een „wummerah” of „midlah” en door de volkplanters een „werpstok” genoemd
wordt. De theorie van dezen „werpstok” is gemakkelijk genoeg, maar in de praktijk
is zijn gebruik zeer moeielijk; er behoort een groote mate van oefening toe, voordat
men er met eenige zekerheid mede weet om te gaan.
Het beginsel, waarop dit werktuig berust, is dat van den slinger; de werpstok is
dan ook 'eigenlijk niets anders dan een slinger, die niet van touw, maar van hout
gemaakt is; de speer neemt dan de plaats in van den steen. De werpstok behoort
zoo noodwendig bij de speer, dat een inboorling even goed zonder speer op heeft
zou gaan, als zonder het werktuig, waarmede hij haar werpt. Deze werpstok reis
naar de verschillende streken ook een versohillende gedaante; bet beginsel is evenwel
bij alle hetzelfde. Hieronder ziet men af beeldingen van alle vormen, die de werpstok
WEEPSTOKKEN.
aanneemt. Men ziet, als men de verschillende figuren beschouwt, dat deze stok
bestaat uit een stuk hout van verschillende lengte en breedte, dat aan het eene
einde een soort van weerhaak heeft.
*
Een werptuig is er nog, hetwelk uitsluitend in Australie thuisbehoort. Dit is de
„boemerang”, die echter niet algemeen verbreid is en ook op de jacht of in den
oorlog niet overal gebezigd wordt. Gewoonlijk wordt hij de „kangoeroe-rat” genoemd,
omdat hij, evenals dit dier, over den grond voortspringt.
De „kangoeroe-rat” is een stuk hard hout, in den vorm van een dubbelen kegel?
met een lang, buigzaam handvatsel aan een einde. Dit handvatsel is ongeveer
70 centimeter lang en zoo dik als een potlood; op eenigen afstand ziet het wapen
er uit als een reusachtige pad met een langen staart. De Australische inboo'rlingen
maken dezen staart van een buigzamen tak; zij, die echter reeds eenigszins met de
besehaving in aanraking zijn gekomen, hebben ontdekt, dat baiein voor dezen staart
de best mogelijke zelfstandigheid is.
• Als een inboorling met de „kangoeroe-rat” werpt, pakt hij deze bij den staart; hij
slingert haar dan voor- en achterwaarts, totdat zij bijna dubbel gevouwen is, en
laat haar dan eensklaps los. Zij vliegt dan door de lucht met hetzelfde dreigende
en sissende geluid als een geweerkogel; zij komt echter nooit meer dan 7 of 8 voet
boven den grond. Zoodra zij de aarde raakt, springt zij op en maakt een aantal
achtereenvolgende buitelingen, totdat zij eindelijk ophoudt. Zij vliegt inderdaad juist
zoo over den grond, als wanneer een jongen een vlak steentje over het water scheert.
De afstand, waarop dit werptuig geworpen kan worden, is werkelijk verwonderlijk.
Het komt er veel op aan, onder welken hoek het den grond raakt. Wordt het
te hoog geworpen, dan doet het een of twee sprongen, maar doorloopt geeh grooten
afstand. Werpt men het te laag, dan schiet het längs den grond en verliest door
de wrijving spoedig zijn kracht. Is het evenwel in goede handen, dan ziet het er uit
als een levend dier, dat over den grond springt ; zijn bewegingen hebben dan een
verwonderlijke gelijkenis met de groote sprongen der „kangoeroe-rat”,weg springt, terwijl haar lange staart haar in evenwicht houdt. die verschrikt
■ Hoewel zij in kleinigheden onderling eenigszins verschillen, is het beginsel, waarnaar
de „boemerang vervaardigd wordt, overal hetzelfde. Het is een platachtig, gebogen
stuk hout, waarvan men verscheidene voorbeelden kan zien op de af beelding op
bgleavdezn. v3a7n2 ;z ijnno cvhe rwdoe ndveorrlmijk, nvoecrmh ödgee n.grondstof kunnen ons echter eenig denkbeeid
Het hout, waarvan de „boemerang” (of „bommereng”, zooals men het woord somtijds
Ieest) vervaardigd wordt, is bijna altijd dat van den gomboom; dit is zwaar, hard
en taai. en ka,n aan een vrij sterken scbok weerstand bieden zonder te breken. Het
wapen is eenigszins bol aan de boven- en vlak aan de onderzijde en altijd het dikst
in het midden; het loopt dun uit naar de kanten, die vrij scherp zijn. Het wordt
gebezigd als werptuig en is stellig een der vreemdste wapenen, die ooit zijn uitgevonden.
In de oude sprookjes js een der giften van de toovergodin aan den held van het
verbaal dikwijls een wapen van verwonderlijke kracht. Nu eens is het een scherp
zwaard, dat overal doorhegn snijdt, waar men het op rieht, of een malienkolder
waardoor geen wapen dringen kan. Dan weder zijn het pijlen (in later tijden
geweerkogels) die altijd het doel treffen, enz. In een sprookje, waar de verbeelding
eteernu gkzeoemr enh.ooge vlucht neemt, lezen wij van pijlen, die altijd vanzelf op den boog
k■ an wAorudsetrna ligee wiso rpeevne nwene l alwtijedr knelaiajkr zeiejnn ewigerepntauairg , tehreutgwkeelekr t.t otD oopo r geroenot ebni jzaofnstdaenrde
wijze van het weg te slingeren, verkrijgt het Wapen een draaiende beweging in de
lucht, beschrijft een kring en valt weer neder naast of achter hem, die het weg-
geworpen heeft. De wijze, waarop dit gesehiedt, is zeer eenvoudig in theorie, maar
.zeer moeielijk in de praktijk. Met grijpt het aan bij het handvatsel, dat gewoonlijk
door eenige dvvarse insnijdingen geteekend is, om het goed te kunnen vasthouden;
clo vlakke zyde is naar beneden gekeerd. Dan wordt de „boemerang” schielijk en
plotseling weggeslingerd, terwijl men de hand eensklaps terugtrekt, waardoor het
wapen een uiterst snelle draaiende beweging verkrijgt. Een biljartspeler zal deze
soort van beweging gemakkelijk kunnen b.egrijpen, als wij zeggen, dat zij op hetzelfde
beginsel berust als het zoogenaamde „trekken”. Het wapen moet met groote kracht
geworpen worden, of het volbrengt zijn draaiende bewegingen niet behoorlijk.
De Australier, drie of vier dezer wapenen in de linkerhand houdende, neemt er
een van m zijn rechterhand, terwijl zijn oogen gericht zijn op het voorwerp, dat hij
wil raken, of op de plaats, tot hoever zijn wapen gaan moet. Terwijl hij den boemerang
een oogenblik in zijn hand balanceert, gaat hij plotseling een paar schreden
vluocohrut itd oeonrk hlaeavte,n .met een snellen, scherpen en bijna nijdigen worp, zijn wapen de
Indien hij den „boemerang ’ wil laten terugkomen, zijn er twee wijzen, om hem
m de lucht voort te slingeren. De eene is, dat hij hem hoog in de lucht gooit,
waarih hij rondvliegt met een stouten, krachtigen zwaai, die den toeschouwer aan
de vlucht van den arend of den valk herinnert. Hij blijft voortvliegen, tot hij een
plaats bereikt heeft achter dengene, die hem heeft weggeworpen, waar dan ook
alle leven hem schijnt verlaten te hebben; hij zakt, om zoo te spreken, ineen als