26 GEBOUWEN OP HET ERF. MEUBELENv WONINGEN DER SOENDALANDEN.
Staat zoo dicht mogelijk bij het huis. Men vindt daarin een van steenen met aarde
en zemelen gemetseld fornuisje op den grond; voorts een rustbank, eenige bamboe-
toestelen, om eetwaren en potten op te zetten of te bewaren, en verder hetgeen
men al zoo noodig heeft bij het koken en bereiden der spijzen. Niet heett men gaame den put. ver van de keuken
Op het erf van den inlander vindt men verder nog den kandang of de kraal
van de karbouwen of koeien van den eigenaar der woning. Deze kraal is geheel
hopieernto ee nt oehgeaenfgt veeenrk redgaekn .van vier stukken. Door middel van schuifboomen wordt
Naast den kandang ziet men den loemboeng of padischuur op het erf, en daar-
aocmh tdeer peaedni ktele ionne tblooojsdtse,r ewn.aarin het rijstblok te vinden is met de noodige stampers*
De woningen der Inländers zijn aldus uiterst eenvoudig met weinig weelde. Zoo
is het eveneens met de meubelen gesteld. De läge rustbanken, bale-bale genoemd,
die afwisselend als tafel en als rustplaats dienen, een kist tot berging van kleinere
zaken, waschpotten, pannen, een kwispedoor, eenig kook- en landbouwgereedschap,
dat is alles. En al deze voorwerpen en gereedschappen zijn nog hoogst primitief.
De inlander is eigenaar van zijn huis; huurhuizen kent hij niet. Alles, wat hij op
zijn erf bouwt en plant, is het zijne. Evenwel, de bodem, de grond is niet'zijn
eigendom. Als hij verhuizen gaat en zijn erf aan een ander overgeeft, wordt de
vergoedmg daarvoor hoofdzakelijk bepaald door de vruchtboomen, welke er op staan.
Als hij zijn erf aan een ander voor een zekere som verkoopt, dan heeft dit niet
betrekking op zijn grond, maar op het recht om op dat erf te wonen. Volgens het
algemeen heerschend begrip is de souverein de eigenaar van den grond, die aan zijn
voannd ehrdeat ngerno nhdebte zgite.b ruik toestaat. Wij komen hierop nader terug bij het b■:e srpreken
*
De woningen op Java, en wel voor Midden-Java, zijn in het bovenstaande in ’t algemeen
beschreven. Hieraan voegen wij iets toe ter vergelijking omtrent de woningen in
andere gedeelten van Java en den Archipel. In de onderscheidene deelen van Java
verschalen de woningen m hun bouw. Zoo o. a. is in de Soenda-landen de vloer
uit uitgeslagen bamboe bestaande, een paar voeten boven den beganen grond terwiji
ddaeanr ognrdoenrd kzieplpdeenn ehne t gegietveanl . verblijven; in midden-Java is dit bouwen op palen boven
Van de Soendaneesche woning zijn de vloer en de wanden van bamboe bewerkt
terwiji het dak van aaneengehechte nipah-bladeren of van lang gras is gemaakt. In
plaats van vensters heeft men een paar spuigaten met tralies; de zolder wordt veelal
gevormd door een stuk gespannen wit katoen, terwiji, zoo noodig, de afscheiding in
vertrekjes door gordijnen tot stand wordt gebracht. Het meubilair is er even een-
v°uLdlS : e“ matras met matje dient om op te rüsten, als men zieh met de rustbank
oh bale-bale tevreden stelt; het tafelgereedschap bestaat uit een paar borden en een
paai lepels; vorken en messen worden zelden gebruikt; droge spijzen brengt men
met de vingers aan den mond en men drinkt er uit uitgeholde kokosnoten, die den
dienst doen van kopjes. Verder een kist voor kleederen en sieraden, een weeftoestel
voor de vrouw van het gezin en hiermede is de huiselijke inrichting van den Soen-
dwaonneiensg , rdeeadt sh iji nn iehto ozfodnzadaekr gbeevsocehl reisv evno. or Tnoactuhu rbsclihjkoto nu. it eenige bloemen voor du
®f- Javanen zijn "schier de eenigen in Ned. Indie, die de woningen direct op den
grond bouwen, iets, wat waärschijnlijk aan den invloed der Hindu’s moet worden
toegeschreven; ook in Hindostan is dit nog algemeen. Overigens bouwen bijna alle
volken in den Archipel de woningen op palen, of liever, op eenige hoogte boven den
gvreorsncdh. allDened ;h oboigj te,d ew aDaarojapk sd et owt on1i8n gevno etb, ovbeinj ddeen Bgraotankds. ge8b—ou1w2 d vwoeotr,d ebnij, idse ecmheteerr
bkelesicnh avaefed eg eMstaalledie rws onrdiet,t ims egeerw doaonn l6ij kv oeeetn. mDoed dbeordpeomel .onder het huis, waar groot en
De woningen der Maleiers van de Padangsche Bovenlanden zijn gewoonlijk met
smjwerk versierd, terwiji onderscheidene kleuren smaakvol zijn aangebracht, nl. rood,
WONINGEN VAN MALEIERS EN DAJAKS. 27
zwart, wit of blauw. De glanzende blikken rand, om het zwarte dak aangebracht,
geeft in vergelijking met de huizen op Java iets vroolijks. Die versiering is alleen
den vrijen Maleier geoorloofd. Eigenaardig is hier bij den bouwtrant der huizen, dat
de breedte den rang der bewoners aangeeft:, een woning met vijf palen in de breedte
behoort aan een hoofd, een met zes palen aan iemand met hoogen rang; gewoonlijk
is het getal palen 3 ä 4. Ook hier vindt men in het midden van elk dorp een groote
open ruimte, door zwaar geboomte beschaduwd: dit is de vredeplaats. Op dit plein
bevindt zieh een klein gebouw, waar de hoofden recht spreken. In en onder dit
gbeebvooulkwin gzi esta mmeennr oeeepnt ubiitjg ebheolalndgenri jkbeo ogmeslteagmen, hwedäeanrm. ede men, door er op te slaan, de
te Wzijana reonm ewnkoerld etne ldiigeg ewno ninin gdeen voepil igphaleeind ; goepb opuawledn? zDijne rdeed ewn osncihnigjnetn z veeeirl iegeenrv toeugdeing
wilde dieren en den vijand. Zeker ook zal de vochtigheid in den regentijd aanleiding
gheehbebeelne mgeogeesvsoenng, eboimed . o(pZ iep adleenel tIeI , bpoaugw. e2n5;9 deana r3d7o1o)r. vindt men paalwerken in het
De Dajaks hebben een eigenaardigen bouwtrant. In de eerste plaats worden hun
huizen op palen gebouwd, die somtijds twintig voet hoog zijn. Toegang tot deze
huizen hebben zij doof middel van een ingekorven boomstam, die de rol van ladder
vervult. De voornaamste woning in elk dorp en eigenlijk somtijds het dorp zelf is
edeenrt ilga nvgo ehtu ilse,n gdtaet, beuni twenegl edwoooorn vgijrfohootned earfdm emtienngsecnh ehne ebfte,w sooomnds mweoerrd dt.an vijf honderd
Längs de geheele lengte van het huis loopt de breede gaanderij of algemeene kamer,
die_ open is voor al de bewoners, maar terzijde zijn kamers afgedeeld voor de verschallende
huisgezinnen een aantal van zestig of zeventig van zulke kamers worden
somtijds in een lang huis aangetroffen. Ofschoon de gaanderij de algemeene verzamel-
plaats voor den geheelen stam is en de bewoners hier hun versehillende huiselijke
bgeazaingdheerdije nt egveenrorivcehrt ehnu, n weoigrednt e tkoacmh ebrsij dsotiolzr whiejgne nind eb eozVite rgeeennkoommesnt. het gedeelte der
Deze kamers zijn voor elk gezin afzonderlijk en niemand behalve de leden des
huisgezins of hun bijzondere vrienden zouden er over denken, er binnen te treden.
Het dorpshoofd of Orang-Kaja van het lange huis heeft een veel grooter kamer dan
de anderen, terwiji de ruimte voor zijn kamer algemeen bestemd wordt voor het
gebruik der mindere opperhoofden en raadslieden, en ofschoon vrij voor al de bewoners,
bijna uitsluitend door de oude mannen en krijgers van erkenden moed wordt ingenomen.
Een van de kamers, door den Orang-Kaja bewoond, wordt aldus beschreven. Het
was geen zeer aanlokkelijk vertrek. Ter wederzijde van de deur bevond zieh een
meubelstuk, dat eenigszins op een oud bordenrek geleek, op welks laagste plank een
platte steen lag. Niettegenstaande de buitengewone hitte brandde op den steen een
groot vuur, terwiji zieh op de bovenste plank hout, rijst, potten en ander huisraad
bevonden. Er was geen schoorsteen in het vertrek, maar in het dak een soort van
luik of klep, die do.or middel van een ingekeepten stolc hooger of lager kon worden
geopend. Dit luik diende tegelijk voor venster en schoorsteen; wanneer het gesloten
wmaest, rohoeke rsgcehvtuel d erw aes.e n volslagen duisternis in de kamer,. behalve dat zij aanstonds
De hoogte der kamer besloeg slechts zeven voet en de ruimte was nog beperkt
door de wapenen, gordels, muskieten-gordijnen, snoeren van saämgeregen evertanden,
voorschoten en andere voorwerpen, die van de daksparren af hingen. De wanden waren
versierd met een groote hoeveelheid Engelseh en Hollandsch aardewerk, waarvan
e st“k ™ een afzonderlijk rotan-mandje geborgen en aan den wand opgehangen
was. Uaar het een oud huis was, was de stank afschuwelijk; over’t geheel genomen
was de kamer van den Orang-Kaja een bijzonder onaangenaam verblijf.
antai stoo,k plgaaaatsnedne rgije raznijgns, chailk tn eanar mgeawteo ovnalinj kd eb ebveinvdotl kziniegh vaaann hieetd ehru iesi,n deeene enze vkaenr
. ed,ct!,v eon/t® l.iremveerId be epkrliimmti,t iehvije dlaed dgeerhse,e lzeo olednatg, tew alännngese rz ieeet ne nb ehzeote gkeezr ichhett ahllueiesn b binelneemn--
netr ad awk otred to ndodoerrs tdeeu npeanl.en, die, na den-vloer ondersteund te hebben, ook dienen om
Aan de buitenzijde dezer verandah of gaanderij strekt zieh een andere uit, de