94 JAVANEN. GELAAT. KARAKTER.
van dünne, gebogen wenkbrauwen en fijne oogharen, terwijl meer diep liggen. de ooghoeken min of
De neus is bij den Javaan middelmatig, en recht, soms zelfs gebogen als een
haviksneus, doch de worteI is min of meer ingedeukt, terwijl de neusgaten vrij wijd
zijn en de punt is afgerond. De vrij groote mond is meestal welgevormd, met
middelmatig dikke, maar welbesneden lippen, doch wordt ontsierd door het sirih
fkaanudweenn zewna rdt ooter mdea kgeenw. oonte om de min of meer schuin staande en vooruitstekende
De vorm van het gelaat is ovaal, eindigend in een ronde kin, maar ter hoogte van
de min of meer uitstekende wangbeenderen vrij breed in vergelijking met de lengte.
De ooren zijn middelmatig groot, doch bij de vrouwen niet zelden door het dragen
der oorknoppen misvormd, doordat de oorlellen uitgerekt en de gaten daarin verwijd
worden. De gelaatstrekken van den
Javaan zijn geenszins wezenloos of onbe-
duidend, maar drukken eenig karakter
uit. Bij de mannen treft men zelden aan
een welgevormden baard of knevel; wel
stellen zij daarop prijs, maar zij hebben
in ’t algemeen weinig hären op het
lichaam. De hals is goed geevenredigd
maar niet gevuld; een zwanenhals wordt
bij de vrouwen voor schoon gehouden.
De nagels der vingers worden goed
onderhouden en zijn smal, maar lang;
vveelrev env rodue wneang elusi tr odoedn. gegoeden stand
In zijn spreken, doen en laten stelt
men er prijs op, dat de Javaansche man
ekeanlm ttoeo; nbeeeenld zies nuvwana chbteigza, dibgedwheeigde liejkn
gestel wordt niet aangenaam gevonden.
Het karakter van den Javaan is over
’t geheel niet beter of slechter dan dat
van ieder ander mensch, die behept is
met goede en siechte eigenschappen en
onderhevig is aan allerlei invloeden.
Bovenal wordt het beheerscht door den
godsdienst, dien hij belijdt, en de opvoe-
ding, die bij in zijn jeugd genoten heeft,
terwijl natuurlijk ook de omgeving
daarop invloed uitoefent.
De leer van Mohammed, welke hij
belijdt, werkt over ’t geheel doodend op
ja v a a n s o h v e o o w e n t y p e . elken kunstzin en vooruitgang, en heeft
de verdere ontwikkeling der Javanen
punt doen blijven. Hun zedeleer komt veel otevgeerenegne hmouedt edne eAn rahbeins cohpe eoepnv laatatgin sgt avnadn-
het goede en kwade: hun hoogste ideaal is de gelukzaligheid, welke hun in Mohammeds
paradijs zal ten deel vallen. Om dit geluk deelachtig te worden, volgen zij de
rveoeodrss,c hdriief tekne nnviasn isd enni etK zoerearn , grzooootv.er zij die kennen, trouw op, doch wij zeiden het
De verhalen der oude gesehiedenis van het roemruchtig en groot verleden, de
legenden en heldensagen, hoort de Javaan gäavpe. Die verhalen sporen den van
nature reeds poetisch gestemden Javaan aan, om de verheven voorbeelden uit dat
verleden na te volgen, en hebben als zoodanig niet zelden invloed op zijn karakter.
Over ’t geheel is de Javaan eer zachtmoedig en volgzaam dan brutaal en aanmati-
gend, maar daarbij ook zwak en bijgeloovig van karakter, zoodat hij gemakkelijk
tot allerlei slechts en ongerijmds is over te halen. In den omgang is hij steeds
KARAKTER DER JAVANEN. 95
vormelijk, en tegenover zijn hoofden en andere hooge personages zeer eerbiedig en
hoofsch, soms zelfs kruipend, een gevolg van het despotisme, waaronder hij eeuwen
heeft gezucht. Hij is geheeht aan zijn geboortegrond en aan zijn familieleden, wien
hij niet zelden opofferende liefde toedraagt. Van zijn kinderen houdt hij veel; hij is
tegenover hen zwak en toegevend, doch als hij eens begint hen te straffen, kan hij
zijn drift niet altijd meester blijven, en vervalt soms tegen zijn bedoeling tot mis-
handeling. Vooral de vrouwen ziet men zieh hieraan schuldig maken, hoewel zij
aanT edgeenn oavnedr erzeinjn kmanetd eamlleesn svcohoern hguans tvkrinijd eerne n houvlpevr ahaerdbibge,n .soms wel tot het over-
drevene toe en met opoffering van eigen belangen, met natuurlijk gezond verstand
begaafd, niet onvatbaar voor trouw en dankbaarheid tegenover allen, die hem goed
behandelen, kalm van temperament en van nature niet wreed, wraakzuchtig of
jaloersch, geduldig en vergevingsgezind, hoewel hij, als zijn drift is gaande gemaakt,
tot uitersten kan gedreven worden, bezit de Javaan vele goede eigenschappen, wat
als vanzelf enkele uitersten in ongunstigen
zinH oine wzeiel h dsel uJita.vaan eigenlijk niet oor-
logszuchtig van aard is, is hij toch
geen siecht soldaat en als hij behoorlijk
wordt aangevoerd, ontbreekt het hem
niet aan moed. In het dagelijksch leven
is hij vredelievend, vermijdt hij gekra-
kMeeenl, evne rtwraicjth th heimj g seoscmhsi lloennz binijd teel iljekghgeeidn,.
doch men kan hier tegenover stellen, dat
hij zieh op zijn minst twee malen per
dag wascht en haadt, en ook op zijn
eten is hij keurig. Huis en kleeding zijn
evenwel minder zindelijk, mede een
gevolg van de omstandigheden, waarin
hij leeft. Dat hem door Europeanen soms
luiheid verweten wordt, is eveneens
onbillijk, en een gevolg van de wijze,
waarop zij met den Javaan omgaan; die-
per in het binnenland, waar de Javaan
nog niet bedorven is door de aanraking
met vreemden, en zieh in zijn natuurlijke
eigenschappen vertoont, blijkt het, dat
hem geen luiheid verweten mag worden,
en dat ook zijn eerlijkheid lof verdient.
De Europeaan verwijt den Javaan niet
zelden gemis aan spaarzaamheid. Ook
edrit aisn doenrjsu isdta ng ezbiiej n.o nDs,e etone sstpaanrdeenn, zzoijona ls wij dat opvatten, bestaat hier met. loch,
hoe gering zijn inkomen ook is, weet de Javaan en zijn vrouw in de meeste gevallen
er iets af te nemen, om er het een of ander gouden sieraad of iets dergelijks voor
te koopen; niet uit verkwisting of pronkzucht, maar voornamelijk om iets te hebben,
dat in tijden van nood weder te gelde kan worden gemaakt.
Hoe kiein hij ook behuisd möge zijn, toch heeft hij in zijn woning, hetzij in een
hollen bamboesstijl, hetzij onder den grond of in een verborgen hoekje meestal een
spaarpot, waarin hij van tijd tot tijd eenige centen werpt, die hem in tijden van
groDootec h venraleagste ndhieei dd eouf gndoeond mwöedgeenr v»wanij dziiejnn sot nkduenungedne nz injnie. t verzwijgen of de eigenschappen,
welke wij minder prijzen, al komen ze zoowel bij het Kaukasische ras als
bij den Javaan voor. •
De bijgeloovigheid,. de goedgeloovigheid, de ruime begrippen van zedelijkheid, de
slaafsche kruiperij en onderworpenheid, te ver gedreven gulheid en mildheid, een
zucht om soms buitengewoon te pronken, deze ondeugden zijn zeer gewoon en