gesteld. In de laatste jaren is echter het getal hulppredikers (26) en Inlandsche
leeraars (101) ten behoeve der Inlandsche Christengemeenten sterk uitgebreid.
De erkenning der Katholieke kerk in Nederlandsch-Indie en de stichting der
eerste Katholieke kerk te Batavia dagteekent van 1808. Aanvankelijk stond de
Katholieke kerk in dezelfde ondergeschikte verhouding tot den Staat als de Hervormde
kerk, doch na veel strijd werd in 1847 een concordaat met den Paus gesloten, dat
den grondslag vormde van de zelfstandigheid der Katholieke kerk in Indie, die,
geheel in tegenstelling met de Protestantsche, bijna onafhankelijk Staatsgezag. is van het
De geestelijken bij het Roomsch-Katholiek kerkgenootschap worden niet benoemd
door den Koning, maar door den Heiligen Stoel, onder erkenning 'door of namens
den Koning. De aanwijzing hunner standplaatsen en de inwendige regeling der
kerkelijke aangelegenheden is overgelaten aan het Hoofd der Roomsch-Katholieke
kpeasrkto oirn teI nBdaieta, vidai ef ugnegweoerotn. lijk Bisschop „in partihus infidelium” is en tevens als
Op Java bestaat een genootschap, de „Armenische Gemeente”, welke zieh ten doel
stelt de beoefening van den Christelijken godsdienst, volgens de voorschriften der
Armenische kerk. (Zie deel II, pag. 119).
gemDee enIster aevleireeteenni gzdi jne n ihne bNbeend eroloakn dgsecehn- Inledeirea arnse.rgens tot een kerkgenootschap of
De staatsbemoeiing met den Mohammedaanschen en Heidenschen godsdienst van
Inlanders en vreemde Oosterlingen behoort tot de uitzonderingen; het noodige töe-
zicht daarop is Overgelaten aan de eigen hoofden. Toeh zijn eenige bepalingen hierop
vastgesteld. In elk gewest wordt een der aanwezige priesters door den Gouverneur-
Generaal tot hoofdpanghoeloe benoemd en met het toezicht over de overigen belast;
in elk regentschap een regentschaps-panghoeloe door den resident. Als adviseurs bij
de rechtspraak over Inlanders moeten zij als bezoldigde ambtenaren worden beschouwd;
hun is een bepaald gevolg en pajoeng als onderscheidingsteeken toegekend. Op
sommige gewestelijke hoofdplaatsen vindt men bovendien een bezoldigden adjunct-
hoofdpanghoeloe. H et is de wensch der regeering, om deze ambtenaren meer en
meer te . vereenzelvigen met de panghoeloe mesigit, thans door de regenten benoemd
en niet van staatswege bezoldigd.
gemWeaetn tdeen , laogmer eh ugne eesitgeelinjk hdeeisda -gbeeetrsetfefl,i jkheann dthea abfetn odeem reeng.eering slechts het recht der
Op Java is het toezicht over de priesters opgedragen aan de regenten, die dit als
een hunner gewichtigste plichten moeten besehoüwen; zij moeten vooral toezien, dat
ndiaeamroapn dg eeznie hr ecehetn hgeeefets.telijken titel aanmatigt, vooral niet dien van hadji, als hij
Het toezicht op de bedevaartgangers naar Mekka behoort mede tot het regeerings-
toezicht op den godsdienst; wij zagen reeds vroeger, van welke beteekenis dat is.
I I. D e zo rg d e r R e g e e r in g voor h e t O n d e r w ijs d e r I n l a n d e r s .
Het onderwijs van de Europeanen in Nederlandsch-Indie hebben wij hier niet te
bespreken. Wij moeten echter nog kortelijk nagaan, wat het Gouvernement verricht
voor de geestelijke ontwikkeling der Inlanders.
Het is een moeielijke taak, om voor een bevolking als in den Archipel het onderwijs
zoodanig te organiseeren, dat het vruchten draagt, en, al heeft men een organisatie
op het papier gereed, die uit te voeren. De groote moeielijkheid bestond in de eerste
plaats in het gemis van geschikte onderwijzers. Daarenboven zijn de behoeften van
de bevolking geheel andere dan in de Europeesche maatschappij, zoodat een organisatie
van het onderwijs, volgens model van het moederland, wel schipbreuk moest lijden.
Bittere teleurstellingen op dit gebied moest de regeering wel ondervinden. Waar
de eischen te hoog gesteld werden, waren de vruchten des te geringer.
In den laatsten tijd heeft men zieh bij de invoering van het onderwijs voor de
Inlanders op een bescheidener standpunt gesteld. De Inlandsche scholen worden
voortaan verdeeld in twee soorten: a die der eerste klasse voor de zonen van
Inlandsche hoofden en aanzienlijken, en b die der tweede klasse voor de Inlandsche
bevolking in het algemeen. De eerste worden bij voorkeur op de hoofdplaatsen van
gewesten, afdeelingen en onderafdeelingen opgericht, doch in den regel voor niet
minder dan 30 leerlingen; de laatste worden, naar gelang de behoeften zijn, ook op
andere plaatsen opgericht, doch voor niet minder dan 25 leerlingen.
Het onderwijs is hoogst eenvondig en bepaalt zieh grootendeels tot het lezen en
schrijven van de volkstaal of van het Maleisch en de vier hoofdregels van het rekenen.
Op de scholen der eerste klasse wordt naast de volkstaal ook het Maleisch onder-
wezen, en tevens de beginselen der geschiedenis en aardrijkskunde, natuurkennis en
landmeten, benevens handteekenen. Het onderwijs wordt gegeven in de volkstaal, of,
waar deze onbruikbaar is, in het Maleisch. Godsdienstonderwijs is op de openbare
scholen verboden, doch ten behoeve daarvan kunnen lokalen beschikbaar worden
gesteld. De Directeur van het onderwijs stelt de leerplannen vast en verstrekt uit-
sluitend de schoolboeken uit het in 1878 opgericht dépôt van boeken en leermiddelen
voHore tI nloannddesrewhi jos nwdeorrwditj sg. egeven door Inlandsche onderw■ ij}zers. Tot onderwijzers zijn
zij benoembaar, die een voldoend eindexamen hebben afgelegd aan een kweekschool
voor Inlandsche onderwijzers; alleen dezen kunnen aan het hoofd eener school eerste
klasse geplaatst worden. Verder zijn
zij benoembaar, die voldoend examen
hebben afgelegd voor den inspecteur
met de plaatselijke commissie. Er
zijn onderscheidene kweekscholen voor
Inlandsche onderwijzers opgericht.
Naast de kweekscholen zijn te
Bandoeng, Magelang en Tondano ook
scholen opgericht voor zonen van
aanzienlijke Inlanders, voornamelijk
bestemd ter opleiding van toekom-
stige ambtenaren. Het onderwijs
wordt hoofdzakelijk gegeven door
Europeesche, in de talen ook door
Inlandsche onderwijzers. De kwee-
kelingen dezer scholen worden voornamelijk
in Staatsdienst geplaatst.
III. Zorg va n h e t G o u v e r n em e n t
VOOR DE GEZONDHEID.
linBg ehisa lvdee doep egnebeasrtee ligjkeez oonndthweiidk keeen
onderwerp van zorg in den modernen Staat.
Onder de Compagnie werd dit voor Indie geheel Vergeten, en eerst in deze eeuw werd
hniieeruvwoeo r veinro rIdnedniein gz odrga agrveodorarg ienng.e vIone r1d8,8 w2 ewlkeer dz oboiwj ekl ohloent iagleen eoersdkounnndaingt iset aeaetsnt ogeezhieehetl
als de voorwaarden van bevoegdheid tot uitoefening der geneeskunde regelt.
Bevoegdheid tot de uitoefening der genees-, tandheel- en verloskunde en de
artsenijbereidkunst bezitten in het algemeen allen, die daartoe in Nederland bevoegdheid
verwierven. Bij de regeling der geneeskunde onder de Europeanen willen wij
nieVt osotri lsdtaea nt.alrijke Inlandsche bevolking is nog niet veel gedaan tot het verkrijgen
vanD eg ogeednee egseknuenedske unbdiji gedne. Inlanders wordt voornamelijk uitgeoefend door personen,
die de Inlandsche geneeskunde uitoefenen op Java, gewoonlijk doekoen genoemd, en
hen, die een opleiding tot geneeskundige in Europeeschen zin hebben gehad en, als
zij de noodige examens hebben afgelegd, den naam dokter djawa verkrijgen.
De doekoens zijn op Java meestal vrouwen, in enkele gevallen treden mannen
als zoodanig op. Zij doen dienst bij bevallingen, maar ook bij gewone ziekten wordt
hun hulp ingeroepen; bovenal berust hun invloed op de bijgeloovige voorstellingen
der Javanen; door krachtige tooverspreuken weten zij dikwijls effect te bewerken.