haar is grof, draadachtig en plat van doorsnede. Baard en lichaamshaar ontwikkeld dan bij de Negers. ziJj n krachtigoer
Opmerkelijk is bij deze Negeraehtige bevolking het voorkomen van kleine individuen.
hv e*t 'eMMVeilI'aanaegsi- sche ras dtee svporlekkeennk.u ndFiignesnc ht ee nb edrd’Ae lbgeerbtirsa cbhet,s troifj dmene nd irte, cehnt hweiejfzte, nv aonp
slechts geringe afwijkmgen van de Negers, vooral wat baard en beharing betreft
terwijl ook vele vermengingen op verschillende eilanden worden aangetroffen.
i• n hi ejt Vb®ij zondj erW NiJ egrtiotot sv egrewnaorermindg wgeolredide,n . daDt adt eo odko nbkije rde ebzeewn odneezresl fddee rN Pehgielirpapeihjtniegne
elementen voorkomen als bij de Papoea’s, gedeeltelijk meer vermengd met de
Mahners, is zonder twijfel, zoodat ook zij tot dezelfde groepen moeten gerekend worden.
sehijnt ons van weinig belang, of er lang over gediscussieerd wordt, welken
naam men aan de volkengroep geeft, die wij thans beschrijven. Het begrip „ras”
is te vaag en onzeker, om zieh daarover warm te maken. En voor de praktijk is
edteh nnoagarmap hMiseclhanee sgireerns zgeenm gaekbkoenlidjken, oism. dat hij, eenmaal ingeburgerd, aan geographis. ch-
puDlsei vMere, laonpeesniehrsa rtvigeretro, onmeene rv edlreu kvteermscahkilelennd mene tg edwe ePldodlyandeigsieerr sd. aDn e dee erlsataetnst ezni.in imUe
kidjianen worden door kenners als de meest ijdele menschen beschreven. Dief-
achtigheid schynt een algemeene karaktertrek der Melanesiers te zijn, die zieh
bovenal ten opzichte van vreemden openbaart. Het nemen van wraak is hun ge-
wichtigste levenstaak; zij hebben middelen, die hen daaraan steeds herinneren. Als
deeen Mgeevlaanaerslyiekr tgeeeekne nd eveolo r nzeyenm tv ijaaannd . den dans of zieh van voedsel onthoüdt, is dat
De muziek der Melanesiers komt over ’t geheel met die der Polynesiers overeen;
alleen op 'kleine eilanden ontbreken muziekinstrumenten. De trommeis herinneren in
vele opzichten aan die in Afrika. Ook de dansen komen in bijzonderhedön met de
Polynesische overeen. Bij doodenfeesten wordt om een trommel met een menschen-
ggeelzeigcehnt hedidat. den afgestorvene voorstelt, gedanst; zij denken zieh a> ls■ °g eesten biJj die
Dikwijls worden de Melanesiers onder de volken genoemd, die niet verder dan
3 of 4 kunnen telen ; dit is echter onjuist: zij kunnen zeer goed hun rekeningen
dveenrd, egre lmijkak emne. n Odoakt heelbdberesn vziinj det.en soort van knoopenschrift, om getallen te onthou-
■ W at tijdrekening en waarneming aan den hemel betreft, hebben enkele Melanesiers
ongeveer dezelfde kennis als de Polynesiers. Op- Nieuw-Guinea wordt het jaar
naar de afwisselmg der moessons ingedeeld. Maanden en grootere tijdsgroepen onder-
seheidt men naar den veldarbeid. Doch men heeft ook een tijdsindeeling naar den
stand der Plejaden; hun wederverschijnen aan den noordelijken hemel is een teeken
vbaijn ddee ns ctheereupgvkaeaerrt dene r toletn btee.p aElienng gdreoro tu raeann tvala ns tdererne nnbaecehltd.en dient ter orienteering
Als schrift vindt men op enkele eilanden slechts sporen van een beeldschrift. Op
Nmi eduew -OCranlaemdoemntee nb vesatna aht udni t kinno dksreans.sen op bamboe, op de Fidji-eilanden in figuurtjes
Kleeding vindt men bij de Melanesiers öf niet öf bijna niet; bij de donkerge-
kleurde het minst; sieraden daarentegen vindt men er zooveel te meer. Tatoueeren
komt bij de Melanesiers slechts zelden zoo kunstvol voor als bij de Polynesiers- het
bestaat meer m litteekens in de huid dan wel in kunstige punktueering. Man en
vrouw zijn meestal verschillend getatoueerd. Bij meisjes is de tatoueering een teeken
vdae nz udide ehbjkeree iNktiee uwhuew Hbaeabrrhideeidn. eBne sdnei jdFeindijsi -emiloaentd epnla. ats hebben op Nieuw-Oaledonie,
DeD em gaenwneono ntvee, rvoemn zizeiheh bihj erto ugweh eoefl ez ieokft eh adlev ev ignegzeirclehdt emn eat f rtoeo sdnei jdkeleni,, isa laslmgeemdee edne.
borst, en smeren het lichaam m met Zwarte aarde; ook oude vrouwen doen dat soms.
terwijl het lichaamshaar zorgvuldig wordt uitgetrokken, behandelt men in Mela- ■
nesie het hoofdhaar met veel zorg door inkalking, evenals in Polynesie. Op de
Fidji-eilanden wordt aan het hoofdhaar yeel tijd besteed, zooals wij later zien zullen.
Nevens den haartooi komen verschillende hoofdbedekkingen ook nog voor. De Hattamers
op Nieuw-Guinea dragen een kapje met ingevlochten bonte vederen; Cook
vond bij de naakte bewoners der Nieuwe Hebriden kleine mutsen, uit matten ge-
vlochten. Op de Fidji-eilanden is de tulband uit witte masi, welke met strooken over
de ooren valt, een teeken van waardigheidsbekleeders.
Een groot gedeelte van den rijkdom der Melanesische volken ligt in de versiering
des lichaams en door den handel worden veel uitheemsche versierselen ingevoerd.
Die versieringsvoorwerpen worden als ruilmiddelen gebruikt. Wij zullen die bij eenige
stammen nader leeren kennen.
De wapens zijn in Melanesie van veel belang; zelden ziet men een man zonder
wapen. Elk eiland heeft zijn bijzondere wapenvormen, hoewel de grondvorm overal
speer, boog en knods zijn. De wapens zijn ontegenzeggelijk produkten van groote
handvaardigheid en smaak bij deze laag ontwikkelde volken, waaraan zij een bij-
zonderen rijkdom van vormen geven. Het meest geschikte en verst verbreide wapen
is wel de speer, waaraan zij evenveel vormen geven als de physiognomieen der bewoners.
Wij zullen Verschillende wapens nog later leeren kennen met afbeeldingen.
De bijlen in Melanesie zijn niet doorboord; de steenen klingen herinneren aan die
in Polynesie; zij zijn door omwindingen aan den steel bevestigd. Boog en pijl komen
veel voor, doch zijn niet algemeen; zij onderscheiden zieh nog van die der nahuren.
In den regel is de pijlspits glad en eilen, doch men vindt er ook met weerhaken;
de vischpijlen hebben wel vier spitsen. Vergiftiging der pijlen moet voorkomen. Op
enkele eilanden, als Nieuw-Pommeren, de Nieuwe Hebriden, Nieuw-Caledonie en de
Fidji-eilanden heeft men bij strijd op eenigen afstand slingers. Ook dolken en messen
waren reeds in gebruik voor den ijzertijd.
Wapenen tot beschutting komen beperkt voor. Schilden ontbreken geheel op de
Fidji-eilanden, de Nieuwe Hebriden, Nieuw-Mecklenburg, Nieuw-Hannover en de
Admiraliteits-eilanden. Op de Salomons-eilanden vindt men Schilden, uit riet en
bAafmrikboa e dgoeevt lodcenhkteenn;. op aostelijk Nieuw-Guinea hebben zij een ontwikkeling, die aan
De Melanesiers zijn in de eerste plaats landbouwers. De handwerken staan in enkele
opzichten achter, in andere boven die der Polynesiers. De bewerking der wapens
o. a. bereikt op de Salomonseilanden de hoogste ontwikkeling. Terwijl de bewoners
van den zuidelijken en middelsten Stillen Oceaan de pottenbakkerij niet kennen,
wordt zij bij de Melanesiers veel en met zorg uitgeoefend; het best geschiedt dat
op de Fidji-eilanden. Op de Nieuwe Hebriden moet de kunst der pottenbakkerij
uitgestorven zijn. De Melanesiers kennen de draaischijf niet bij de pottenbakkerij;
zij bakken de klei met gras in de open lucht en geven het aardewerk met hars
reienng gwlaozrudut rseerl . biDj ea avnogrembreanc hvt.an aardewerk zijn zeer talrijk. Een eenvoudige versieStoffen
uit boombast worden op alle eilanden van Melanesie vervaardigd. Ook de
kunst, om vlechtwerk te leveren, wordt ijverig beoefend; voor grove matten gebruikt
men kokosvezelen, voor de fijnere pandanusbladeren en biezen. Elk eiland heeft zijn
eigen vlechtwerk; op de Fidji-eilanden is een intelligent inboorling in Staat, van elke
mat te zeggen, van welk eiland die afkomstig is. Een der schoonste vleehtwerken
is de liku of het schort der vrouwen, die wij later zullen beschrijven.
De houtsnijkunst is vooral in West-Melanesie merkwaardig; elke grootere eilanden-
groep heeft haar eigen motieven; eigenaardig is de phantasie in hun bootenversiering.
Ook bij de uit hout gesneden maskers vertoonen zij een bijzondere kunstvaardigheid.
De Melanesiers drijven geen onbelangrijken handel. De Maleiers in het westen,
de bewoners der Tonga-eilanden in het oosten hehben hen bovenal tot den handel
gebracht. Alle Melanesische volken waren reeds met den ruilhandel bekend, vdor de
Europeanen hen leerden kennen; bij enkelen vond men ijzer, dat alleen längs dien
weg tot hen kon komen. Ruilmiddelen had men reeds vele, die als geld dienden;
vezelsnoeren met schelpen of deelen van schelpen, lange, smalle matten, cachelot-
tanden, armbanden, schelpenringen, enz., dienden als geld.
* * *
De religie der Melanesiers, evenals die der Polynesiers, kenmerkt zieh door het
geloof, dat alles bezield is, ook het doode voorwerp, het gereedsehap, enz. Men