98 VROUWEN. KLEEDING. WONING. BEDRIJF.
onderscheidt dadelijk te midden van Javaansche vrouwen de Madoereesche, zegt
Hageman; zij is wel gebouwd en komt meer met de Soendaneesche overeen. De
vrouwen dragen op gewone tijden kabaaien van donkerblauwe kleur of van sits met
bonte kleuren, in de binnenlanden laten zij nog wel, bij het dragen van lasten op
het hoofd, het bovenlijf geheel of gedeeltelijk onbedekt, terwijl de kabaai opgevouwen
op den schouder hangt, of wel aangetrokken maar niet dichtgeknoopt wordt.
De mannen der Madoereezen dragen slechts zelden een sarong, maar gewoonlijk
een körte broek. De broek is altijd van nationaal model, zeer nauw, een echte
spanbroek, tot boven de knieen loopend, bestikt op de naden en randen, met een
ruime schuif om het middel, waarin een lang wit of groen koord, met kwasten en
knoopen voor den buik, bij de broekschijf. Men zou dien kwastband kunnen verge-
lijken bij een Karmelieter scapulier, en de buikknoopen bij de vermaarde boeren-
daalders broekknoopen, die vroeger in Delftland, Westland en Rijnland gedragen
werden en op de Zeeuwsche eilanden en op Staphorst nog in gebruik zijn. De
schreeuwendste kleuren: hoog rood, geel, groen, oranje en lichtblauw kleuren bij de huidbedekking. zijn lievelings-
Doch hoe eenvoudig gewoonlijk gekleed, bij het einde der vasten zijn vrouwen en
kinderen mooi uitgedost, veelal met zijden of fluweelen kabaaien van de bontste kleuren,
STRANDGEZICHT OP MADOERA.
en bij de meer gegoeden ook met zijden sarongs. In Oost-Java, waar de bevolking
gwoeuldveanre nedne rz iilsv edreann soipe raMdaedno egreat,o ozidij.n vrouwen en kinderen bij feesten algemeen met
De Madoereesche woning is vuil en Staat in zindelijkheid bij die der Javanen
azicehht erv;o ohreatl edrfo ozri eth eetr egveebnrueeikn s vvaner wpaaanrnloeons d duakite. Dn,e wsoemlvsa avrta nv ahno huetstn hijuwise rkke namane rdket
deuren, het bezit van eenige stoelen, een ronde tafel, een petroleum hanglamp, een
houten geldkist, waarin ook sieraden bewaard worden, en vooral door de sterkte
van den veestapel. Doch een laag vuil en stof overdekt alles in huis.
Fijn werk kent de Madoerees •niet, kunstnijverheid treft men op Oost-Java niet,
op Madoera bijna niet aan. Pottenbakkers, timmerlieden, smeden, metselaars, die
hun werk goed verstaan, moet men bij de Madoereezen niet zoeken.,- Zelfs de
koffieplanters ondervinden, dat de Madoerees voor het omspitten van den grond
minder deugt; hij hanteert de patjol te ruw. Voor grof werk echter zijn zij goed
geschikt; als men goed met hen weet om te springen, kan men meer werk van
de Madoereezen dan van de Javanen gedaan krijgen. De Madoerees moet weten,
dat men hem onder den duim heeft, anders wordt hij brutaal. Doch voor niets is
hij zoo gevoelig als voor een rechtvaardige behandeling.
HANDEL. MARKTEN. VEETEELT. FEESTEN. 99
Hoewel de Madoereezen op Oost-Java den bodem slechter en ruwer bewerken, op
Madoera zelf, waar de schrale bodem niet zoo gemakkelijk produceert, bewerkt hij
denA lsg rohnadn dbeelatearr, emn upnat std eh ij Mzealdfos egreoeesd eu bite, mzeesltfisn go tnotea.ardt zijn handel wel eens in
schacheren. Zoowel vrouwen als mannen zijn daarin sterk. Voor het transport bij
den handel maakt hij gebruik van het paard. Nergens misschien vindt men zooveel
lastpaarden als in den Oosthoek; in het Besoekisehe vindt men desa’s, waarvan het
drievierde gedeelte der mannelijke bevolking een pikolpaard heeft. In den oost-
moesson nu gaat de eigenaar te paard naar andere streken, koopt daar djagoeng
of Hmeati s,r epizaedni oefn ritjrset,k keenn ,v ehrheta nzdweletr vdeien eolpd erzse e,w egdeeerf.t aan den Madoerees iets avon-
tuurlijks. en maakt hem vrij van elken druk. De adat van de Javaansche landen,
dat de desa-man niet langer dan acht dagen, en alleen met vergunning van het dorps-
hoofd afwezig mag zijn, geldt niet voor den Madoerees; hij stoort er zieh niet aan,
alsD eh ij Mgaedldo ekreaens cvhee rdvireonuewn.e n, die handel drijven, trekken dage-l ijjks naar de pasers
met een mand op het hoofd om daar het product van het erf of van handenarbeid
te verkoopen of te verruilen. De markten op Madoera leveren door het gekrioel van
al die menschen een vroolijk schouwspel op; zij worden drukker bezocht dan elders.
Als zeevaarders zijn de Madoereezen bijna ongeevenaard. Met hunne kleine vlerk-
prauwen wagen zij zieh mijlen ver in zee eh trotseeren de stormen, om in diep
water te visschen. Vergeleken met de vischtuigen in West-Java schijnen die der
MaHdeote rveoezoernn aazmeesrt ep rbimesittainefd.deel van den rijkdom der Madoereezen vormt de veestapel.
Nergens op Java is de veestapel zoo uitgebreid als in Probolinggo en Besoeki, als-
mede op Madoera. De Madoerees besteedt veel zorg aan zijn vee: het wordt afzon-
derlijk gestald, geschrobd en geknepen om de ledematen lenig te houden. Het vee
bestaat uit runderen, paarden en geiten of schapen; buffels zijn weinig gewild. Het
meest geeft de Madoerees om zijn stieren; de koeien dienen slechts voor den land-
bouw en tot voortteling; met een stier echter kan hij eer behalen. Een span race-
stieren te hebben, is een lust, en een vechtstier te bezitten, is het ideaal van den
Madoerees. Stierengevechten zijn zeer in trek, doch over ’t geheel niet bloedig.
GOpa mMelaadnoge’sr a zkijonm eern odpr uMka dboeezroac hntiee tv eveemel areknt einn vvoeorrb.and daarmede is ook het aan-
tal dansmeiden (rönggengs) daar gering. Op zijn meest ziet men hier en daar een
troep inlandsche muzikanten en dansmeiden de desa’s in de feestmaanden afloopen,
om vertooningen te geven. Er zijn echter op Madoera jonge mannen, die op tan-
dakken of dansen uitgaan, door muzikanten begeleid worden en zieh een groote
reputatie verworven hebben. Zij heeten Sandoers. Overigens wordt er door de
Madoereezen niet getandakt, door de hoofden evenmin als door de minderen, geheel
anders dan in Midden- en West-Java, waar de hoofden er op gesteld zijn, hun
geoefendheid in den inlandschen dans te toonen. Ligt dit aan den meerderen ernst
van het Madoereesche karakter? Misschien mede, maar zeker werken er ook andere
invWloiejd ezne idmeene rseaemdes,n . dat de zedelijkheid der Madoereezen hooger Staat dan van de
Javanen. Prostitutie komt er niet dikwijls voor. Misschien is dit een gevolg hier-
van, dat het sehenden van huwelijkstrouw hoogst gevaarlijk is, wegens den jaloerschen
aard der Madoereezen en hun wraakzucht.
* * *
De drie volksstammen, welke wij leerden kennen, bezitten nog afzonderlijke talen.
Over geheel West-Java wordt het Soendaneeseh gesproken, een afzonderlijke tak
van den Maleischen taalstam. In de Preanger Regentschappen, het meest beschaafde
gedeelte van het land, is de Soendaneesche taal ook het zuiverst, het rijkst en
meest beschaafd¡. längs de zuiderkuststreek naar het westen toe is de taal ruw en
onbeschaafd, maar daarentegen het minst met uitlandsche elementen vermengd. Het
sterkst is dit in den zuidwesthoek van de Preanger, bij de Djampangs, waar de taal
door de afgesloten ligging van het land in den loop der tijden weinig of geen