VOLKSVERHUIZING DER MALEIERS. TAGALEN.
5 ^ — iÄ W ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ b e la n a n if T \,X l Maleif he stammen. Blumentritt telt er meer dan viiftig De
aan de f t r S M W i eeniS g™* H | een lneher. hf / . aam. ,zo„u , zelfs „rivierbewoners beteekenen. De rivvliaekrt,e eeenn mheete rH oaif
heeten. ö grootere dorpen te vereemgen, die Pueblos of Barrios
H H f f f r f f r 001
salaco” eeheeten Y)e pantalon en een grooten hoed op het hoofd „salacot” of
de laatste ?' •* !mwen fragen eveneens een eamisa en verder de sava” -
1Tm Haohm l Ie t I M B rAH it tde: hc««P«f» *t«• .<1«i kSnieti itlllrti.’
¡¡s i« W , jm j gebmruiken ktMan. De eiacaoMboom wordt weli gepWlant doch levert
a l l M a M i » e H inboorlingen „echte M I
w J d eig ' ,""” " bl” d N<* “ * « -
¿ 1 ,, B r V inkrimpen, kruipen deze vissehen in de modder en de TWnlen
visscben* v e ^ g l “ gX o T b ^ Ä e ^
MALEIERS. CHINEEZEN.
längs het strand en op de meren worden op deze wijze de visschen gevangen, alsmede
meTto hena rpdoe eSnpeann. jaAaarnd edne o jpa cdhe tP dhailnipkpenij nzeinj avaenelk wmaimndeenr, whuans dveo eIdslsaeml. eerst voor kort bij
de Tagalen gelmporteerd, doch hij had nog weinig wortel gevat. Yarkensvleesch aten zij
en wijn dronken zij nog, in strijd met de voorschriften’van den Islam, ln werke-
lijkheid klemden zij zieh nog vast aan het oude, Heidensche geloof. Daardoor viel het
gemakkelijker, het Christendom in te voeren. Maar toch ook na de openlijke aanne-
ming van het Christendom bleven de Tagalen nog vele Heidensche gebruiken bewaren.
Uiterlijk evenwel wordt het Katholieke Christendom door hen omhelsd. Rozenkransen,
heiligenbeeldjes en reliquieen ziet men overal bij hen dragen. Processies en groote
kerkfeesten maken zij gaarne mede; in Manilla moet dit echter minder het geval
zijnD ed azne doepl ijhkehte ilda ndde. r Ta'g alen Staat zeer laag, trots alle bemoei_i ngen der S_paansche
monniken. Dit is niet alleen in Manilla, maar ook op het land het geval. De meisjes
geven zieh zonder bedenken prijs en dit schijnt geen schände te zijn. Zelfs kinderen
bedrijven ontucht. Ook diefstal komt veel voor. Tot het roover- en piratenleven zijn
zij zeer geneigd en dit hangt met hun afkeer van den arbeid samen.
Wij mögen niet langer bij de Tagalen stilstaan, doch moeten enkel nog melding
maken. van hun liefde voor hanengevechten, welke veel bij de Maleiers voorkomen,
ook op de eilanden van den Nederlandschen Archipel. Bijna ieder Tagale bezit een
strijdhaan, dien hij met meer zorg behandelt dan zijn eigen kinderen. Het eerste,
waaraan hij denkt, als hij des morgens wakker wordt, is om naar den strijdhaan te
zien, en des avonds is dat zijn laatste werk. Als hij aan den arbeid is, vindt
men den haan dicht bij hem vastgebonden, opdat hij in zijn vrije oogenblikken het
dier kan streelen. De hanengevechten hebben plaats in bijzondere, voor dit doel
gebouwde arena’s. Op deze sport werd in 1779 een belasting gelegd, die „gallera
heet. In de arena bij het hanengevecht maakt het phlegma der Tagaien plaats voor
de hartstochtelijkste opgewondenheid; er hebben weddenschappen plaats, waarbij niet
zelden alles verspeeld wordt, ook al heeft de wet het maximum tot 50 pesos beperkt.
Wel worden er op Manilla ook stierengevechten gehouden, doch deze dienen hoofd-
zakDeel ijokv etoritg ev eMrmalaeaiskc hveo osrt admem deana rd eara nPwheizliipgpe ijSnpeann jkauanrdneenn. wij uit gebrek aan plaats
niet bespreken; met de Tagaien hebben wij ook de belangrijkste behapdeld. De
Visayers schijnen in beteekenis wel op de Tagaien te volgen.
* * *
De Chineezen hebben reeds sedert de eerste tijden der middeleeuwen met de
Philippijnen in betrekking gestaan, zooals uit oude Chineesche geschritten van 1372
blijkt. In de Visayer-graven, welke uit een tijd, lang voor de ontdekking door Spanje,
dagteekenen, heeft men bont geschilderde Chineesche schoteis gevonden. Later echter
ging het handelsverkeer met China achteruit, doch toen de Spanjaarden de Philippijnen
in bezit genomen hadden, moedigden. zij den bandel met China aan en weldra
verkreeg deze een nieuwe vlueht. Dit verkeer had ook ten gevolge, dat er Chineesche
nederzettingen gevestigd werden. De geschiedenis vermeldt, dat de eerste van derge-
lijke nederzettingen, die in 1585 te Manilla plaats vond, bestond uit z.g. „Sangleyes”,
pl.m. 1000 zielen teilende. Deze Chineezen waren meest kooplieden, verder visschers,
tuiDnlei edgeensc, hhieadnednwise rkdselri edCehni,n eaepzoetnh eokpe rsd ee n Pshcihliilpdpeirjen.en was zeer afwisselend en her-
haaldelijk kwamen zij met de Spanjaarden in conflict. Verbanningsdecreten werden
soms tegen hen uitgevaardigd, en ook had er niet minder dan op Java een Chineezen-
moord plaats op de Philippijnen. Dewijl echter de Chineezen hier onontbeerlijk geworden
waren, liet men hen later weer toe, en zij bleven er gevestigd. Nog altijd
duurt de immigratie der Chineezen op de Philippijnen voort.
De Chineezen komen gewoonlijk jong naar de Philippijnen, waar zij eerst bij rijk
geworden landslieden in dienst treden of als leerlingen werken. Aanvankelijk begint
de Chinees met handenarbeid, doch als hij de Tagalsche of Spaansche taal weet te
gebruiken, vangt hij aan met eenige kramerij, en zoodra hij iets oververdiend heeft,
vestigt hij een handelszaakje. Zoo spaart de vlijtige Chinees binnen körten tijd eenig