consulaire vertegenwoordiging van beide mogendheden op de Samoa- en de Tonga-
eilanden wordt voorloopig opgeheven. Duitschland heeft verder hetzelfde recht als
de Engelsche onderdanen, om vrij en ongehinderd inlandsche werklieden aan te werven
in de geheele Engelsche Salomonsgroep, met inbegrip van Choiseul en Isabel. Het
nieuw gesloten verdrag bepaalt zieh echter niet alleen tot de Australische eilanden.
Tegelijk is tusschen beide mogendheden een overeenkomst aangegaan, waarbij de
zoogenaamde onzijdige zone in het binnenland van Duitsch Togo en de Engelsche
Goudkust-kolonie in dier voege verdeeld wordt, dat de grens tusschen het Duitsche
en Engelsche gebied door .de Daka-rivier tot aan haar snijpunt met den negenden
breedtegraad en van daar door een lijn, die nog door een gemengde commissie zal
vastgesteld worden, gevormd wordt. Daarbij wordt dit voorbehoud gemaakt, dat de
landen Mampusi en Gambaca aan Engeland, de landen Jendi en Tsjakosi aan Duitschland
komen. Eindelijk belooft Duitschland zijn exterritorialiteitsreehten in Zanzibar,
die krachtens het handelstractaat nog tot 1902 van kracht zouden wezen, prijs te
geven, met dien verstände echter, dat het daartoe eerst overgaat op het oogenblik,
dat ook de andere naties ten gunste van Engeland van hun exterritoriale rechten in
Zanzibar afstand doen. Tevens is tusschen Duitschland, Engeland en de Vereenigde
Staten een verdere overeenkomst getroffen, bepalende, dat de kwestie van de aan-
spraken op vergoeding voor alle schade, op Samoa geleden tijdens de laatste onlusten,
aan een onpartijdig scheidsgerecht zal worden onderworpen. Dit zal uitmaken, welke
aanspraken op schadevergoeding gerechtvaardigd zijn en door stellingen betaald moeten worden. wien de schadeloos-
F r a n k r ijk b e z it: Nieuw-Caledonie m e t de Loyalty-, Chesterfield- en Wallis-
eilanden; v e rd e r: d e Gezelschapseilanden, Marquesas-eilanden, Paumuto-eilanden,
Gambier-eilanden, d e Tubuai-eilanden e n h e t Clipperton-eiland e en g eb ie d v an 24,193 K.M3.
De V e r e e n ig d e S t a t en Va n N oord-A m e r ik a . bezitten Hawaii of de Sandwicheilanden
en hebben in 1898 in Azie de Philippijnen van Spanje verkregen.
S p a n je h e e ft v an zijn e en s a a n z ie n lijk k o lo n iaa l b e z it e n k e l d e Marianen e n Carolinen o v e rg eh o u d e n .
D e v o l k e n v a n h e t Me l a n e s is c h e o f P a po ea s c h e r a s .
Als tweede ras van de Maleisch-Polynesische volkengroep leerden wij het Melanesische
of Papoeasche kennen (zie pag. 4). Het Melanesische ras wordt gevonden op
Nieuw-Guinea, den Nieuw Britannia-Archipel, de Salomons-eilanden, de nieuwe Hebriden,
de Fidji-eilanden, Nieuw-Caledonie en eenige daartusschen gelegen groepen.
De naam Melanesie is aan de Papoeasche eilanden gegeven naar de donkerzwarte
huidkleur (Melanesie = eilanden der zwarten) der bewoners, die aldus „bewoners
der zwarte eilanden” heeten. De naam Papoea’s, welke aan deze bevolking gegeven
wordt, beteekent „kroesharig” en inderdaad is het sterk afgeplatte haar, dat weelderig
het hoofd overdekt, als ware het een kroeze raagbol, het meest karakteristieke ken-
merk der bevolking, die tot dit ras gerekend wordt. Ilet uiterlijk en de karakter-
trekken der Papoea’s hebben wij op pag. 4 reeds geschetst in vergelijking met de
Maleiers, zoodat wij daarop hier niet nader terugkomen. De verschiffen, die bij beide
rassen gevonden zijn, bewijzen voldoende, dat de afscheiding van de Melanesiers als
een afzonderlijke groep op goede gronden berust.
Verscheidene onderzoekers hebben zieh reeds beziggehouden met de vraag, of de
Papoea’s een product zijn van volkenvermenging? Dat de Papoea’s overeenkomst
hebben met de Negers van Afrika en de Negroide volken van Azie, en bovenal bij
de vrouwen moet die overeenkomst groot zijn, valt niet te ontkennen. Ook op de
Philippijnen vindt men bewoners, die aan de Papoea’s doen denken. Men moet zieh
de Papoea’s echter niet voorstellen als gevormd naar hetzelfde type. Geheei afgezien
van de jongere vermenging met vreemden aan de kusten vindt men ook in het
binnenland, waar die vermenging is buitengesloten, groote verschiffen van type in
hetzelfde dorp. Donker- en lichtgekleurden, sluik- en kroesharigen vindt men soms
naast elkander, een zeer merkwaardig verschijnsel.
Ook het aantal dialecten op Nieuw-Guinea is talrijk; bewoners op weinige kilometers
afstands van elkander kunnen dikwijls elkaar in ’t geheel niet verstaan. Toch zijn
al deze dialecten met het Maleisch of Polynesisch verwant, terwijl er ook onderling
verwantschap tusschen vele dialecten gevonden wordt en zij in elkander overgaan.
Al deze verschijnselen wijzen er op, dat de Papoea’s van Nieuw-Guinea niet
autochtthoon zijn op de plaats, waar zij thans gevonden worden.
Finsch en onderscheidene ethnographen nemen een emigratie uit, andere streken
aan. Niet onwaarschijnlijk is de veronderstelling, welke ook bevestigd wordt door
de uitkomsten van het taalkundig onderzoek van Prof. Kern, (zie pag. 3), dat de
Melanesiers uit Azié afkomstig zijn, waar nog enkele overblijfselen van een donker-
kleurig ras gevonden worden. (Zie deel I pag. 12 en 13, II pag. 252). De Melanesiers
zullen waarschijnlijk als de eerste bewoners op verschiffende eilanden van Indonesie
en Polynesié beschouwd moeten worden, die later door stammen van het intellectueel
ontegenzeggelijk höoger staande Maleische ras gevolgd zijn. Op enkele plaatsen zullen
de krachtiger Maleiers de Melanesiers overheerscht of verdrongen hebben, elders
hebben beiden zieh vermengd, terwijl nog weer op andere plaatsen Maleische neder-
zettingen binnen de Melanesische bewaard bleven. Van zulk een gemengd ras vindt
men sporen op de eilanden der Stille Zuidzee, zooals de onderzoekingen van Krause e.a.
hebben aangetoond, en in den Indischen Archipel vindt men een gekruist ras op de
Molukken, Oost- en Midden-Flores, Timor, Solor, Alor en Roti. Dr. Ten Kate heeft
op zijn laatste reis duidelijk Papoeaschen invloed op West-Timor en Flores en hier
en daar op Roti geconstateerd, terwijl volgens hem op Savoe daarvan slechts weinig
te bespeuren is. Wij wezen hierop reeds vroeger.
De hypothese van herhaalde verhuizingen van volksstammen van het westen naar
■ het oosten, die wij vroeger aannamen, is in overeenstemming met de ethnographische
verschijnselen op Nieuw-Guinea en mag daarom worden gesteld, al is zij niet
historisch als juist bewezen. Nieuw-Guinea werd in het noorden en zuiden door
de golven dier groote volksverhuizingen bereikt; de sporen van taal, zeden en
gewoonten der inboorlingen wijzen nog op die aanraking. Hierdoor is er nauwelijks
een tweede gebied der aardoppervlakte aan te wijzen, dat bij gelijke grootte een
even groote verscheidenheid vertoont, wat ethnographische voorwerpen, zeden en
gewVoerodneter ns cbheitjrnetf tN, iaelusw N-Gieuuiwne-aG ueeinne oa.vergangsgebied geweest te zijn, een brug tusschen
het westen en oosten. Door De Clercq en Schmeltz is aangetoond, dat de voorwerpen
uit het westen van Nieuw-Guinea dikwijls overeenkomsten vertoonen met die, welke
op de eilanden van den Maleischen Archipel en op de Carolinen worden aangetroffen,
terwijl die uit het oosten in vele gevallen verwant zijn aan de voorwerpen, bij de
inboorlingen der Melanesische eilanden in gebruik. Overeenkomsten met Nieuw-
Holland konden slechts weinige aangewezen worden, en waar dit het geval was,
kon als oorzaak beschouwd worden, dat een of ander voorwerp door de inboorlingen
der Torresstraat-eilanden van die van Nieuw-Holland was overgenomen. Van
invloed der Australiers op de Papoea’s kon geen sprake zijn, meenden genoemde
onWderijz ovekanergse.n aan met een algemeen overzicht van de Melanesiers te geven. De
huidkleur der Melanesiers kenmerkt zieh overal door den donkeren grondtoon, zonder
dat meestal het zwarte der Negers bereikt wordt. Het valt dan ook niet te ver-
wonderen, dat de reizigers hen met de Negers vergeleken en hen Negerachtige
volken noemden. Abel Tasman sprak dit reeds voor meer dan twee en een halve
eeuw uit, hoewel hij reeds opmerkte, dat de harén niet zoo wollig zijn als van de
Kaffers. De bewoners der Salomons-eilanden komen in kleur de Negers wel het
meest nabij. Door vermenging met andere elementen vindt men vele overgangen
tot lichter kleuren onder de Melanesiers. De schedelvorm is meestal dolichocephaal
op de westelijke Fidji-eilanden, op de Nieuwe Hebriden, Malicollo en Nieuw-Pommeren;
op Nieuw-Guinea zou hij brachycephaal zijn. Op de Fidji-eilanden moet het pro-
gnVatrhoiesgmeer smteerekn dueit kommenen .in het bundelvormig over het hoofd verdeelde haar een
verschil met de Afrikaansche Negers te zien. Het later onderzoek heeft echter
geleerd, dat ook bij de Melanesiers het haar vrij gelijkmatig over het hoofd verdeeld
is, . doch zieh eerst, als het langer wordt, bundelvormig vertoont. Het afzonderlijke