Opmerking verdient het verder nog, dat in den regel bij de volken van den
Archipel n iem a n d e n eigen naam noemt; men acht het onkiesch, zijn naam nit te
w S blJ rechtsplegmg als het beslist gevraagd wordt, blijft de inlander
wiGenrt vr-nn w schuldig, of hij zal eenvoudig zeggen,wijzend: „vraag het hem . opr een kameraad
Aan de opvoedmg der kinderen wordt weinig zorg besteed. De moeders zoogen
de kleinen^ langer dan bij ons; als zij op de been is, draagt zij den kleine in den
p.alendang op den rüg met zieh mee. Dagelijks ontvangt de kleine een bad, een
ingewortelde gewoonte Over ’t geheel zijn de volken van den Indischen Archipel
betiekkehjk rein, zoodat zij zieh meerdere malen daags baden tot verfrissching
Verder gaat de zorg met. De Papoea’s echter baden zieh nooit. Het eerste bad
wordt bij vele volken ceremonieel ge-
nomen, en de bedoeling hiermede is,
ziekten en onheilen bij tijds af te weren.
Tot het vijfde of zesde jaar loopen
de kinderen naakt rond in de desa. Zoo
spoedig dit kan, helpen zij de ouders
reeds hout sprokkelen, water halen enz.
Dan komt de tijd aan, dat zij als veehoeders
diensten verrichten. Opmerkelijk
is het, hoe de lompe, logge karbouwen,
die zelfs aan den tijger weerstand durven
bieden en bij het zien van een Euro-
peaan van woede brüllen en ontembaar
schijnen, zieh door den kleinen Javaan
gewillig laten leiden en besturen.
De karbouw is de innigste vriend van
den Javaan; geen desa-man zoo arm, of
hij tracht er een te bezitten. De zon
gaat niet op, of de jongen is reeds bij
zijn buffels in de kraal buiten de desa
en trekt er mede naar de weide. Met
zijn kort buisje, met of zonder broek,
maar steeds met een hoofddoek om, en
in den regentijd met een hoed op, van
gedroogde bladeren gevormd, ziet men
hem zijn lange zweep van goed zwie-
javaansch vbouwentype met kinderen pmeonedied rhoutaisnw azawrtasa iekne. erEt,n leaglst hhiijj vzieerh-
de breedi e sc,h ofr.t, van ihe. tT di er, met- dea rmenv ooonrodveer r hemt eht oodfed ellebogen leunend od
De Javaansche jongens brengen zoo hun tijd door in de vrije natuur, speiende met
lleenndd Tin ddee ™bWeehk e8eDnS wVaa?t de nHatu uMr a li6 6m“e ewri lada nvbairekdetn vnoaozr itjtoenngde, nds agne nwieeteern dh enVgaenschoolgaan
is zoo goed als geen sprake, tenzij er in de buurt of niet te ver weg een
sbcehzoooelk egne, vohnedt ebne dweohrudist., Adalst dme evlakdee ra agnozdiesdnileijnkset igd eissa, glaeavto nhdije nd ew koirnddteren de lanqqar
De langgar verschilt in inrichting bijna niet van de gewone woningen; meestal is
hp van voren open. Het onderwijs in de langgar wordt gewoonlijk ’s morgens en in
ddeezzee TscchhoooolT rniieetf,e noff kl“om en? ? te raee,s‘ elaeai?t ,e Pna aoro k“ edne. lVeeerlmene ebsetezro,e kdeen geocehroteer, is geenszins
trouw op zijn post. Daar hij meestal nog landbouw of eenigen anderen handel
uitoefent, welke meer voordeel oplevert dan het geven van onderwijs, blijft hij niet
bestaat dat onderwijs hoogfedhzeaekleelnij ks chino ohlteijtd leweeregn. Elenz enal,s wear t scnhieoto la ngdeherosu dise nd awno rhdet,t
zmgend opdreunen van gedeelten van den Koran. Men leest echter zonder het gelezene
te begrijpen, daar het Arabisch, waarin de Koran geschreven is, meestal zelfs voor
den onderwijzer een taal is, welke niet verstaan wordt. Het leeren, dat op die wijze
gedurende de weinige maanden, op zijn hoogst een jaar, welke het schoolbezoek duurt,
plaats heeft, is onbeteekenend. Van onderwijs in schrijven en rekenen en andere
nuttige kennis is in de dorpsschool geen sprake. Op scholen, die verder gaan, kunnen
de inlanders den geheelen Koran leeren lezen, benevens andere Arabische werkjes,
beginselen der geloofsleer enz. Doch verreweg de meerderheid der Javaansche bevol-
king geniet geen ander onderwijs, dan hetgeen in de langgar wordt gegeven. Slechts
bij uitzondering wordt zoo hier en daar door een djoeroe-toelis, een schrijver van
een inlandsch hoofd, aan eenige kinderen van hoofden eenig onderwijs in lezen en
schrijven, de beginselen der rekenkunde en het schrijven van het Maleisch met
Arabische letters gegeven, doch voor de kinderen der minderen is dat niet bestemd.
Toch moet er bij dezen wel lust bestaan iets te leeren, zooals blijkt uit de roeterige
en gehavende geschriften, die in de desa rondgaan en de sporen van een veelvuldig
gebruik vertoonen. Dikwijls vindt men in de desa den een of anderen landbouwer,
die lezen kan en den anderen mededeelt, wat hij leest.
* * *
wiDj olachte rw iinj vhoeltg ebni j zhoentd keri.nd in zijn ontwikkelingsproces; over het onderwijs spreken
Er bestaan verschillende ceremonien en vormen in den Archipel, welke het kind
nmooeemt eonn. dergaan, voor het tot man gerijpt is. De belangrijkste daarvan zullen wij hier
Het eerste haarsnijden van den jonggeborene is een plechtigheid, waaraan zoowel
bij de Heidensche als Mohammedaansche volken veel aandacht gewijd wordt. De
Menang-Kabausche Maleiers scheren het hoofd der kinderen kaal op twee vlokjes na,
die blijven staan, soms uitgekamd worden, soms ineengevlochten, met kwastjes of
admuuurlte teteenn igvee rdsiaegredn. . DBeizj e Blooekgjeins enezue nw oenrd eMn alkaatessra arfegne swnoedrdetn ;h heett hfeaeasrt, vdaana rebeinj gkeivnide rodp,
den leeftijd van een, twee of meer jaren plechtig gesneden, en wel, als het een prinsje
is, met driemaal zeven scharen bij de laagste klasse slechts met een schaar. Ook
op de Molukken vindt men plechtig haarsnijden; bij de Alfoeren van Halmaheira
geschiedt het, als het kind begint te loopen; op Ambon snijdt de vader het kind een
haarlok af, als het voor de eerste maal sagopap eet. Op de onderscheidene eilanden
heeft het haarsnijden op verschillenden leeftijd plaats. Bij de Javanen knipt men op
den 35 40sten dag na de geboorte het hoofd kaal en dit wordt herhaaldelijk verricht,
tot zij 15 ä 16 jaar zijn. Gewoonlijk laat men enkele vlokjes haar staan: bij de jongens
een lok op het hoofd, bij de meisjes een lok op het voorhoofd, die later afgesneden wordt.
* * *
De besnijdenis, die bij alle volken van den Indischen Archipel plaats heeft, zoowel
bij knapen als bij meisjes, is van meer belang. De besnijdenis heeft in Indie reeds
bestaan voor de invoering van den Islam; Dr. Breitenstein deelde zijn ervaringmede,
zdoaot ddaet bzeijs nihjydgenieins isdcehre inblaentedeskcehnei sS ohldeaetfet.n bTliojckhb aawr osrydpt hizliije tiaslcsh ee zeine ktienn t’te gbeinjzhoonuddet,r
ohammedaansche instelling beschouwd en geldt zij voor den Moslem als een cere-
mome van opneming in het geloof. Zij wordt echter geenszins door de Moslemsche
wet verpachtend geacht, maar als verdienstelijk (sonnat) beschouwd. De besnijdenis
m den Archipel komt behalve bij de Mohammedaansche ook bij verschillende Hei-
ensche stammen voor. Zoo o. a. bij de Papoea’s op Nieuw-Guinea, nl. aan de
oostkust; op Ambon en de Oeleassers werd zij vroeger algemeen in practijk gebracht.
J| de Alloeren van Bosroe en in sommige gedeelten van West-Ceram wordt zij nog
i geoelend. In de residentie Timor komt de besnijdenis voor bij de Savoeneezen,
tvi h062611’ S°emba;n.eezen en Timoreezen; men vindt ze bij Heidensche stammen van
e pS’ °P Philippinen, bij de Tagalen, bij de Dajaks der zuid-ooster afdeeling
19“ep . en0, 1r ..’ J-a°aPr p^l*aaasts’ . °PO okM abdija gdaeszcea i plecOhpt igJhaevida ohnetebftr edeek t bheesnt ijndieent iasa ntu ossffcehremna lheent.
6 ljding her meisjes komt uitsluitend bij de Mohammedaansche volken van