100 TALEN OP. JAVA. SOENDANEESCHE TAAL.
ontwikkeling heeft ondergaan. In de residentie Bantam wordt een dialect gesproken,
dat als een mengsel van Soendaneesch en Javaansch schijnt te moeten worden
beschouwd. In Batavia en zijn Ommelanden spreekt men het Bataviaasch-Maleisch.
Eerst op de hoogte van Tjibinong, ten noorden van Buitenzorg,' begint het zuiver
Soendaneesch zieh te doen hooren. Längs de noordelijke kuststreek van West-Java
heeft de omgang met Javanen en andere volken de taal zoodanig verbasterd, dat een
dialect is ontstaan, uit een mengsel van verschillende talen dier volken gevormd.
Zoo gaat. ook naar de oostelijke grens van West-Java de taal Javaansch over. geleidelijk in het
Men moet als de eigenlijke gewesten, waar de Soendaneesche taal gesproken
wordt, beschouwen de Preanger, de zuidelijke helft der afdeeling Buitenzorg en de
zuidelijke helft van Krawang. De strook längs de zuidkust moet buitengesloten
worden; de taal, die daar, alsmede die in "Bantam, längs de noordkust en in het
voeorshteoluijdki ndge etol t vhaent CSoheenridbaonne egsecshp. roken wordt, is nog niet voldoende bekend in haar
Al is het Soendaneesch zuiverder van treemde invloeden gebleven dan het
Javaansch, zoodat het misschien het meest met de oorspronkelijke taal op Java
overeenkomt, toch heeft het ook vreemde elementen in zieh opgenomen. Behalve
Hindusche, Javaansche en Maleische elementen, vindt men in het hedendaagsch
Soendaneesch enkele Portugeesche, Engelsche en Hollandsche woorden, en de Islam
verrijkte die taal met vele woorden, op den godsdienst betrekking hebbend. Zelfs de
goeps-c hernev eonn.derschriften der brieven, worden geheel of ten deele in het Javaansch
Een eigenaardig verschil in de ontwikkeling der talen vindt men tusschen het
Soendaneesch en het Javaansch. Terwijl- bij het laatste een verschil tusschen de taal
van den adel en van den niet-adel, van aanzienlijken en geringen bestaat, of van
beleefde en niet beleefde taal (Kromo en Ngoko), vindt men in het Soendaneesch
dat verschil veel geringer, en kan men bij de Soendaneezen niet spreken van een
hooge en een läge taal, maar slechts van hooge en läge woorden. Men bepaalt er
zieh toe, het verschil in stand alleen in zekere woorden en uitdrukkingen te doen
uitkomen, en onderscheidt in het Soendaneesch 1° platte woorden, die gebezigd
worden, als men verachtelijk van iemand of iets spreekt; 2° gewone woorden,-die
gebezigd worden, als er geen verschil in rang en stand behoeft te worden aangetoond;
3° zoogenaamde sedeng of middelmatige woorden, die men van zichzelf of van een
ander persoon of zaak bezigt, sprekende tegen een meerdere; 4° hooge of beleefde
woorden, voor wat den meerdere in rang en stand betreft, en eindelijk 5° zeer
beleefde woorden, als men zijn meerdere op bijzondere wijze eerbied betoonen wil.
Hierdoor wordt het juist schrijven en spreken der Soendaneesche taal voor een
vreemdeling uiterst moeielijk of haast onmogelijk, vooral daar het gebruik der
wwioj orddiet no nintl edeen eonn, deenr scdhiee idheienreo vgeerd ekealnte no odredse ellaennd.s verschilt, zegt Ooolsma, aan wien
De Soendaneesche taal is zeer rijk aan woorden. Dit is vooral hiervan een gevolg,
dat de Soendaneezen geen levendig besef hebben, om algemeene begrippen te
vormen, maar eilte wijziging van een zaak door een eigen, nieuw. woord aanduiden.
Men heeft bijv. geen algemeen woord voor dragen, maar duidt elke bijzondere wijze
van dragen door een nieuw woord aan, en verkrijgt dan een twintigtal woorden,
maar men zit nog verlegen als men het algemeene begrip wil uitdrukken.
De Soendaneezen hebben hun alphabet, bestaande uit 18 medeklinkers en 7 klinkers,
met eenige wijziging overgenomen van de Javanen. Met het alphabet nam men ook
het schrift over, door de Javanen eerst ontleend aan het Sanskriet. Na de invoering
van den Islam geraakte. men door den Koran tevens bekend met het Arabische
schrift en is men zieh naar het voorbeeld der Maleiers daarvan mede gaan bedienen.
De Maleiers hadden dit reeds gewijzigd en de Soendaneezen brachten er nog kleine
w\jzigingen in aan. Zoo bedienen zieh de Soendaneezen van tweeerlei schrift, het
Javaansche en het Arabisch-Maleische, en kiezen zij voor gebruik dat, waarin men
dAer abgirsocohtes tele ttvearasr.digheid heeft. De meeste schrijvers geven de voorkeur aan de
De litteratuur der Soendaneezen is van weinig beteekenis; het volk Schijnt vanouds
JAVAANSCHE TAAL. HOOGE EN LAGE TAAL. 101
geen mannen gehad te hebben, die behoefte gevoelden, hun gedachten mede te deelen.
De tegenwoordige litteratuur is zeer jong, zij dagteekent na het midden dezer eeuw.
Zij bestaat grootendeels uit vertalingen uit het Maleisch, Javaansch en Arabisch.
Vele geschriften zijn uittreksels. Evenals de Javanen, en in navolging van hen, zijn
de Soendaneezen liefhebbers van de tembang, . de Indische dichtmaat. Hieronder
verstaat men een geschrift in dichtmaat, zoo opgesteld, dat het niet dient om gelezen,
maar om gezongen te worden. De samenstelling van de tembang is zoodanig, dat
ieder Inlander, die eenige vaardigheid heeft in het geregeld neerschrijven van zijn
gedachten, een tembang kan neerschrijven, als hij geduld daarvoor bezit.
* * *
De Javaansche taal is het meest ontwikkeld van de Maleische talen. Het Javaansch
is echter vermengd met vele vreemde elementen, zooals wij reeds opmerkten. Aan
de Hindu’s is het letterschrift ontleend en ook de eerste litteratuur; van de Hindu’s
zijn een groot aantal Sanskriet-woorden in de taal afkomstig. Door de invoering
van den Islam werden veel Arabische woorden in de taal gebruikt, doch meestal
slechts die, welke op den godsdienst betrekking hebben. Op de eigenlijke Javaansche
taal heeft het Arabisch weinig invloed gehad, hoewel de Arabieren sedert de
vijftiende eeuw grooten invloed op het leven der Javanen hebben uitgeoefend.
Eigenaardig in het Javaansch is het, dat de taal zieh geheel wijzigt naar den
verschillenden stand van spreker en aangesprokene, waarop wij reeds met een enkel
woord wezen op pag. 100. Daardoor onderscheidt men in het Javaansch het Ngoko
(overeenkomend met het Fransch „tutoyer” ; het is afgeleid van kowe = gij of jij),
d. i. de taal der inboorlingen, waar geen plichtplegingen bij te pas komen, en
waarvan de meerderen in rang zieh ten opzichte der minderen bedienen, en het
Kromo (= beleefdheid) de beleefde taal, die door den mindere tegen den meerdere
gesproken wordt, en ook door aanzienlijken van gelijken rang en jaren onderling.
Naast deze beide talen bestaat nog het Madyo, d.i. de middentaal, de taal, die het
midden houdt tusschen het: platte Ngoko en het uiterst beleefde Kromo; de taal,
die gesproken wordt tusschen personen van gelijken rang uit den fatsoenlijken stand,
doch ook tegenover hen, die meer eerbied verdienen. Het is een taalsoort met eenige
eigen vormen, doch anders meest door elkander gebruikt Ngoko en Kromo. V erd er
het Boso Kraton of Kadaton, d. i. de hoftaal, welke in tegenwoordigheid van den
vorst en tot den vorst gebruikt wordt; deze taal bepaalt zieh voornamelijk tot de
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden en eenige andere woorden, die alleen
aan het hof gebezigd worden; overigens bedient men zieh van het Kromo. Het
Ngoko andap of Laag Ngoko drukt een minachting uit, van personen gesproken,
zooHaelst wNigj okzoeg geenn Kkreormelo ozfi jwn, ijnf avaor orre emdas nb leijnk tv, rdoeu wh.oofdvormen dier talen. Het Ngoko
is van deze beide het oudst en oorspronkelijkst op Java; het Kromo, zoo nam men
tot voor kort algemeen aan, zou zieh hoofdzakelijk onder den invloed der Hindus
ontwikkeld hebben, vooral door de slaafsche onderworpenheid des volks. De Javaan
gebruikte toch tegenpver zijn meerderen, aanvankelijk de Hindu’s, veel woorden uit
het Sanskriet, dat zij spraken, en het Kromo, dat aldus zou ontstaan zijn, moest
hierdoor rijk aan Sanskrietsche woorden worden. De Hindu daarentegen moest zieh in
den beginne wel in de volkstaal tot het volk wenden, om te worden verstaan.
Prof. Kern heeft evenwel aangetoond, dat die hooge en läge taal geenszins een
gevolg behoeft te zijn van de Hindu’s, maar dat ook bij andere Polynesische talen,
die'geheel buiten den invloed der Hindu’s zijn gebleven, een dergelijke hooge en
läge taal kan worden opgemerkt. Wij kunnen hieraan toevoegen, dat dit ook het
gevWala nisn eienr ownsi j eiognesn vbaijd eorlnazned .omzwervingen door Nederland dikwijls tot de boeren
of werklieden wendden om inlichtingen over het een of ander te verkrijgen, was
het tien tegen een, dat deze pogingen deden om hun Nederlandsch, dat zij op
school geleerd hadden, tegenover ons te1 gebruiken, terwijl wij zelf, om meer ver-
trouwelijkheid uit te lokken, ons zooveel mogelijk van het dialect bedienden, dat
zij Gsephreaekle n.in overeenstemming is dit met hetgeen Prof Kern beweert, dat het
ATJSTSALIE. "