38Ü STATEN. INVLOED DER BLANKEN OP INBOORLINGEN.
dikwijls bouwt men een hut er overheen, terwijl men aan de deur de gebroken
speer van den doode hangt, en drie boomen er voor legt, van insnijdingen en figuren
voorzien, alles rood geverfd, ten bewijze, dat de dood gewroken is.
Bij begraving boven de aarde wordt in de eenvoudigste gevallen het lijk in een
hollen boom gestoken. Bij Port Macquarie worden de lijken in boombast genaaid en
in een boom opgehangen.
Den naam van een gestorvene vermijdt men; lieden, die denzelfden naam dragen,
laten zieh een anderen naam geven.
* * *
De stammen der Australiers zijn nergens tot statenvorming gekomen. Elke familie-
stam maakt aanspraak op bepaalde landstreken, welker vruchtgebruik öf allen
gezamenlijk öf ieder afzonderlijk toekomt.
Vele der kleine en versnipperde stammen schijnen zonder opperhoofd te zijn. Bij
grootere stammen, die uit een aantal familien of stamgroepen zijn samengesteld,
vindt men soms een hoofd over het geheele volk. De familien hebben. gekozen hoof-
den en een raad der oudsten, die tegelijkertijd recht spreekt. Bloedwraak komt
algemeen voor. De betrekking tusschen naburige stammen is zelden vertrouwelijk.
Als boden tusschen de stammen worden in den regel knapen gebezigd, die daartoe
worden voorbereid. Telkens staan die stammen in oorlog tegenover elkander.
H« * *
De inboorlingen van Australie moesten, evenals die van Amerika, ervaren, dat
met de komst van den Blanken man hun*tijdperk van bloei niet alleen voorbij was,
maar dat hun ras weldra in den strijd om het bestaan moest ondergaan. Aanvanke-
lijk, toen het eerste schip met volkplanters in Port Jackson landde, staarden zij
verbaasd het zonderling gevaarte, drijvend op de wateren, aan, en bang werd het
hun te moede, toen zij voor het eerst de in kleeding gehulde gestalte van den Blanke
zagen. Toen zij de eerste kanonnen zagen afschieten „en de werking van het geschut
op veraf staande boomen bemerkten, waren zij ontsteld. Zij meenden, dat de kanonnen
en geweren levende dienaren van den Blanke waren, die dezen hielpen in den
strijd. Aldus door vrees voor de Blanken bezield, kon het verkeer aanvankelijk niet
opD mocohe iweliejlkdhread ewne rsdtu idtee nv eernh owuadsin hg eat nvdreiersn.d sDceh aBpplaenlikjekn. beschouwden zieh als heeren
des lands en dagelijks stonden de inboorlingen bloot aan hun aanmatigingen. De
eerste emigranten waren geen lieden, die zieh door rechtvaardigheid lieten leiden
en bezield werden door de gedachte, om de rechten der inboorlingen te erkennen.
Het moest wel tot een strijd komen, het geduld der inboorlingen geraakte uitgeput.
Eerst werden eenige op zichzelf staande aanvallen op de Blanke kolonisten gedaan,
doch nog voor het einde van het jaar 1788 werden onderscheidene Engelschen ver-
rnoord. De houding der inboorlingen werd zoo dreigend, dat de gouverneur het
noodig achtte, een algemeene razzia tegen de inboorlingen te bevelen en hen tot op
een eerbiedigen afstand van de kolonie terug te drijven. Hiermede ving de strijd
tusschen Blanken en inboorlingen aan, die sedert schier onafgebroken geduurd heeft
en Bmoveet naalll ertoleein mdided eBlelnan gkeevno edrdie pweer rdin. het land doordrongen en over het gebergte
trokken, werd de strijd heviger. Het werd een woeste verdelgingsoorlog, waarbij het
zwakste ras ten onder werd gebracht, gedeeltelijk vernietigd. Geen gruwelen werden
hierbij gespaard, noch van de eene, noch van de andere zijde; het waren in de
grensdistricten wäre menschenjachten, die tot nog voor kort voortduurden. In de
eerste tijden beroemden de kolonisten er zieh zelfs op, inboorlingen met arsenicum te
hebben vergiftigd; schedels van Australische inboorlingen, welke op de menschenjachten
gevallen waren, vormden niet zelden een sieraad op den hoed der ruwe
veeHhooeu dgeresr.ing de bescherming der inboorlingen door de regeering was, blijkt vooral
uit het feit, dat op het uitleveren van den zwarten moordenaar van een Blanke
een prijs van 100 pond sterling, S op het uitleveren van den Blanken moordenaar
van een inboorling een prijs van slechts 25 pond gesteld was. En in dit laatste
DE BLANKEN EN DE AUSTRALIERS.
geval wilde nooit een Europeaan als aanklager optreden; in het omgekeerde geval
waren zij bij het minste bereid den prijs te verdienen.
Gruwelijk was somtijds het optreden der Blanken tegen hun zwarte natuur-
genooten. Een voorbeeld, dat de verhoudingen karakteriseert, vinden wij bij Jung,
oud-inspecteur van het onderwijs in Zuid-Australie, aan wien wij veel ontleenden.
In Sydney was in 1839 een vereeniging opgericht, om de inboorlingen beter te
beschermen tegen de Blanken. Die vereeniging had in Nieuw-Zuid-Wales een wet
weten door te voeren, volgens welke commissarissen zouden worden aangesteld tot
bescherming der inboorlingen. Deze maatregel, welke de Blanken in hun willekeur
tegen de inboorlingen zou beperken, deed onder zekere klasse van kolonisten een
opgewondenheid ontstaan, die hen tot daden bracht, welke in ruwheid en wreedheid
niet door de wilden werden overtroifen. „En hier hebben wij met Engelschen te
doen, die zieh op hun religieusiteit laten voorstaan en die den sabbath met strengheid
vieren,” zegt Jung. Juist op den sabbath reden zeven Engelschen uit, om te toonen,
dat zij zieh niet aan die wet tot bescherming der inboorlingen stoorden ; zij vielen
een leger van dertig inboorlingen, die niets kwaads vermoedden, aan, dreven ze den
een na den ander in een hut, bonden ze aan elkander en slachtten allen, aldus-
weerloos geworden, zonder iemand te ontzien. En toen deze moordenaars voor het
gerecht gedaagd werden, verhief de kolonie zieh bijna eenstemmig tegen hun veroor-
deeling, en eerst het krachtig optreden van den gouverneur kon eenig recht doen
zegevieren. Dit geschiedde voor ongeveer 60 jaren, maar dergelijke daden kan men
nog altijd in de bladen van Queensland lezen, zegt Jung in 1882.
Onder een dergelijke behandeling, liever mishandeling, moest de inboorlingen-
bevolking wel snel afnemen; hun aantal is ongeveer tot 200,000 geslonken. De
zTualslmena nwieinj sd azairjonm reneidest ngaedheere ls tivlestradawne. nen; de laatste is in 1869 gestorven. Bij hen