286 FAMILIELEVEN. FIDJI-EILANDEN.
versierden bijl. Met denzelfden eerbied behandelt men zijn aangewezen volgens erfopvolgingsrecht wordt aangewezen. ooppvvooilggeerr, die
Het fannlieleven is echter geheel van Melanesischen aard. De vrouw Staat ook
hier weinig hooger dan een lastdier. Polygamie is geoorloofd en bij de riikeren ce-
woonte; bij de meerderheid des volks is veelwijverij echter te kostbaar. Ziekten en
verschillende^ andere oorzaken, uit de aanraking met de Blanken voortvloeiend hebben
WWaatt nwai.cj! efblolgv egn evwaenr kd* e° pb edweo nmehrso ovralnm gNeine uewn- Chaulned oananiet azle isdteenrk, gveeldrmt vinodoer rdde. inboor- lingen in hun oorspronkelijken toestand. mooor-
Sedert 1853 is Nieuw-Caledonie tot een Fransche bezitting verklaard doch eerst
plaats i f S De E™ Ä | k n6zit gewordeiG de '“ tste opstand had
¡Lo¡vSaltvi l SCheesrtefrifieelld/- en Ww a lDljs-ReilSanKdenS e 8n de i e izllacnhd eonv eFr oNrtiuenuaw -eCna lAedloosnii eu imtsetrt edket en gevoerd wordt door een .Gouverneur, heeft hier Blanken gebracht, terwiil geesteliike
°i® nr.,de 8eschetste ruwe zeden eemgszins beschaafd hebben. Bij ongeveer 62® duizend
neno go nnfieetv fae[r i7l4 0d0e ?aTedde“P oÜrt eoenrgdeevne- ei'^9ro0o00t zHijn e vBelnawnkeel nd (ew vaoarrdoenrdinegr ein d1e7r0 b0e Ssochldaavtienng) nog met, al is de rust thans meer algemeen.
* * sfi
225555 eee lSanede‘nf ' Sof S eIila 1ndj8es, Evnagn' welke slechtvs or8m0 enb eeweono ngdro ezpij nv, atne rnwieiitl mdein doevre rdigane
bnaeuziwtteinligjk. s Dbeo vbeenv odleknm gz ewesopriedgt eol pu i±tst eken. Deze eilanden zijn sedert 1874 een Britsche 121 duizend zielen geschat waartoe ruim 2000 eEnu rRopoetaunmeanh, ne7r0s0 0k uInnndeiner sb, es2c3h0o0u wPdo lwynoersdieenrs. behooren, terwijl 110600 als FidJjianen
. nFep '¡ggln? i,er Fidji-eilanden als uiterste groep van Melanesie en grenzende aan
ezfafkaenn d enW vdiknt dSte u6 ng? tb e’w ezen weoenrd tv odlokoern mdee negcinhgte tePnoglyenveoslgieer sg, ewhaedlk, ew melekne oupit dveezlee
De echte Fidjianen behooren tot het Melanesische ras, dat bij hen, door den
Polynesischen mvloed, de hoogste ontwikkeling bereikt heeft. Zij waren reeds voor de
kllee"diing”,g zg™ ebh ouEwu;d°ePn eraunicmn eb hekuwtteanam, m ina arh ewt avreernv aeacrhdtieg emn evnasnc hkenateoteernse.n stoffen voor
nKvaAkrAnhAa n • H aa • ■CPhh nWstelij&k enB go d1 s1die hnestt Caahnnnsatemn;d oi>ni‘ 1h8ie7r4 wdeeerkdz ahaijm d, ed oeiolradnideenn ktoengienng ernemmg zijner schulden en een vaste jaarwedde over aan Engeland. Daar de
vmmbdoeonrh nwgaerne n,m hoeeeieflti jmk evno oerr Idnedni scdhueu rezna mMenel anarebsiesicdh eop de Europeesche plantares tp
ipPpV°r D®.En8elschen hebben zieh met bijzonderen ijver op de bekeering der
sscehhee sseekktteenn bbeehho^onrrtt. MMe°n vi*n üdt ebre vW°'eksil?egy atnheann,s Amnegelsict atnoetn veenrs cPhriellsebnvdtee rPiarnoetens •t aonotk-
vmdt men er Kathoheken. De Inlandsche bevolking der Fidji-eilanden verarmt meer
-bevXolkienrg evne rnmeeemertd earft 111v oaoarnalt ald; odoer Eimurmopigereastcihee. nIene m1t8 9sn5e lk wtoaem, eenn 1o2o3k 0d ev oIlnwdaisscshene
hetm aiganiatnalt eInn duiietr sI nmdi eD aeac.n ,1 8te9r3w iojpl sdleec hFtisd 5ji5-1ei lvaonldweans soepn en± t e5r7u0g0k eerden. Men schatte
m De tegenwoordige Fidjianen staan onder den invloed eener gedeeltelijke beschaving
en vertoonen daardoor met meer hun oorspronkelijke karaktertrekken. Voor de ethnowwooTrddeenn'
zoodat wij ons oofk ?hi°e6r t mbe°eVre nmale ta adne doeo rlsapartosntek eolinjkzee taoaensdtaancdhet ng, eszcehdoennk eenn gewoonten zullen bezighouden, evenals op de overige eilanden.
* * ^
De inwoners van Fidji zijn een sehoon ras van menschen; zij zijn vrii goed
gevormd en donker, ofschoon met zwart, van huid. Evenals de andere Papoea’s
^zen^kaS ien “ dik ^ dat ^ °P versohdIende zonderlinge
FIDJIANEN. HAARGROEI EN KAPSELS.
Daar het voorkomen en de kleeding de eerste zaken zijn, die een vreemdeling in
heHt eoto gm veaelslet n,i nz uhlleetn owoigj belogoinpneennd em geet ddeeezlteé tvea nb eshcehtr ivjvoeonrk. omen van een Fidjiaan is
zijn kapsel; bij het opmaken van zijn haar laat hij zijn verbeelding den vrijen teugel
en vindt hij de meest verschillende vormen en kleuren uit. Daar het echter vervelend
zou zijn, ze alle te -beschrijven, zullen wij hier eenige in het oog springende
veHrsecht ehidaeanrh eddeern Pvaepromeeal’ds eins. altijd stug, borstelig en vol; het groeit tot een, aanmer-
kelijke lengte, zoodat het, indien men het aan zichzelf overlaat, vanzelf een grooten
bos vormt. De Fidjiaan denkt evenwel, dat de natuur door de kunst moet geholpen
worden; hij besteedt dus al zijn talent als kunstenaar aan zijn haar. Het haar op
de bevallige en losse wijze op te maken, die bij de zachtharige rassen in zwang is,
zou voor hem volstrekt onmogelijk zijn. Hij gaat juist uit van het tegenovergestelde
beginsel: hij tracht de eigenaardigheden, die hij van nature bezit, tot de hoogste vol-
komenheid te ontwikkelen, in plaats van te streven naar een effekt, hetwelk in tegen-
sprHaaekt gzorou ndzidjnen mkbeete ladl,, wwaata rhoepm h eotm krianpgste.l van een Fidjiaan berust, is, dat elk haar
uit de huid groeit in een rechten hoek en stijf en steil overeind staat. Veronder-
stellende derhalve, dat elk haar zijn eigen weg kon kiezen, zonder hierin door andere
verhinderd te worden, is het duidelijk, dat al het haar een groote kogelvormige massa
zou vormen, waardoor het aangezicht omringd werd. De Fidjiaansche kapper moet
dit dus als den normalen vorm van het haar aannemen; hij moet trachten dien, zoo
goeHde th iijs eoennmigosgzginlisjk ,k adne, tvee rsvcehriälnlednedree nw oijfz eten , wwiajzairgoepn . de Fidjianen zieh kappen, beter
te beschrijven dan dit gedaan is door Williams, die dertig jaren lang op deze eilanden
woonde. ,,De meeste opperhoofden hebben een kapper, aan wiens zorg het haar van
hun meester is opgedragen ; dikwijls vordert dit dagelijks zijn aandacht en op som-
mi„gHe etti jdheana rm oise t shtuijg ,e r dvikewrsicjlhse idbeijnnea uarlesn ijdzaeargdsr aaaadn; bheestt edweonr.dt zoo gekapt, dat het
blijft staan, ; zooals - men het kamt, zelfs wanneer het 20 à 25 centimeter van
het hoofd afstaat. De eene vreemdeling zal, als hij ziet, wat in dit opzicht gedaan
woi'dt, uitroepen: „Welke verbazende pruiken!” een ander denkt: „Het is zeker,
dat het beau idéal der kapperskunst in Fidji gevonden wordt!” en een derde:
„Hun hoofden gaan alle verbeelding te boven.” Geen wonder derhalve, dat zij alle
bes„cWhraijtv inmge nt aroteonk . möge zeggen 'v, an hun onnatuurlijkheid, de beste kapsels hebben
een verwonderlijke en bijna meetkundige zuiverheid van omtrek, vereenigd met een
gladheid en zachtheid van oppervlakte en gelijkheid van kleur, die een buitengewone
zorg te kennen geeft en wel eenigen lof verdient. Het meest zijn zij gitzwart, blauw-
zwart, aschgrauw öf rood in verschillende tinten. Jonge lieden geven meestal de
voorkeur aan helderrood en lichtblond. Somtijds ziet men twee of meer kleuren op
hetzelfde hoofd. Sommige hoofden zien er zooweL in vorm als in kleur bijna vol-
ko„mVeenl eu ikta paslse'lds e zpijrnu ikzoeon udietrg eEznogchelts cghreo tersekc,h tdearst . het schijnt, alsof zij opzettelijk ge-
maakt waren, om den lachlust op te weklcen. De een heeft een woesten haarbos op
de kruin van zijn hoofd, terwijl het overige gedeelte geheel kaal is. Bij een ander is
het meeste haar afgesneden en heeft men alleen drie, of vier rijen dünne haarbundeis
laten staan, zoodat zijn hoofd er uitziet, alsof het met verfkwasten beplant was. Een
derde heeft een geheel kaal hoofd, op twee zwarte, uitstekende bundels na, boven de
slapen. Dikwijls ziet men aan den rechterslaap een, twee of drie haarvlechten, ter
lengte van 30 à 50 centimeter, naar beneden hangen. Sommigen dragen een aantal
dezer vlechten, zoodat zij als het wäre in den nek een gordijn vormen, hetwelk reikt
van„E heent meeannei eor,o rd iteo tg rhoeott ea nzdoerrge .vereischt, is die, waarbij van het haar afzonderlijke,
als stralen van het hoofd uitstekende, lokken worden gemaakt. Elke lok is een vol-
komen kegel, omirent 25 centimeter lang, welks grondvlakte naar buiten is gekeerd ;
de oppervlakte van het haar bestaat derhalve uit een groot aantal kleine cirkels-; de
einden der hären zijn bij elken lok, in de richting van het midden des kegels, naar