78 DE COMPAGNIE OP SUMATRA, BORNEO EN CELEBES.
op Sumatra bezocht. De eerste aanraking met de Atjehneezen was vriendschappelijk,
doch zij eindigde met een formeel gevecht en moord op de Nederlanders, een gevolg
van gevoed wantrouwen. De paleis-omwentelingen in Atjeh maakten ook later de
betrekking met dat rijk steeds onzeker en afwisselend. Zoo was het ook aan de
westkust van Sumatra. De strijd der verschillende belangen van Atjeh, Menangkabau,
Indrapoera en van de Engelsche en Nederlandsche Compagnieen, gepaard aan de
onbekwaamheid en hebzucht van sommigen onzer ambtenaren, deed een zoodanig
stelsel van verwarring ontstaan, dat er bijna geen jaar voorbij ging, waarin op
Sumatra’s westkust vrede en rust heerschten. Tegen het eind der 18« eeuw was de
macht der Nederlanders hier geweldig aan het tanen en nog voor den ondergang
der Compagnie waren haar bezittingen aan de weskust reeds in meesters overgegaan. handen van andere
Ook op de oostkust van Sumatra had de invloed der Compagnie weinig te beteekenen
eonp bPeapleamalbdaenng ,h aDajra monbdi eernn emSiiankg.en zieh hoofdzakelijk tot eenige handels-nederzettingen
Öp Borneo beperkte zieh het gezag der Compagnie tot slechts enkele punten
aan de westkust, en tot eene factorij te Banjermasin, die herhaalde malen werd
verlaten wegens den verraderlijken aard der bevolking, totdat in 1787 de onzen er
met meer klem optraden. De Compagnie verkreeg hier eerst vasten voet, toen haar
dmeanc hdta ga akno n hleetg gdena.len was, en zij er dus geen groote krachtsinspanning meer aan
Met Celebes werden eerst tegen het midden der 17« eeuw duurzame betrekkingen
aangeknoopt. Wel bezochten reeds in 1607 Nederlandsche vaartuigen Makassar, doch
eerst in 1636 werd er een vast verbond gesloten, waarbij groote handelsvoordeelen
aan de Compagnie werden toegestaan. Eerst in 1667 evenwel wist Speelman Makassar,
dat opgestaan was, ten onder te brengen, en den vorst tot onderteekening van een
vveanrd rhaaga r teb etbreewkkeignegne, n dmate tg.deditu rgeenddeee lhtee tv abne stCaealne bdese.r Compagnie de grondslag werd
Zie hier slechts enkele feiten uit de gesehiedenis der machtsuitbreiding van de
Compagnie. Op Java was haar macht het zekerst gevestigd, op de andere groote
eilanden bestünden onzekere toestanden. En die onzekerheid werd nog vermeerderd
in de jaren na den ondergang der Compagnie. Alleen op Java had een Daendels
veel verricht, doch overigens waren de bezittingen vervallen en verwaarloosd en
was het een toestand van verwarring, toen Nederland in 1816 de bezittingen terug
verkreeg. Een reeks van bloedige oorlogen was noodig, om het Nederlandsche gezag
in den Archipel te hersteilen en op goede grondslagen te vestigen.
vroIneg edre n1i9e«t egeeuhwen dise hgeret nNzeend.erlandsch gezag in Indie dan ook allengs uitgebreid tot
* sjc
De vestiging van het Nederlandsch gezag in Indie in deze eeuw berust op tractaten
met Inlandsche hoofden en op de tractaten met andere naburige koloniale mogend-
hkewdaemn.e nI, no ndzee eoeursdtee cpolnaactusr rwenats. het Engeland, waarmede wij voortdurend in aanraking
De Conventie van 13 Augustus 1814, met Engeland gesloten, regelde niet Nederland’s
rechten op de Indische bezittingen, want deze steunden op aloude en erkende
bezitsrechten. Die rechten had Nederland lang vöör' Engeland verkregen; zij waren
gegrond op de eerste ontdekking en inbezitneming, op de daarop volgende inbezit-
houding en op gesloten tractaten. De Indische bezittingen waren ons gedurende de
jaren 1795—1813 ontvallen, niet in den vorm van verovering, maar onder den titel
van vriendschap, bescherming en bewaring voor den Stadhouder, die in Engeland
een schuilplaats gevonden had. Niet onwaarschijnlijk was de politiek van Engeland
gegrond op de verwachting, dat de herstelling des Stadhouders nooit zou geschieden,
doch die geheime bedoeling mögen wij niet erkennen. Een logisch gevolg van die
opvatting was, dat Engeland na de herstelling der onafhankelijkheid de bezittingen
moest teruggeven. Dit geschiedde volgens de Conventie van Londen, 1814, welke
ook in den aanhef de redenen tot inbezitneming vermeldt. Met overhaasting kwam
dit tractaat tot stand, zeker omdat Engeland de door Britannie verwaarloosde
GRENSREGELING MET ENGELAND. TRACTATEN OMTRENT BORNEO. 79
koloniën liefst zoo spoedig mogelijk wilde overdragen, en daardoor bleven nog vele
terIrnit o1ri8a2le0 ewn efrldneann cioepenleie uvwra goenn doenrhoapngdeleolsint.g en met Engeland geopend en 17 M. aart
1827 kwam een nieuw tractaat met Engeland tot stand, waarbij de grens tusschen
Nederlandsche en Engelsche bezittingen in het westen werd vastgesteld. Hierbij
stond Nederland zijn rechten op het vasteland van Voor-Indie, op Malakka en
onderhoorigheden en op het eiland Singapoera af aan Engeland, terwijl Engeland
afstand deed van alle aanspraken op Sumatra, op de eilanden van den Riouw-Lmgga-
Archipel, ten zuiden van straat Singapoera en op Billiton. De straat van Malakka
zou voortaan de grens aanduiden, en wederkeerig verbonden de partijen zieh, geen
kaDntiot retrna cttea astt ihchadte nn oogf etreanc tvaotoernb etheo usdlu oitpeenn ogpe laetlekna nodmerisr egnet bAietdje.h op Noord-Sumatra.
Wel had Engeland afstand gedaan van zijn rechten op dit eiland, maar een bepahng
bond Nederland, ni. dat geen vijandelijke maatregelen omirent den Sultan van
Atjeh zouden genomen worden. De handhaving der onafhankelijkheid van het Kijk
van Atjeh was een hinderpaal voor Nederland om de veiligheid bij de noordkusten
van Sumatra te verzekeren en was oorzaak van vele kibbelarijen met Engeland.
Eerst in 1870 werden hierover opnieuw onderhandelingen geopend (die van 1842
waren afgesprongen), en deze leidden tot het tractaat van 1871, bekend onder den
naam „Sumatra-tractaat”. Hierbij werd het voorbehoud omtrent Atjeh opgeheven en
werd aan Nederland vrijheid gegeven, zijn gezag over geheel Sumatra uit te breiden,
een vrijheid, die den lateren oorlog tegen Atjeh deed geboren worden, geheel
Sumatra met omliggende eilanden behoort thans, zoover het niet onafhankelrjk is,
tot het grondgebied van Nederlandsch-Indië, en de Straat van Malakka en Singapoera
is als de noordwestelijke grens onzer koloniën bij tractaat vastgesteld.
sfc *
Verdér moeten wij de aandacht vestigen op de tractaten, omtrent Borneo gesloten.
Nederland bezat van Borneo in de eerste tijden, na 1814, de west-, zuid-, en een
groot deel der oostkust. Het noorden behoorde nog tot de onafhankelijke Sultanaten
van Broenei en Soeloe. Deze lagen dus buiten Nederlandsch-Indië en ieder had het
recBhitj, zdieeh hoinedre rthea nvdeestliignegne.n over het tractaat van 1824 werd over Borneo niet
gesproken, misschien, helaas 1 met voordacht niet van Nederlandsche zijde, om de
aandacht van Engeland niet op dit zelfstandige gebied te vestigen. Daardoor bleef de
verhouding tot die gedeelten onzeker. Toen er in 1838 binnenlandsche onlusten m het
zuiden van Broenei ontstonden, waarbij de hoofden de tusschenkomst van het
Nederlandsch bestuur te Batavia inriepen, en dit weigerde tusschen beiden te
komen, vond een ondernemend Engelschman, J. Brooke, gelegenheid, zieh aldaar te
vestigen en eerst als afhankelijk vasal van Broenei, later als onafkankelijk vorst
een zelfstandigen Staat op de grenzen van het Nederlandsch gebied te stichten.
Brooke bewerkte, dat Broenei in 1845 het kleine eilandje Laboean aan Engeland
afstond, wat bij tractaat bevestigd werd. De Berouwsche eilanden met Boelongan
werden kort daarop bij Nederland ingelijfd en Spanje wist in 1851 de formeele
erkDeen ntionegs tzainjnde rb lseoeufv eornegineivteeietr oavledru sS ooeplo eB otern evoe rtwoet rv1e8n7.7. In 1877 en 1878 wist de
Oostenrijksche Baron Overbeck van de Sultans van Broenei en Soeloe bij akten
van schenking een uitgebreid grondgebied op Noord-Borneo te verkrijgen. Dat
grondgebied werd het eigendom van de Britsche Noord-Borneo Compagnie, die m
18N82e deeernla nkdo npinroktleijskt eecrhdaer tehri e(rz itee gIe, np. agH. e1t 2a1n) twveorowrdie rwf.as, dat het hier een particulière
onderneming gold, geen publiek gezag. Doch wij merkten reeds vroeger op, dat
particulière ondernemingen veelal den weg bereidden tot het Britsche staatsgezag.
Zoo ook hier. In 1888 werden achtereenvolgens de gewesten der genoemde Compagnie,
Broenei en Serawak, als zoogenaamde protected independent states, onder Britsch
opDpearagre zSapga ngjees teblidj .tractaat van 1885 afstand gedaan had van alle aanspraken op het
vasteland van Borneo en de onderhoorigheden op drie mijlen afstand van de kust,