Terwijl hij, längs dezelfde inkervingen, waarlangs hij den boom beklommen heeft,
weder afdaalt, neemt hij van zijn bundel een vuurstok, dat wil zeggen, een op tonder
gelijkend stuk hout, hetwelk voortdurend aan het smeulen blijft. Den vuurstok in
een bundel droog gras en bladeren gewikkeld hebbende, beklimt hij den boom op-
nieuw; als hij nu de opening der holte bereikt heeft, draait hij den bundel snel in
het rond, totdat het gras en de bladeren ontvlammen.
Zoodra alles goed in brand is, werpt hij eenige brandende stoffen in het hol,
waardoor zij op het dier vallen en dit uit den vasten slaap, waarin het de uren van
den dag slijt, doen ontwaken.
1 Jet overige van de toorts houdt
hij bij den ingang van het hol
en maakt, dat de rook naar
binnen dringt. Indien hij het
dier niet door brandende bladeren
wakker maakte, zou hij
gevaar loopen, het gedurende
zijn slaap te doen stikken.
Het maken van gaten in den
/boom, om er .de teenen .in te
kunnen steken, schijnt theoretisch
nogal langzaam en. vervelend
in zijn werk te gaan;
in de praktijk echter is het
, juist het tegenovergestelde. Een
> inboorling beklimt een boom
i bijna even snel als wij een
; ladder. Daar de groote boomen
zeer geschikt zijn ter huisvesting
j van de dieren, die den Austra^
liers tot voedsel dienen, is er
i bijna geen enkele boom, waar-
aan men de inkervingen, door
de inboorlingen gemaakt, niet
i waameemt. Yreemd üjs.. het,
fhnaar . de Australische jagers
TTnaken nooit gebruik van de
| inkervingen, die door anderen
gemaakt zijn; elk, die een boom
wil beklimmen, maakt een
nieuwe reeks openingen voor
, ziehzelf.
Het gebeurt somtijds, dat
iemand het spoor van een of
ander dier nest ziet en ogfe evna n„ toemena hbaiwjekn”-
bij zieh heeft. In dat geval kan
hij toch in den boom klimmen;
hij gebruikt dan den dolk, dien h e t b e k l im m e n v a k EEw k o o l p a l m . " reeds hebben beschreven.
Hij slaat gaten in den bast en
trekt zieh aan den dolk omhoog, alsot hij .een „tomahawk” bij zieh had ; het eenige
versohil is, dat de openingen kleiner zijn en dat hij hard er moet werken.
De „zwarte-jongens-gom”, die zulk een groote rol speelt bij de vervaardiging van
Australische wapenen en gereedschappen, wordt verkregen van den „gras-boom”,
gewoonlijk de „zwarte-jongen” genoemd, omdat men hem zoo licht voor een met
speer en mantel gewapenden inboorling kan aanzien. Deze gom is in het land, waar
zij tehuis behoort, zeer taai; brengt men haar echter naar Europa, dan wordt zij
broos en brokkelt in stukken van de wapenen en. gereedschappen af, evenals dit met
een dergelijke bereiding, de „kurumanni” gom, het geval is, die door de inboorlingen
van Guinea bereid wordt. Zij is volkomen zwart, en als zij droog is, zeer hard.
De „gras-boom” is een der karakteristieke planten van Australie; hij heeft ook de
zonderlinge individualiteit van dit vreemde land. Zijn stam is rond en ziet er uit
als die van een palmboom, terwijl uit zijn top een reusachtige bundel lange bladeren
ontspruit, die zieh, als een groote vederbos, in alle richtingen uitbreiden. De
zboloo emhaernd , otnatasip reuni telinc hjtu, isdta tu imt enh eet r mspidederesnc;h adceh tebnlo evmans temnagaekl ti.s, als hij gedroogd is,
Wij zijn nu genaderd tot de verschiffende vormen van speren, die door de Australische
inboorlingen gebruikt worden.
Het gewone wapen is licht en niet veel grooter in middellijn dan de Zuid-Afri-
kaansche assagaaien. Over het algemeen worden de speren vervaardigd op een vrij
ruwe' wijze; de maker schijnt er niet veel aan te hechten, of de schacht volkomen
reevcehntw icish, t wligata.rdoor het wapen goed in
Het achtereinde eener Australische speer
is, evenals dat der Zuid-Afrikaansche assa-
gaai, zeer dun; de schacht wordt, van
de' punt af, waar zij zoo dik is als een
vinger, naar het einde hoe langer hoe.
dünner, zoodat dit niet veel dikker is dan
een potlood. De gewone speren zijn aan
het eene einde gewoonlijk eenvoudig ge-
hard en in dit geharde gedeelte worden
dan eenige weerhaken gesneden.
Sommige speren zijn gemaakt volgens
ditzelfde beginsel; zij verschiffen alleen
van de reeds vermelde, doordat zij een
afzonderlijke punt hebben, die van zwaar
en hard hout gemaakt is. Hierin zijn diepe
weferhaken gesneden, zoodat het wapen
veel geduckter is dan dat, hetwelk uit een
enkel stuk hout vervaardigd is. Zulk een
speerpunt ziet men in fig. 7 op de vol-
gende bladzijde.
Vele speren zijn uiterst eenvoudig; het
zijn niets anders dan lange stokken, die
aan het dikke einde een punt hebben.
Deze punten zijn echter met veel zorg
behandeld; men schijnt er zelfs meer zorg aan te hebben besteed dan aan die, welke
ineer uitvoerig bewerkt zijn. Zij zijn omtrent 2 meter lang.
Er zijn echter nog vele andere soorten van speren, die een verschiffend aantal
punten hebben en van verschiffende dikte zijn. De meest gewone speer, met meer
ddeann deee ns ppeuenrpt,u nhteeenft eevre ndwrieel oofp vdieezr;e lfidne ewlki jzaen dveerr voapazridcihgtd, .behalve hun aantal, worDe
speer dient den inboorling ook dikwerf als roeispaan en hij kan zijn broos
vaartuig met vrij groote snelheid daarmede besturen. Hoe hij in Staat is, in
zulk een licht vaartuig recht overeind te staan, te roeien, een visc'h te harpoeneeren
en zijn worstelende prooi binnen boord te halen, is werkelijk een wonder. Het
laatste is nog het verwonderlijkst, daar de visschen dikwijls zeer groot zijn en hun
gewicht aan het einde eener speer, die somtijds 3 meter lang is, gevoegd bij de
ovnaastrutuimigi gtee bdoewene goinmgkeann, tedleine . zij maken, genoegzaam zou zijn, om een veel steviger
Eri toch brengen de inboorlingen er uren achtereen op door, zonder ooit een
ongeluk te krijgen; op een kleine boot, die nauwelijks groot genoeg schijnt, om een
enkelen Europeaan op te nemen, vinden twee man behoorlijk plaats, om hun visschen