AUSTRALIE, EEN GEOLOGISCH OUD WERELDDEEL,
ontbreken. Apen, die in Australie wel een günstig klimaat zouden vinden en overal
anders leven, waar dit het geval is, vindt men in Australie met; msecteneters even-
min- ook de beer ontbreekt er; in Australie kent men oorspronkelijk geen her-
kauwende dieren, die in andere werelddeelen veel voorkomen, en geen varkens. D och andere diersoorten, als buideldieren, vindt men er m een groot aantal soorten, a s
kangoeroe’s, buidelmarters, buidelwolf, buidelmuis, het mierenbuideldier, enz. Ook
het oerzoogdier schijnt in Australie nog een vertegenwoordiger te hebben.
Uit dit alles blijkt, dat Australie in geologisch opzicht een oud, op zichzelt staand
werelddeel is, van de overige werelddeelen afgescheiden in den geologischen voortijd,
toen de meer nieuwere dierenvormen nog niet bestonden. Die vroege afscheiding
had ontegenzeggelijk ook ethnologische en ethnographische gevolgen, waarop wij
nader terugkomen.Ten oosten van het vaSteland van Australie en Nieuw-Gu.i nea l.i gt .m d, en QSt*i:luleQnr,
Oceaan no°- een wereld van kleine eilanden versnipperd, die in groepen als Melane^ie
( = eilanden der zwarten, de Papoea’s), Polynesie (jg veel eilanden) en Micronesie
( = kleine eilanden) worden aangeduid. Het gedeelte der aarde, welks bevolking wij
in dit laatste deel van ons werk nog bespreken zullen, draagt naar de geographische
aesteldheid het kenmerk der versnippering, der afscheiding door groote zeeen, van
het isolement. Die afscheiding heeft, zooals wij reeds zeiden, plaats gehad in een
geologisch verleden, vdor de mensch bewoner op deze aarde was. Daardoor kan de
bevolkino' dezer kleine eilandenwereld niet endemisch zijn, maar moet zij zieh lang-
zamerhand, van eiland tot eiland voorttrekkend, niet in groote menigte als de oude
volksverhuizingen, maar schier individualistisch met enkelen op kleine vaartuigen,
verDber eigde ohgerbabpehnis cihne deitn ogceeaonloisgcishc hgee bgieeds.t eldheid wijst een betrekki! ng met. A, z.i.e. aan,
als het meest waarschijnlijk moet ook de voortschuivrag der bevolking uit Azie,
speciaal uit Achter-Indie, beschouwd worden. Eerst over de betrekkelijk met breede
zeestraten en binnenzeeen naar de groote eilanden, een tocht, die door de rege -
matige afwisseling der moessons uit tegengestelde richtmg bevorderd werd | van
daar verder voortschuivend naar het oosten, naar Australie en Nieuw-Guinea, emdelijk
verder in äfzonderlijke zwerftochten over den Oceaan, nu naar dit, dan naar dat
eiland, waar het toeval voerde, over afstanden, die met terug waren af te leggen
met de ranke vaartuigen, aldus verblijvend op die metige eilanden, als Schelmes m
den Oceaan drijvend, en daar in hun isolement zieh zelfstandig ontwikkelend: zoo
ongeveer kan men zieh in het algemeen de gesehiedenis voorstellen, die de bevolking
van de Micronesische, Polynesische en andere eilanden heeft doorgemaakt. De atstand
van Amerika was te groot, om van daar de bevolking te ontvangen, en het Ameri-
kaaDnisec hloeo pr ads ehr ezeaftk ezni ehw aoso kn ineite ht eatl sr ezseuelvtaaaatr dvearsn oenetnw igkekbeeludr. tems, van e|eBn Bfei|t, maar
een gesehiedenis van eeuwen. Een oudere en een jongere emigratie van Azie uit
moet worden aangenomen; de oudere: in den tijd, toen de ontwikkelmg nog aag
stond, een latere in den aanvang der historie of nog veel later van meer ontwikkelde
volken. De zwervers van de eerste periode, minder ontwikkeld, zijn naar de oostehjke
gedeelten verzeild, verdrongen; de meer ontwikkelden hieven m hoofdzaak de grootere,
schoonere, günstiger gelegen westelijke eilanden voor zieh behouden. Op de kleine
ediolaonr dheent, iisno ledme ebnet,p edrokoter gleamndigs ebieden van het oosten, kon de stnjd om het bestaan v a n a a n r a k i n g , niet tot ontwikkelmg voeren; in het wes
ten was dit wel het geval. Zoo bleef het oosten, niet alleen op zoologisch en botanisch
gebied, doch ook in ethnologisch opzicht, een asyl tot bewaring van het oude, bijna
in ziin oorspronkelijken toestand, weinig gewijzigd door het ontwikkelmgsproces van
den struggle for life. Elk afgescheiden stukje lands, elke alleen liggende eilanden-
groep is als het wäre een afdeeling geweest, waar een bijzondere serie objecten van
heIt ng rtohoetoer emtiuscsheu mop zdiecrh t vovlokremnkt uhnedte ggeebcieodn,s edravte ewrdij wtheardn.s bespreken, dus een merk-
waardige geographische provincie voor de volkenkunde: een aanhangsel van Azie,
zieh langzaam verliezend in den Oceaan. Stemt de werkelijkheid hiermede overeen .
De onderzoekingen der talen in dit gebied, bovenal het onderzoek van I rot. tvern,
hebben geleerd, dat de talen, die gesproken worden van Formosa tot Nieuw-ZeelanU
VERBREIDING DER MENSCHEN OVER OCEANIE. TAALVERWANTSCHAP. 3
en van Madagascar tot het Paasch-eiland (met uitzondering alleen van Nieuw-
Holtand) de namen van sommige dieren, bijv. haai, rog, inktviseh, en enkele planten,
bijv. bamboe, rijst, kokospalm gemeen hebben, en genoemde geleerde besluit op dien
grond, dat deze volken alle afkomstig moeten zijn in een meer of minder ver ver-
loopen tijdperk uit het land, waar men deze produkten eveneens vindt.
Ook uit de overeenkomende namen, welke nog thans aan de rijstplant in de onder-
scheidene gewesten gegeven worden, blijkt, dat dit gewas in het stamland voor de
scheiding en verspreiding der bewoners over de eilanden als voedsel moet gebruikt
zijn, terwijl ook de namen voor de onderscheiding van rijst te velde (padi enz.) en
ontbolsterde rijst (beras enz.) tot de grondtaal moeten teruggebracht worden, welke in
dat oorspronkelijk vaderland gesproken werd. Later, na de verhuizing, kunnen die
benamingen niet overgenomen zijn, daar de vormen, waarin die woorden in Indonesische
talen voorkomen, geheel in overeenstemming zijn met de eigenaardige ont-
, woviekrkgeelninogm evna.n haar klankstelsel, wat niet het geval is bij woorden, die later zijn
Ook uit dit verschijnsel der talen blijkt dus, dat de volken van dit uitgebreide eilan-
dengebied voor hun verspreiding een gemeenschappelijk stamland moeten gehad hebben,
waar de rijst als belangrijk voedingsmiddel diende. Dat vaderland, besluit prof.
Kern, moet gezöcht worden in Achter-Indie, in Anam, Kambodja, Cochin-China en de
oostelijke kuststreken van Achter-Indie. In Anam'en Kambodja moeten nog stammen
wonen, als de Tjams, die een Maleisch-Polynesische taal spreken. En van uit dit
land hebben de verhuizingen plaats gehad over den Indischen Archipel en verder
naar Australie, in een tijd, die niet veel vroeger dan een paar eeuwen voor Chr.
gveesrhteulidz inwgo rndata, r teMrwadiajlg aisnc adr ep leaeartsst eh aede u(wzi eo nozoekr djaeaerl teIl lpinagg . h4o5o0g)s.t waarschijnlijk een
De vergelijkende taalstudie heeft er derhalve toe geleid, de volken op de eilanden
tusschen zuidoost-Azie en Amerika tot een groote groep te brengen, die men het
Maleisch-Polynesische ras noemt, een resultaat, dat op grond van de geographische
ligging eveneens, doch minder zeker verkregen kon worden.
Of alle volken van de Maleisch-Polynesische taalgroep oorspronkelijk van een volk
afstammen, valt niet met beslistheid te zeggen. De Negrito’s op de Philippijnen,
de bewoners van Nieuw-Guinea en van de zoogenaamde Melanesische eilandengroepen
geven in hun uiterlijk aanleiding, hun een andere afkomst toe te schrijven. Doch
dit Staat vast, dat hun talen zuiver behooren in de groep der Maleisch-Polynesische,
en het mag vrij worden aangenomen, dat deze volken, ook al is hun afkomst
misschien een andere, reeds zoolang onder den invloed van de Maleisch-Polynesische
volken hebben gestaan, dat zij de geestelijke eigenschappen dier volken in zieh
hebben opgenomen. Daarom moeten zij ook tot die groote volkengroep gerekend
worden. De groote groep der Maleisch-Polynesische talen bestaat uit vele afzonder-
lijke dialecten en talen. In welke verhouding die alle tot elkander staan, is nog
niet vast te stellen. Prof. Kern, de deskundige bij uitnemendheid, zegt hiervan het
volgende. De tijdi om de Maleisch-Polynesische talen genetisch te rangschikken, of
den graad van natuurlijke verwantschap, waarin zij tot elkander staan, uit te rneten,
is nog niet gekomen. Wel is waar vermag men reeds enkele groepen als eenheden
van de andere te onderscheiden, maar hun aantal is gering. Zoo zijn bijv. alle
deskundigen het er over eens, dat de Polynesische talen in engeren zin: Samoa,
Tonga, Tahiti, Rarotonga, Maori, Hawaii, enz. slechts tongvallen zijn van een
zelfde taal; zij vormen een geheel, een huisgezin, om het zoo uit te drukken, tegen-
over alle overige verwante talen. Verder kan men de Philippijnsche talen, met
mbegrip van de Negrito-dialecten, een eenheid noemen; zelfs buiten de Philippijnen
behooren eenige dialecten tot dat gezin, nl. het Sangirsch, Bentenansch, Mongondousch
en Ponosakansch, alsook het Pormosaansch. Op Java vertoonen het Javaanscli en
Soendaneesch de blijken van zeer nauwe verwantschap, maar als het er op aankomt,
de juiste verhouding van deze twee tot het Madoereesch en Balineesch te moeten
bepalen, staat men reeds verlegen. Een dergelijk geval doet zieh reeds voor op
Noord-Celebes. Daar vindt men Bulusch, Pakewasch, Tonseasch en Tondanosch in
nauwe verwantschap tot elkander staan, en zij vertoonen een menigte punten van
overeenkomst met de Philippijnsche-Sangirsche-Mongondousche groep, doch de
AUSTBALIE. j .