DANSEN. VEKMAKEN.
De inboorlingen hebben de zonderlinge
gewoonte, om kleine en op het uitvoerigst
versierde gebouwen op te richten ter eere
der kinderen van groote opperhoofden.
Deze gebouwen beschouwt men als een
erkenning hunner wettigheid; maakte men
ze niet, dan zouden de ouders zieh belee-
digd gevoelen. Zij worden 'als tabu be-
schouwd; nadat zij gemaakt zijn, worden
zij niet meer hersteld,vervallen. maar laat men ze
In elk dorp is een soort van amphitheater,
waarop het dansen en dergelijke
vermakelijkheden plaats vinden. Tot dit
doel kiezen de inboorlingen een beschütte
en vlakke plaats, aan alle zijden door boven
elkander geplaatste banken omgeven. Het
midden van het amphitheater is zorgvuldig
gelijk gemaakt en met matten bedekt; de
sbcahnokuewn erdsi.enen als zitplaatsen voor de toe-
legAt lsm eern eennie duawnes mmoaettt ewno redne nb urietnggevt omeredn,
een groote hoeveelheid voedsel in gereed-
heid. De toeschouwers nemen voedsel mede
en blijven het grootste gedeelte van den
dag op de banken zitten. De dansen zijn
niet zeer bevallig en bestaan voornamelijk
in springen, zonder zieh van de plaats te
bewegen. De dansers dragen verschillende
sieraden, waaryan de voornaamste bestaan
in vingerringen, vervaardigd van gevloch-
ten vezelen en versierd met lange staart-
vederen van „phaetons”. Als vrouwen dansen,
mögen zij geen kleeding hoegenaamd
dragen, eTT dit wel om een zonderlinge
reden. Er dansen er geen dan zij, wier
eehtgenoöten en broeders in den oorlog
gedood of gevangen genomen zijn; nu wordt
de afwezigheid van kleederen beschouwd
als een teeken van droefheid van hun zijde
en van wraak van den kant der toeschouwers.
Er zijn nog verscheidend andere vermakelijkheden,
die in dit amphitheater of
„pahooa”, zooals het genoemd wordt, plaats
vinden; de voornaamste zijn wedloopen op
stelten. De inboorlingen zijn uitstekende
steltloopers en maken kunsten, die een
acrobaat van professie in wanhoop zouden
brengen. Een spei,, waarin zij het grootste
behagen vinden, is een wedloop op stelten,
waarbij elk niet alleen poogt, zijn tegen-
partij voorbij te loopen, maar hem in zijn
loop tracht tegen te houden en omver te
werpen. Zij zijn in dit tijdverdrijf zoo
ervaren, dat zij met de grootste gemak-
kelijkheid en zekerheid over de ruwe stee-
nen van het amphitheater loopen.
KANO’S. VISSCHEN.
De kano’s der eilanders zijn voorzien van loefbalken, naar de gewoonte, die m
geheel Polynésie gevolgd wordt; het zijn goed gehouwde en snel zellende vaartuigen.
Zii hebben, befealve den loefbalk, een klein plat boven den achtersteven, waarop de
stuurman Staat, als de kano onder zeil is. De boeg steekt ver omhoog, waarschijnlijk
om de roeiers te verdedigen, als men tegen een vijand optrekt. De wijze, waarop
de loefbalk bevestigd is en het zeil wordt geheschen, kan men zien op onderstaande
afbZeiei ldziinjng ,e rdviae revnis sveihsescnhdeer si,n bzoooowrlienl gmene tv onoertstetenl t.als met hjnen. Er zijn verschihende
manieren, waarop zij die gebruiken. Als zij visschen met de lijn, slaan zij somtijds
een lokaas aan den haak, werpen de lijn overboord en hengelen op de in Europa
gebruikelijke wijze. Visschen zij echter naar de „albacore”, dan volgen zij een
geheel andere manier; zij heeft eenige gelijkenis met het visschen met vliegen, behalve
daEt ehne t zleoekra avse rgneuefnti gien sneakbt,o omtsaianrg eveann veiescnh vmlieogeetn dveono rsvtieslclehn .maken zij door aan een
stuk eener parelmoer-schelp den vorm van een visch te geven en er, om devleugel-
VISSCHENDE INBOOBLINGEN.
vinnen voor te stellen, aan beide zijden eenbundel varkensborstels aan te bevestigen;
een derde bundel, aan het achtereinde vastgemaakt, stelt den staart voor. Deze visch
is gewapend met een haak en gebonden aan het einde eener lijn, welker andere emde
vastzit aan een langen bamboe, die aan den boeg van het vaartuig bevestigd is. H
zeil wordt geheschen en de nagemaakte visch springt, terwijl het vaartuig m volle
vaart over het water glijdt, door de lucht op een wijze, die verwonderlijk op de
bewegingen van den levenden visch gelijkt. De „albacore houdt het lohaas natuur ij v. voor een echten visch, springt er naar en wordt gevangen, voordat hij den tijd heeft
gehHaedt, voimss chheetn bmederto ng ettete no ntgdeeskckheiend. t op verschillende man.i eren; de zond, erlingste .
echter die, waarbij de visscher zijn arbeid onder water verricht Hij neemt een
schepnet mede en een stok ter lengte van een halven meter. Met dezen drnkt hij
tusschen het koraal; met de eene hand houdt hij het net over de holten en spleten,
terwijl hij met de andere de visschen uit hun schuilplaatsen in het net jaagt. -