voet hoogte, met een zoo läge opening tot ingang, dat men alleen kruipend er in
kon komen. Dergelijke hutten vond men ook in Eendrachtsland, waar men intusschen
ook in holen in den grond woonde, die gedeeltelijk kunstmatig •waren. Zij
•werden in dorpen van 15 ongeveer bij elkander gevonden en altijd op plaatsen, die
door de natuur eenigszins beschut waren, in een duin, een bosch, enz. Eiders weder
waren de hutten van hout gebouwd en met meer zorg bewerkt. Groote hutten vindt
men aan Port Essington, lange gebouwen met een waterdicht dak, waarin 5—10
familien woonden, die ieder een eigen vuurhaard bezaten. Op het scbiereiland York
vond men zelfs niet zelden hutten van twee verdiepingen, alsmede aan de Golf van
Carpentaria.
EEN ZOMEBKAMP.
Daar het hoofddoel der gewone hutten van de Australiers is zieh te beschütten
tegen den kouden zuidwestenwind, is de ingang der hutten bijgevolg in den regel
tegen het noordoosten, vanwaar de noordoostenwinden komen, die over den equator
gestreken zijn.
Bij de nomadische Australiers kan men een zomerkamp en een winterkamp onder-
scheiden.
Het zomerkamp van een Australische familie is uiterst eenvoudig. Zij steken eenige
bladerrijke takken in den vorm van een halven cirkel in den grond en maken zoo
een soort van prieel, waarvan de grootte verschilt naar de talrijkheid der familie.
Deze takken zijn zelden langer dan IV2 en dikwijls niet eens den meter lang. Hun
eenig doel is, den wind van het vuur en van hun eigen lichamen af te houden, als
zij op den grond zitten neergehurkt of liggen te slapen. Dat iemand eenige beschut-
ting noodig zou hebben, als hij overeind Staat, schijnt in het hoofd van een Australier
niet op te komen; hij Staat dan ook, evenals andere natuurvolken, nooit, als hij
kan gaan zitten, en doet eigenlijk nooit iets, wat niet volstrekt noodzakelijk is,
Op de voorgaande afbeelding zien wij een karnp, waaraan de inboorlingen meer
dan gewone zorg hebben besteed; zij hebben werkelijk de moeite genomen, om aan
de takken den vorm van hutten te geven. De speren, Schilden en andere wapenen
liggen in het rond verspreid, terwijl de mannen, die hun honger gestild hebben, om
het vuur liggen of zitten. De lezer ziet, dat zulk een kamp op eenigen afstand bijna
onzichtbaar is; wäre het niet aan de lichte rookkolom, die van het vuur opstijgt,
dan zou het meest geoefende 00g nauwelijks kunnen ontdekken, waar de inboorlingen
hun kamp hebben opgeslagen. Zelfs de speren, die boven de hutten uitsteken, zien
er op eenigen afstand uit als doode takken; indien de inboorlingen aan de opmerk-
zaamheid willen ontsnappen, vestigen zij zieh op afgelegen plaatsen, waar de omrin-
gende voorwerpen .zooveel mogelijk in harmonie zijn met de ruwe schuilplaats, die
aan al hun behoeften voldoet.
Op vele plaatsen' bouwen de Australiers woningen, in beginsel met de beschrevene
overeenkomende, maar toch op een andere wijze vervaardigd. Indien er op de plaats,
waar zij zieh tijdelijk willen ophouden, vele „eucalypti” zijn, maken zij hutten, die
er geheel anders uitzien. Met verwonderlijke vlugheid stroopen zij den bast van den
boom in groote stukken, die ongeveer 2 meter lang zijn. Nu worden eenige groote
boomtakken op den grond gelegd, aan deze de afgestroopte bast bevestigd, en een
en ander overeind gezet. In een uur wordt zulk een hut gebouwd, zoodat er dan
ook geen enkele reden is, om er bijzondere zorg voor te dragen.
Deze hutten van boombast hebben echter twee groote voordeelen, namelijk dat
zij zoo schielijk gemaakt kunnen worden, en dat zij beschütten tegen den grootsten
vijand van den reiziger, den nachtwind.
De eenvoudigste hutten, ooit door menschelijke wezens. met den naam van woningen
bestempeld, zijn wellicht die, welke door de vrouwen van een Australischen
stam gemaakt worden, als de mannen van huis zijn. Het gebeurt somtijds — bijv.
bij een strooptocht naar een naburigen stam — dat al de mannen zieh voor
geruimen tijd verwijderen; zij laten dan de vrouwen en kinderen aan zichzelf over.
Dezen weten, dat zij misschien blootstaan aan een inval van vijanden, die wellicht
hun voordeel willen doen met de afwezigheid hunner verdedigers, en trekken zieh
daarom terug in de bosschen, waar zij de wonderlijkste verblijfplaatsen bouwen, die
men zieh kan voorstellen: het zijn half holen, aan de wortels der boomen uitge-
graven, en half hutten van boomschors en halfvergaan hout. Deze woningen vallen
zoo weinig in het 00g, dat zelfs het geoefende 00g van een inboorling nood kan ontdekken. ze ternauwer-
■Aan de oevers der Encounter-baai ziet men somtijds zeer zonderlinge woningen.
Nu en dan wordt er door een storm een walvisch aan wal gespoeld; in zulk een
geval verzamelen zieh de stammen uit den omtrek in groote menigte, daar zij
hierdoor een onmetelijke hoeveelheid voedsel verkrijgen. Hoe reusachtig groot het
dier- ook, zijn möge, toch duurt het niet lang, voor het verteerd is en er niets over-
blijft dan het geraamte. Van de beenderen maken dan de inboorlingen het geraamte
hunner hutten; de einden der ribben worden in den grond gestoken, zoodat deze
het gebogen dak ondersteunen; het laatste bestaat uit niets anders dan takken, gras
ewno rvdlte chhetewnegreks,p rheeitdw. elk slechts als het wäre op goed geluk over dit beenen geraamte
Des winters bewonen de inboorlingen hutten, die eenigszins beter zijn ingericht;
de beste hut echter, ooit door een Australier gebouwd, is slechts een zeer
ruw en oorspronkelijk staaltje van bouwkunst. Het geraamte dezer hutten wordt
vervaardigd door een aantal takken in den grond te steken en die met de boven-
einden aaneen te binden. Om deze worden nu dünnere takken heen gevlochten en
naar beneden gedrukt, zoodat zij een vrij stevigen muur vormen. Over dezen komt
een laag groote bladeren, en eindelijk een bedekking van boomschors, die met bind-
sels van rotan op haar plaats wordt gehouden. Deze woningen zijn omtrent lK
hmaentdeer n heono gv oeent enh eibnb ekna ne eknr uigpeebno.gen opening, juist zoo groot, dat een man er op
Deze hutten ziet men evenwel slechts zeer zelden; de gewone winterwoningen