186 DAJAKSCHE VROUWEN. KLEEDING.
dertigste jaar is zij volkomen oud. Het gelaat heeft een aangename uitdrukking, in
weerwil van de kunstmatige middelen, waardoor de vrouwen hun best doen, om
zieh afzichtelijk te maken. De oogen zijn zwart, helder, vol uitdrukking; de oogharen
verwonderlijk lang. De neus is een weinig opgewipt en de mond vreeselijk misvormd
door het aanhoudend kauwen van betel en de wijze, waarop de tanden en zwart gemaakt. zijn afgeviild
Het haar der Dajaksche vrouwen maakt het voornaamste deel hunner schoonheid
uit; het is zwart, verwonderlijk dik, glanzend en zoo lang, dat het hijna tot aan den
DAJAKSCHE VBOUWEN.
grond reikt. Natuurlijk zijn zij er zeer trotsch op en slingeren zij onder het praten
gaarne hun glanzende lokfcen van de eene zijde naar de andere, door koket het hoofd
heen en weer te sehudden. Ongelukkig doet de koorts, die in vele streken van Borneo
hheaearrs cvhoto, rnsoamamtisjdtes saile rhaeatd hbaearro oufidt vwalolernd,t . zoodat menig jong meisje op deze wijze vari
De vrouwen van sommige stammen dragen een zeer zonderling keurslijf, bestaande
buoitv ebnoliojmf issc hboervs esetnig db aemn bowea, ardaaatn mdeet beeedna naga n;otaf lr okko piesr evna srtignegmeana ketn. koorden om het
HOEDEN. VERSIERSELEN. VROUWEN. 1 8 7
Zy dragen ook kegelvormige hoeden, van gespleten rotang vervaardigd. Deze
hoeden zijn-zeer licht en sterk. Het riet voor deze hoeden is in-zeer smalle reepjes
gespleten en rood, geel en zwart geverfd, terwijl de vervaardiger eenige van de
reepjes hun natuurlijke kleur heeft laten behouden. De hoed wordt op het hoofd
bveavstegsetimgda akmt.et een breed lint van gevlochten palmbladeren, die terzijde worden
Onder de versierselen der Dajaks behooren de kleine belietjes, die aan de oorringen
hangen. Deze versierselen, „ganurongs” genaamd en meestal door de vrouwen onder
DAJAKSCHE KBIJGER E lf DUSTJM.
aan den rand van den bedang of rok gedragen, zijn bijna volkomen als onze gewone
belietjes, namelyk kleine, holle, koperen of bronzen balletjes, zoo groot als een
krnkker, ,met een klein metalen belletje inwendig, bij wijze van een klepel, en een
ktarmaleelny kv awstygdeeh escphite.e Dt eozned ebrealaient.j eAs adno esno momndigeer dheezt egr abaenl ieetejens mwuozrdikeana ld ge emtjienrgkewl ahaorodriegne
en worden daarom bij dansen en feestelijke gelegenheden gebruikt.
De behandehng der Dajaksche vrouwen is over ’t algemeen goed. Voorzeker moeten
zij hard werken, maar dit moeten ook hun echtgenooten, en zooals wij spoedig zien