elkander, wie het spoedigst kan slagen het doel te bereiken; zij hebben ieder hun
eigen weg, eigen karavanen en gevolmachtigde aanvoerders.
* * *
De leer van Mohammed is een innige verbinding van religieuse met staatkundige
beginselen, zeiden wij in deel II, pag. 35. Mohammed kende geen onderscheid
tusschen Staat en Kerk. Evenals in het Oosten de Staat over ’t geheel een theocra-
tischen vorm heeft, regelt ook de Koran alle aangelegenheden van den Staat: de
rechtspleging, den gezondheidsdienst, de politie. Daardoor had die leer praktische
beteekenis en was zij nauw bij het volksleven aangesloten. De begrippen van
godsdienst en recht waren steeds met elkander Verbünden; alle tevens godsdienstleeraren en ömgekeerd. rechtsgeleerden zijn
In de Arabische wereld is er aldus geen politieke inrichting, die niet berust op
de religie. De Moskee is de school en het tribunaal; het volk is niet samengesteld
uit . burgers, maar uit getrouwen; de horden, die tegen het Europeesche gezag
strijden, worden niet aangevuld met vrijwilligers, maar met geloovigen, en de oorlog
vmaana kdte nv apnr ofdeieet , gdeileo odvei gMenu zgeelemna nSnoelnd atteenr, omvearawr ingneeinsgtd rvijoveerrts. . Het is enkel de vaan
De nauwe band, die tusschen religie en staatkunde bestond en ten . gevolge
had, dat zelfs het zwaard te gebraiken wenschelijk werd geacht voor de uitbreiding
der religieuse idee, heeft aan den Islam' in körten tijd na zijn ontstaan een
reusaehtige uitbreiding gegeven door de veroveringstochten, die aan den bekeerings-
ijver verbonden werden. Zoo werd binnen anderhalve eeuw een reusachtig Mohammedaansch
rijk gesticht en de Islam over een groot gedeelte der oude wereld verbreid.
De samenvoeging van zoovele heterogene bestanddeelen tot een staatkundig
geheel kon echter geen stand houden, en het wereldrijk stortte ineen. De religieuse
idee evenwel, gewijzigd naar landen en volken, bleef bestaan en voortleven. En al
werd na de oplossing van het groote rijk het zwaard niet meer gebezigd, om de
religie uit te breiden, het gebod, om alle volken te bekeeren, werd door geen
gezindheid zoo ernstig opgevat als door de Mohammedanen. Eigenlijke bekeeringszen-
delingen hebben zij niet, maar ieder Moslim is verplicht, te gelegener tijd tot het
goede aan te sporen, en geloovige kooplieden zijn daardoor tevens werkzaam, omtot
het geloof te bekeeren. Zoo vormen zij een priesterlijk volk, steeds ijverende voor
het geloof, steeds propaganda makend, waar het mogelijk is.
Op die wijze is de Islam thans uitgebreid over ± 2 60 millioen menschen, d. i. ±
1 5 K JjCt. van de bewoners onzer planeet. Hiervan wonen er 11 millioen in Europa: in Europeesch Turkije 2—3 millioen en in Europeesch Rusland met de Kaukasuslanden
8 millioen. Daarenboven telt Rusland nog ongeveer 8 millioen Mohamme-
daansche onderdanen in Azie. In Rusland schijnt de Islam in günstige omstandig-
heden te verkeeren, ook al had er tijdelijk een vervolging plaats. Daar de leiders
van den Mohammedaanschen godsdienst over 111 geheel beter ontwikkeld zijn en
ijveriger arbeiden dan de Christelijke geestelijken, neemt in het groote Russische
Rijk de Islam in aanhangers toe, te meer, daar de nomadische volken zieh sterker
aangetrokken gevoelen tot de leer van den Profeet dan tot die van het Kruis. Terwijff
de Mohammedanen dus in het Russische Rijk een betrekkelijk groote vrijheid hebben,
wordt de vestiging van Mohammedaansche orden en broederschappen door de Russische
regeering als gevaarlijk tegengegaan of verboden. Dit neemt niet weg, dat zij
er ontstaan zijn, trots elk verbod, wel een bewijs van het vermögen, dat zij bezitten,
om overal binnen te dringen. Zoo hebben de orden der Qadirija, Ohadelija, e. a. van
Perzischen en Indischen oorsprong op Russisch gebied vertakkingen verkregen. Vooral
in den Kaukasus vinden die de meeste aanhangers, en misschien Staat hiermede in
verband het feit, dat in 1 8 8 6 onder de Mohammedaansche Tschetschenen van den
Kkoanu kwasoursd ene.en opstand uitbarstte, die eerst door een militaire expeditie bedwongen
De aanvankelijk stille werkzaamheid der religieuse broederschappen is in verschil-
lende deelen van het Russische Rijk te bespeuren; in Trans-Kaukasie, in het Trans-
Kaspisch gebied, in de Kirgiezensteppe en in Zuid-Siberie. Het meest verbreid is de
orde der Naqschabendija, thans een der hoofdorden der Mohammedanen in het
Oosten. Zij staat in nauwe verbinding tot de orde der Senussi. De nauwe betrekking,
waarin de tegenwoordige voorvechter van het pan-islamisme wegens geestelijke
verwantschap met de Naqschahendija-orde staat en de hooge achting, die deze
geniet, bewijzen, dat ook in Russisch Azie de brandstoffen van Mohammedaansch
fanatisme liggen opgehoopt, om bij de eerste gelegenheid in lichterlaaie uit te barsten.
Een groot aantal aanhangers telt de Islam in Britsch-Indie niet minder dan 57,3
millioen, d. i. 19,9 pCt, der. totale bevolking, terwijl het aantal Christenen er slechts
0,8 pCt. uitmaakt (in 1891). Aanvankelijk door het zwaard gegrondvest en in
betrekking met het Mohammedaansche staatkundige gezag uitgebreid, heeft toch na
het ineenstorten der Mohammedaansche rijken de uitbreiding van den Islam niet
opgehouden. Hier is het bovenal door de tegenstelling .van de democratisch-mono-
theistisehe religie van Mohammed met de polytheistische en aristocratische leer van
het Bramaisme, dat de eerste bij de lagere kästen steeds aanhangers en bekeerlingen
vond. De armzalige Hindu in Travancore, die zieh bij de nadering van den Brahmaan
op eenigen afstand aan den kant van den weg moet verwijderen, om dezen niet te
verontreinigen, begroet het evangelie der gelijkheid van den Islam met vreugde.
Zoo heeft het Islamietisehe beginsel zieh hier in den laatsten tijd meer en meer
uitgebreid. De overtuiging heeft het beginsel gepropagandeerd, meer dan vroeger
door het zwaard kon geschieden. In de laatste tien jaren is de Mohammedaansche
bevolking van Britsch-Indie met drie millioen toegenomen en een groot aantal gaat
er nog jaarlijks tot den Islam over. In stilte werkt die propaganda hier voort,
bevorderd door kooplieden en handwerkslieden, door pelgrims en fakirs. Een enkele
pelgrim beroemde zieh 800000 Hindu’s tot de leer van den Profeet gebracht te
hebben. Bij dit werken in stilte is er slechts weinig in bijzonderheden van de resul-
taten bekend, doch dat de Islam zieh uitbreidt, is een feit, dat ook door de volks-
tellingen bewezen wordt.
Verder is Britsch-Indie na Noord-Afrika het land der Islamietisehe orden en
broederschappen. De orden der Qadirija, Chadelija, Naqschabendija vinden hier
talrijke aanhangers, en een groot aantal bladen en tijdschriften worden dagelijks
onder de Mohammedanen verspreid, om, zij het ook onder een dekmantel, voor het
pan-islamisme propaganda te maken.
Ook in het groote Chineesche Rijk vindt men een talrijke Mohammedaansche
bevolking, welke op 32 millioen geschat wordt, doch omtrent welker toestanden nog
weinig bekend is.
Zoo vindt men in verschillende landen sporen van het herleven van den Islam.
Ook in Nederlandsch-Indie ondergaat de Islam een verjonging en komt hij tot de
openbaring van nieuwe kracht en ijver. Wij wezen daarop reeds, toen wij de
toeneming van het aantal bedevaarten naar Mekka bespraken.
In de Indische groote bladen van den laatsten tijd werd herhaaldelijk de
rdeoveinv avl alvt.an den Islam in Indie behandeld, en de vraag besproken, wat daaraan te
Reeds eenige jaren openbaarden zieh van tijd tot tijd de sporen van die herleving.
De heer de Vries, die de toestanden op Ambon kende, schreef in 1890 (Meded. v.
h. Zendelinggen., 34), „dat het Arabisch element der hadji’s, die als het wäre opgaan
m Mekka, gevaarlijk kan worden voor de rust in en het behoud van Nederlandsch-
Indie. De anders zoo’ inhalige Arabieren en hadji’s zijn, als zij iemand door geld
gkruonontee ns obmemkeeenr enge, ldz.-eer mild. Hoofden geven zij, als zij zieh willen laten bekeeren,
Met elke boot komen er nieuwe Arabieren op Ambon aan en het getal hadjies
vermeerdert onrustbarend. En,” zegt deze schrijver verder,” het is een opmerkelijk ver-
schijnsel, dat de Mohammedaansche bevolking op de Ambonsche eilanden sedert onzen
oorlog met Atjeh oproeriger geworden is. Dat is het werk van de priesters, en vooral van
de hadjies, dat is de uitwerking der zendbrieven uit Atjeh, welke in elke moskee
gelezen zijn en waarin de geloovigen vermaand worden, om Atjeh te helpen in den
strijd tegen de ongeloovigen. De aanhoudende onlusten op Ceram en het daarmede
hma dvjieersb.”and staande koppensnellen door berg-Alfoeren, het is alles het werk van de
Dat zijn alle ongetwijfeld gevolgen van den invloed van het pan-islamisme, ook