H O O F D S T U K I I I .
DE DORPEN EN WONINGEN DER INLANDERS.
Wij willen thans de volken ran den Archipel nader leeren kennen in hun zeden,
gewannten en naar hun familieleven. Hierbij zullen wij in de meeste gevallen
uitgaan -van het leven der Javanen, om daarbij eenige opmerkingen aan te sluiten
omtrent het leven van andere volken. In de eerste plaats houden dorpen en woningen bezig. wij ons met de
i• n de dj oevrpeenn doefr dJeesaan se, nw, ahaur nz izj ewdeonn eenn mgeewt oeonn toennd teorc hd ek ahnu nmneenn a, llweeana rl ezeijr ehnu kne eningeenn
leven leiden. Aldaar is het leven geheel verschillend van dat der Javanen, die in
lgaenrdegenel dbee gaeavnerna,k ionmg hkeotm venol kmsleetv edne tBe lalenekreenn, keenn nweinj .moeten ons aldus naar de binnenIn
gedachten volgen wij den weg naar het binnenland, die bij een breedte van
acht voet aan beide zijden regelmatig met sehaduwboomen is beplant en vrij goed
is aangelegd. Bit ,alles wijst er ons op, dat wij ons in de zoogenaamde '„gouvernementslanden
bevinden; in de Vorstenlanden zijn de wegen minder goed. Zacht
glooiend loopt de weg naar boven en leidt naar een desa, die te midden der pas
bewerkte en gedeeltelijk onder water staande of moerassige sawah’s als een vriendelijke
oase van heerlijk groen ons tegenlacht, scherp afstekende bij de moerassige, nogkale
velden met hun bruine en zwarte kleuren, waarover de weg zieh voortbuio-t. Het is
van verre een heuvel van groen, die daar op de berghelling rust, maar bij nadering
ziet men zoo hier en daar de nok of het dak van een nederige stülp te voorschijn
kvoanm edne, ihnelatwndeelkrs ovnoso r aoanns w zijisetn, . dat wij hier geen gewoon boschage, maar een dorp
Dit onder meer of minder hoog geboomte verscholen zijn en geheel op zichzelf
staan der desa vormt het karakteristieke van het landschap van Java’s hinnenlanden.
Wil men het landschap goed overzien en het typische daarvan leeren kennen, dan
moet men naar het gebergte gaan en een punt opzoeken, waar men een ruim uit-
zicht over de vlakte heeft. Donkergroene vakken te midden van uitgestrekte velden,
zoo vertoonen zieh dan de desa’s, als het lichtgroen der pas beplante sawah’s hen
omgeeft. Over eenigen tijd zullen zij eilandjes gelijken, verspreid Iiggend in de goudzee
van het rijpe rijstgewas. Dan is dit Javaansche landschap rijk aan warme tinten en
kleuren. Eiders ziet men andere schakeeringen, waar de desa door het zilverachtig
groen van suikerriet of het smaragdgroen der djagoeng (mais) omgeven is.
Wanneer wij het dorp bereiken, valt bij nadere beschouwing in het oog, dat, al
is het niet naar een bepaald vooraf opgemaakt plan stelselmatig gebouwd, toch bij
de stichters de gedachte heeft voorgezeten, om het te beschermen tegen ongewenschte
mdrmgers. Met dat doel is een pager of haag aangebracht, voornamelijk gevormd
van bamboe, dat met lenige en hoog opschietende halmen of stokken zieh wuivende
verheft, terwijl daartusschen een groote verscheidenheid van hooggekruinde, dikstam-
mige reuzen, waaronder de wehgoe (Lagerstroemia reginae Rxb) waroe (Hibiscus '
elatus Sw.), kananga (Cananga odorata Hk.) e. a. den toegang afsluiten en een vrij
diepe, doch smalle ringsloot om de geheele desa niet alleen tot afvoer van het over-
tollige water, maar tevens tot de besproeiing der daaraan gelegen velden dienen moet.
Zoo hier en daar vindt men sporen van een omwalling met rolsteenen, met aarde
en zoden op elkander gelegd, terwijl doornige heesters de beklimming bemoeielijken.
De openingen in deze afsluiting der desa worden door een van scherp gepunte bam-
pbuoenstestno kdkeern bgoervaonrgms di nh ehkewt egrrka sa fmgeoseloietleinjk, hteotewgaenlkk etelivjke nsis .aan beide zijden door scherpe
Bij den ingang van het dorp vindt men de seketeng, een witte open poort, wel iets
op het houten geraamte van een dorps-eerepoort gelijkend, waarboven de naam en het
nummer van de desa te lezen Staat, somtijds met vermelding van het aantal zielen,
heeren- en cultuurdienstplichtigen en van de sterkte van den veestapel. Deze poort’
die op geregelde tijden wordt aangewit, dient tot aanduiding van het begin en einde
van de desa. De naam sekßteng voor deze poort beteekent t'CTi penning en is
afkomstig uit den tijd, toen het slechts aan enkele bevoorrechte desa’s geoorloofd
kweatse,n gz u(lhka lveee nd upiot)o rtto it eg ehheebvbeenn wener dv.an een ieder, die daar onderdoor passeerde, een
Verder vindt ipen aan den ingang de tjakroeq (ook anders geheeten), een kleine
Ioods op vier stijlen, die de geheele breedte van den weg overspant en aan de voor-
of ingangszijde gesloten is door een porte-brisée, soms ook met een neerhangende
deur, die als een klep gesloten wordt. Aan beide zijden van dit gebouwtje vindt
dmiee nv oelegne nasf deaekn, rhoeots teeern, ed omoer t heeetn dreussathboaonfkd, wopagaerm twaaeket ,o fh dierri e dWesä cnhatcehrst sp leana tsso hmesb boeonk,
overdag wacht houden. Daarbij vindt men er den tongtong, een uitgehold houten
blok, om, zoo het noodig is, Signalen op te geven en de bewoners te waarschuwen
dboooezr ene rk omkeerts , emene t hwoautteern gheavmuledr, oopm teb ijs lbaarann ; d vgeerdreeerd eteen hpeababre nla, nesennz., eenige bam-
De desa, waar wij ons in gedachten bevinden, ziet er netjes uit en draagt het
kenmerk tot de wélvarende te behooren. De weg is netjes, zeer gelijkmatig begrint
en met fijn zand bedekt, waarop zieh geen grassprietje vertoont. Zelfs de over beide
zijden van den weg loopende waterafvoerkanaaltjes, got’s of kalenans, zijn keurig in
. e’ terwijl daarachter dichte levende heggen van djaraq (Ricinus communis L.)
ib eelid.1 van¥ leorr d,veo eetn hn°e°tghteei dv. erhNeilefet na. lleD mocahk enni etz uallkl ee edne sag’üs nvstoirgmene ni nzdorouzke.er een toon-
Hoe schilderachtig ook van verre, hoe aardig het ook is te spreken van de in het
groen verscholen liggende inlandsche woning, van die erven, met allerlei geboomte
en gewassen beplant, het is een onloochenbare waarheid, dat in vele desa’s die huizen
van bamboe en alang-alang voor een groot deel er siecht onderhouden uitzien, dat
er m vele dorpen slechts waardelooze, ellendige krotten van huizen op verwilderde
erven te zien zijn; dat de erven vodr, maar zeer zeldzaam ter zijde en achter het
nuis, §§ het algemeen wel schoon kunnen geveegd zijn, maar niets vriendelijks of
aantrekkelijks bezitten, dat de wegen door de desa, veelal mullig, stoffig, smerig en
noDbeng, m den regentijd wäre modderpoelen zijn. Kortom, de desa in haar geheel
genomen maakt een indruk, als alleen het dorp eener Oostersche, weinig ontwikkelde,
einig bezittende bevolking onder de keerkringszon kan geven.
rPiiafaotts edliitj koep zgicehstt eMldheId egne enz ijvne rescchhtiel r tuvsasnc hiennv lodeed doeps a ded eur itvgleabkrteei dehn evidan ehne td ge elbiegrggitneg.
. .’ u oe hiPoo' ger e mdeens ak o7m31t1, dhees t teg embeeregrt eg eazaclc iddoenotregearadn sw kolreditn ehre tz ijtne rdreainn deine ddeesr
W Î d,e des.a> De erven der bergdesa’s kunnen soms al zeer klein zijn.
omheinde 'erve huizen onmiddellijk aan elkander grenzend kunnen zien, zonder
^ 3 der v!akte wordt gewoonlijk door een hoofdweg äoorsneden, zeer groote
vooral nnt „°°+r ee en meer> die verlengd ook wel de gemeenschap met andere,
eesnerlpn 6 6?n Pasar vormen. Die hoofdweg wordt vaak ongeveer rechthoekig
of hlokkorT1“I ? ^ ® re 7 epen, zoodat de geheele desa in een zeker aantal Vierkanten
desNap monpop- pv„p p••i . ad eze’lrffdi e, maar Çdee uv?itrgdeeberhenidgh ediide r dhelro kekrvenen inv ewrsocohniletr vneine ti.s voor iedere
die deze hp^hrJ lfS U S de huizen der desa in oogenschouw. De heer Poensen,
worden door lpvpn<il0<vf n > zai gedeeltelijk onze gids zijn. De erven van de desa’s
een opening aan de djaraq’ bamboe of iets dergelijks omringd, met slechts
1 e vend e l i pgwgp riQs ll,u ,1i ft eVenoo rpzalJdd ei. n,t edîa tr errebcmhtd ionpg dem ewt odneinng waefgg.a at,E egne lidjku bmbeelne rdiaj t vbaini AUSTRALIE. . ' 2 J