land eveneens het geval,- Bij de vroolijkheid vergeet men echter den doode niet, al is het meer vorm dan gevoel. het beweenen van
Eigenaardig is het, dat enkele Heidensche stammen, om rouw te betoonen, zieh er
tegen verzetten, dat het lijk begraven wordt. Het lijk van een aanzienlijken Batak
bijv. wordt in een soort van lijkkoets geplaatst en door een razende menigte graf-
waarts getrokken, terwijl anderen den wagen trachten terug te voeren. Dit is, om
de gehechtheid aan den doode symbolisch voor te stellen. Bij de Timoreezen trachten
vrouwen de dragers te beletten, het lijk van den geliefden doode uit de woning te
koonmtveone rehna.l enO. p Rotti heeft zelfs een formeel gevecht plaats, als de dragers het lijk
Een gebruik is het bij vele volken van den Archipel, dat den doode in het graf
aklrliejgrleeni dzea kdeono dweonr dzeenlf sm eeedne gaeagnezvieenn,l ijakles eweatwaradree ni,n khleeet dgerraenf , mwedaep.enen; bij sommige
Overal bestaat de voorstelling, dat de dieren, voor het doodenfeest geslacht, ten
bäte komen van den overledene. Die opvatting heeft ook geleid tot mensehenoffers,
welke enkele volken bij een begrafenis brachten, en die tot voor kort nog bij
dope JDaavjaa.ks in gebruik waren, ook op Soemba voor kort nog voorkwamen en zelfs
Het nalaten van verschillende handelingen bij sterfgeval, als teeken van rouw, dat
wij reeds bij de Javanen leerden kennen, bestaat algemeen. Men mag geen feesten
bijwonen, men moet zieh onthouden van zekere spijzen, enz. en het dragen van de
gewone kleeding en sieraden is verboden. Bij enkele volken worden de sieraden, welke
niet gemakkelijk verwijderd kunnen worden, als armbanden, beenringen enz. gedu-
rende den rouw door bedekking met boomschors aan het oog onttrokken. Hetzelfde
vindt men ook in ons land bij den boerenstand: in het noorden overtrekken vrouwen
gmeedtu rreonudwef lodeersn. rouw de gouden en zilveren sieraden, als oorijzer enz. gedeeltelijk
Bij de Alfoeren van de Minahasa en Ceram, op de Kei-eilanden en bij de Belo-
hneeet zienn eleante nw rdoen gv rooupwgeenno mine nd eten droraugwe nh. et haar ongekamd los hangen, in plaats van
H O O F D S T U K V.
KLEEDING EN YERMAKEN DER MALEISCHE VOLKEN.
Wij hebben de belangrijkste gebeurtenissen uit het femilieleven der Indische volken
dkele erdevinuge edno elnic hpaaasmsesevreerns.i erTsehlaenns. zullen wij in de eerste plaats nader stilstaan bij de
Dat de kleeding in het tropisch klimaat, waar de temperatuur geen lichaamsbe-
dekking noodig *maakt, niet van groote beteekenis kan zijn, hebben wij reeds vroeger
bij onderscheidene volken opgemerkt. Daardoor Staat de kleeding ook in nauw verband
| met de lichaamsversiering en is de' laatste bij enkele volken bijna de eenige
kleeding. Zoo is het o. a. bij de Papoea’s aan de Humboldtsbaai en de. stammen
ndaikbwij ijlds e geOheeetal -rniavaiekrt laoaonp.edn.e zuidwestkust van Nieuw-Guinea, waar de stammen
De eenvoudigste vorm der bedekking van het lichaam is de schaamgordel, in zijn
eenvoudigsten vorm bestaande uit een reep zacht geklopte boombast of een stuk doek,
dat een paar malen om het middel gewonden en van achteren van het onderkruis af
tusschen de beenen doorgehaald, in een knoop voor den buik bevestigd wordt, in den
regel zoo, dat de overschietende einden een weinig afhangen. Dit, het eenvoudigste
en meest oorspronkelijke kleedingstuk, wordt nog gedragen door wilde stammen, als
Adel foLeroeenb oeosp eCn eleKboeesb; oezse lfosp dSe uSmoaetnrad,a nedeez eNn iadsrsaegres,n Mnoegn tdaewne is-ecihlaaanmdegros,r dDela jbaikj s,h udne dagelijksche werkzaamheden.
Een hoogere ontwikkeling der kleeding vindt men in de kain, de Maleische naam
voor een stuk doek, dat om het lichaam geslagen wordt en in het Javaansch sind-
jong-wyar heet, en de sarong, een soort van rok, die over de kain gedragen wordt.
De smdjong-wyar wordt om het benedenlijf gedragen, waarna zij, om de lendenen en
beenen geslagen, boven de heup om het middel västgemaakt wordt. De sarong is
van jongeren datum, misschien wel uit den vreemde afkomstig; in de desa’s der
binnenlanden ziet men die zelden door vrouwen gedragen en zelfs niet door den
Amracnh.i peDl,e whaoaor gdstee moenetswteik kaaenlirnagk inhga dm edte vrkeleemeddeerldinrgacenh tb eisnt onddi ee ng ewdaeaerl teonok vvarene mddene
mvavn goeend eana no pm deet - kdliete deiilnagn dz.i jn te bemerken. Dit is op Java het geval geweest en wiJi
De kleeding der Javanen heeft uit den aard der zaak wel niet die ontwikkeling
öe a als bij de Europeesche • volken, maar toch eveneens een geschiedenis van
v°öruitgang en vertoont ook den invloed van vreemdelingen.
oör de komst der Hindu’s bestond de kleeding voor de mannen uit een lange,
smalle iap van boomschors, met het eene eind eerst als een gordel om het middel
gewonden en dan tusschen de beenen door geslagen, zoodat het andere einde op den
rüg onder dien gordel doorgestoken als een slip afhing. Hiermede bedekten zij het
oveniijt tegen het weder. In den strijd gebruikten zij dierenvellen tot bedekking.
e vrouwen droegen een kort rokje, hetwelk van het middel tot de knieen reikteen
psenik, Ytfann d,e n, ved, erveenr,v asacrdhieglpdeenn . enHz.e, t znelafask mtee tl icghraaashma imveernsi,e rbdleand erzeijn menet raoltlteinrlge.i
1) De benaming kain wordt dikwijls voor sarong gebezigd.