deze bepaling komt ook voor in het verdrag
met Portugal van 1892.
II. Betrekking van het N ederlandsch Gouvernement
TOT DE INLANDERS EN OOSTERLINGEN.
Het Nederlandsch Gouvernement heeft, volgens het Regeerings-reglement, de
bewoners van Nederlandsch-Indie in de eerste plaats ingedeeld in ingezetenen en
niet-ingezetenen, een indeeling, welke berust op de feitelijke woonplaats binnen
Nederlandsch-Indie. • Ingezetenen . zijn 1° de Inboorlingen des lands, waartoe allen
behooren, die in Indie geboren zijn en 2° allen, die op weilige wijze hun verblijf
aldOamar zhi eehb beinn gNeveedsetrilgadn.d sch-Indie te vestigen, wordt daartoe, behalve van nhen, die
van staatswege zijn uitgezonden, een schriftelijke vergunning vereischt, die op Java
en Madöera door den Gouverneur-Generaal, elders door het hoofd van het .gewestelijk
bestuür wordt uitgereikt, en gebonden is aan de voorwaarden eener algemeene
vefDoef dhenooinfgd.v erdeeling der ingezetenenv an Nederlandsch-Indie, i. s die .in Euvopeunen
en Inländers. Deze indeeling springt zoozeer in het oog, dat de wetgever het niet
noodig oordeelde haar te omschrijven. Doch naast dezen vond men nog ingezetenen
in Nederlandsch-Indie, die hiertoe niet kunnen gebracht worden, als Arabieren,
Chineezen, enz. Dit heeft aanleiding gegeven tot een verdere indeeling, welke als
vo1lg. t kInalna nwdoerrdse, n dsea minehnegeemvsacth: e bewoners van Nederlandsch-Indie en hun atstam2.
Memt elIinnlgaennd. ers gelijkgestelden, doorgaans vreemde O_osterlmgen genoemd,
waartoe allen behooren, die niet tot de beide vorige klassen gerekend kunnen
worden en Mohammedaneh of Heidehen zijn 1).
3. Europeanen, de inheemsche bewoners van Europa en hun afstammelingen.
4. Met Europeanen gelijkgestelden, welke groep alle overigen omvat.
Deze onderscheidingen hebben niet alleen theoretische beteekenis, doch zijn ook
van praktischen aard, omdat de verhouding der bewoners van den Archipel tot het
Gouvernement er door wordt bepaald. Tusschen deze beide groepen bestaat een
schier volkomen verschil in rechtstoestand, bestuur, wetgeving, rechtspleging en belas-
tingheffmg, alles rust voor beide op geliegl verschillende grondslagen. Doch de
bepalingen van algemeene verordeningen zijn zonder bijvoeging van het tegendeel ook
van toepassing op de met hen gelijkgestelden. De Inlandsche Christenen blijven
Inlanders en zijn nadrukkelijk aan het gezag der Inlandsche hoofden en met opzicht
tot rechten en plichten aan dezelfde verordeningen en instellingen als andere
Inlanders onderworpen. * * *
Wij hebben ons hier bezig te houden met de rechten en plichten der Inlanders en
de met hen gelijkgestelden en met den regeeringsvorm, waaraan zij zijn onderworpen.
De Oost-Indische Compagnie ging bij de uitbreiding van haar gezag uit van den
1) Japaneezen worden thans tot met Europeanen gelijkgestelden gerekend.