men hen ziet; de mode heeft onder de bewoners van Australie een even groote
heerschappij en is daar even grillig als bij ons. Somwijlen krullen zij het haar in een
aantal lange en dünne lokken; heeft hij hiervoor geen haar genoeg van zichzelf, dan
maakt hij eenvoudig een pruik, om aan dit gehrek tegemoet te komen. Nu en dan
ontmoet men een hoofd, dat op een dwarse strook na geheel kaal is geschoren;
somtijds ook wrijven de inboorlingen hun haar in met een mengsel van roode oker
en schildpadvet, totdat het er geheel van verzadigd is, waarna zij het tot kleine
koorden vlechten.
De mannen dragen in dit gedeelte van Australie volstrekt geen kleederen en de
vrouwen zijn op dit punt dikwijls even onverschillig. Te kaap York dragen zij echter
meestal iets, dat de plaats van een rok moet vervangen, namelijk een bundel lang
gras of gesponnen pandanus-bladeren, die voor aan den gordel hevestigd wordt. Bij
feestelijke gelegenheden, en voora! bij hun dansen, dragen zij hierover een tweeden
rok, die meestal van de een of andere soort van bladeren wordt. vervaardigd; de
boveneinden van deze worden als gordel ineengevlochten. De grondstof, waarvan zij
gemaakt worden, zijn gewoonlijk pandanus-hladeren, maar wat deze stof ook zijn
möge, de algemeene vorm is hij alle stammen
van Torres-straat dezelfde. Van deze
nuttige bladeren de ruwe zeilen vmoaokr enh udne kvarnoouw’s;e n doeozke
doen dan dubbelen dienst: als zeilen en
als dekens, om bij nat weder onder te
slapen.
De vrouwen hebben een zonderiinge
wijze, om een hunner sieraden te dragen.
Het is een zeer lange gordel, bestaande
uit ineengevlochten strengen van plant-
aardige vezelen; zij doen hem zoo om,
dat hij op de borst een kruis vormt, gelijk
ddee r nSuo ldaaftgeens.c hHaifjt ew goerldctr usitsetev igd raaaanggbeahnadaeldn
en dient wellicht, om eenigszins den boe-
zem te steunen.
De kleeding schijnt nooit te worden
gedragen, om eenig lichaamsdeel te bedek-
ken, maar'älleen als bescherming tegen
het weder of als sieraad, zeiden wij. Als
er kleederen worden gedragen, zijn deze,
op een paar uitzonderingen na, zeer licht.
Deze uitzonderingen zijn de mantels van
bont, waarin de vrouwen zieh somtijds
MAN VAN DE TOBKES-8THAAT.
kleeden, en een merkwaardig kleedingstuk, hetwelk wij aanstonds zullen beschrijven.
De bonten mantels worden bijna altijd vervaardigd van de huid van opossums;
daar het dier klein is, moeten ei- voor een enkelen mantel een aantal worden aan-
eengenaaid. De wijze, waarop dit geschiedt, is volkomen dezelfde als bij de Kaffers;
de huiden worden gesneden op de behoorlijke grootte, naast elkander gelegd en zorg-
vuldig aaneengenaaid met draden, die van de pezen uit kangoeroe-staarten worden
vervaardigd; dikwijls maakt men ze ook van de staarten van dezelfde dieren, welker
huiden men gebruikt.
Somtijds. wordt een stuk huid van een kangoeroe tot hetzelfde doel gebezigd; in
geen geval echter doet het dienst als kleedingstuk in de beteekenis, die wij aan dit
woord hechten. De mantel is, in evenredigheid van de grootte der vrouw, zeer klein;
hij wordt eenvoudig over de schouders en den rüg gehangen en met een paar riemen
over de borst vastgemaakt; het geheele voorste gedeelte van het lichaam blijft on-
bedekt. Indien het kleedingstuk in kwestie bestaat uit de huid van een kangoeroe,
wordt het over een der schouders geslagen en laat men het hangen, zooals hetvalt;
het eenige doel schijnt te zijn, er het grootste gedeelte van den rüg en een schouder
mede te bedekken.
Nu en dan draagt ook een man een mantel van bont; het schijnt hem echter
volkomen onverschillig te zijn, hoe deze om zijn lichaam hangt. Nu eens slaat hij
hem om de schouders en dan weder laat hij hem zakken tot zijn lendenen en wikkelt
er zieh zòo in; somtijds houdt hij, vooral onder het loopen, de twee punten met de
linkerhand voor zijn borst bijeen, terwijl hij in de rechteir zijn bundel wapenen
draAanggt.as vermeldt een bijzonder volmaakt kleedingstuk, dat onder de Australiers in
gebruik is — het eenige, dat werkelijk dien naam verdient. Het is een groote mantel,
vervaardigd van zeegras, een
plant, die hierom merkwaardig
is, omdat zij de eenige inderdaad
bloeiende plant is, die in de zee
groeit. Zij heeft zeer lange, op
gras gelijkende. bladeren; zij
wordt aangetroffen in groote,
uitgebreide beddingen, die er
in de zee uitzien als welige
grasvelden.
Van dit lange gras maakt de
Australier somtijds een langen
mantel, die het geheele lichaam
bedekt. Men doet dit door de
vezelen naast elkander te leggen
en op geregelde afstanden vast
te binden, op dezelfde wijze als
de bekende Nieuw-Zeelandsche
vmaaanrdteilg dv awno rddet . PDhaoarrm dieu min bvoeorr
ling niet gaarne meer moeite
doet dan noodig is, bindt hij
slechts zooveel aaneen, als hij
behoeft, o.m zijn lichaam tot de
knieen te bedekken; de losse
einden van het gras laat hij als
een lange franje rondom den
mantel naar beneden hangen,
hetgeen werkelijk een bevallig
effekt maakt.
Op nevenstaande afbeelding
ziet men een dezer zonderiinge
mantels, geschetst, toen de eige-
naar hem aan had. Daar er aan
zulk een mantel nogal veel werk
is en de Australische inboorling
allen arbeid haat, ziet men er
slechts zeer weinige. De inboof-
ling kan er inderdaad slechts
door langdurig ongunstig weder m a n t e l v a n z e e g b a s . toe gebracht worden, om een
kleedingstuk te vervaardigen, ,
waarvan hij slechts een betrekkelijk körten tijd gebruik kan maken en hetwelk vrij
lästig is, om mede te dragen, als hij er geen behoefte aan heeft.
De wapens zijn in geheel Australie ongeveer dezelfde. Zij bestaan uit speer,,-Schild
boemerang, bijlen en houten knodsen. De stammen op het schiereiland Kaap-York
en misschien ook eenige andere stammen in het noorden moeten bogen en pijlen
gebruiken; zeker is het, dat de bewoners der Prins van Wales-eilanden met pijlen