346 KARAKTER DES LANDS. PLANTEN EN DIEREN. BEWONERS.
kon beschouwd worden, waar dieren- en plantenvormen uit de voorwereld zijn
bewaard, bleef Nieuw-Holland ook voor de bewoners een land van isolement, zoowel
door de afscheiding der zeeën als door de natuurlijke gesteldheid, die het binnendringen
Het albgeelmemeemnee rdkea.rakter van Nieuw-Holland is dat van een groote hoogvlakte, die
aan alle zijden daalt naar het binnenland en in het gebied van het zoutrijke Eyre-
meer, de laagste inzinking des lands, tot 12 meter onder ,den zeespiegel daalt. De
oostrand verheft zieh gemiddeld 650 meter boven den zeespiegel en is met een aantal
bergketens bezet, die in de Australische Alpen hun hoogste verheffing bereiken. Geen
der , toppen van dit gebergte reikt echter tot boven de sneeuwgrens. Ook op den
300 meter hoogen Westrand verheilen zieh gebergten, doch lager.
De rivieremvan Australie zijn, op enkele uitzonderingen na, zeer arm aan water ;■
vele veränderen in den drogen tijd in een reeks van plassen, door de droge. rivier-
bedding verbonden. Daardoor zijn de meeste niet en de aanzienlijkste veelal slechts
tijdelijk en voor gedeelten bevaarbaar. Dat gemis aan bevaarbare stroomende wateren
was een aanzienlijke factor in het isolement en de afsluiting des lands.
Het noordelijk gedeelte van Nieuw-Holland wordt afgesneden door den zuider-
keerkring en ligt dus in de heete luchtstreek ; het zuidelijk gedeelte, ongeveer 3/& van
het geheel, ligt in de gematigde zone. De dagelijksche temperatuursschommelingen
zijn in het binnenland, door het sterk sprekende vastelandsklimaat, zeer aanzienlijk.
De plantenwereld in het binnenland is buitengewoon eentonig en eenvormig. In
de gematigde gewesten mist- men het groen der loofwouden en men vindt evenmin in
Australie den echt tropischen plantengroei. De meeste planten hebben een bleeke, in
’t grijze of blauwe overgaande glanslooze kleur. De meest voorkomende plantenvormen
zijn die der eucalypten en prateaceeën. De läatste komen in een dicht kreupelhout
voor, het „scrub” der Australiers, hetwelk de ontginning op vele plaatsen belemm.ei’t.
De inheemsche diersoorten, behooren tot de oudste diervormen ; de buideldieren
vindt men in onderscheidene soorten. Apen ontbreken geheel, eveneens de herkau-
wende dieren. De dingo, een wilde hond, is waarschijnlijk van elders afkomstig,
Opmerkelijk is nog de zwarte zwaan met karmijnrooden snavel. Het land blijkt
echter, goed geschikt voor de ohtwikkeling van dieren uit andere landen. De meeste
Europeesche huisdieren gedijen hier goed ; ook kameelen, angorageiten, hazen, struis-
vogels zijn hier ingevoerd. De eveneens ingevoerde konijnen zijn door hun talrijke
toeneming zelfs een landplaag geworden, waartegen men maatregelen moet nemen.
* * *
De tegenwoordige bewoners van Australie behooren voor een klein gedeelte tot de
inboorlingen ; voor het grootste gedeelte zijn zij afkomstig van immigranten. De
strijd om ruimte tusschen de Blanken en de natuurvolken heeft ook hier de laatsten
doen afnemen in aantal. Op Tasmanie zijn de inboorlingen reeds geheel uitgeroeid.
Op het vasteland wordt hun aantal op 200,000 geschat. In 1896 werd gerekend, dat,
met inbegrip der lieden van gemengd ras, in Nieuw-Zuid-Wales 6980, in Victoria 735,
in Zuid-Australie 5000, in het Noord-territorium 18—20,000, in Queensland 20,580, in
West-Australië 6250 inboorlingen gevonden werden, doch hierbij zijn alleen de
eenigszins beschaafden gerekend. Deze cijfers zullen echter te hoog zijn.
Naast deze inboorlingen vond men op het vasteland en Tasmanie in 1898:
3,681,000 Blanken, allen afkomstig van immigranten. Deze laatsten vormen niet
alleen in aantal, maar ook in beteekenis de hoofdbevolking. De inboorlingen doen
den Blanken weinig dienst bij hun arbeid; tot geregelde werkzaamheden zijn de
inboorlingen moeielijk te bewegen. Daardoor nemen zij de Europeesche beschaving
nieWt iaj anz, uldloench ivne rddew eijenresnte epr laeaetrsd edre vionobro.orlingen in hun leven en eigenaardigheden
beschrijven, om daarna de Blanke bevolking van dit continent te behandelen.
H O O F D S T U K X X V I I I .
D E A U S T R A L I S C H E I N BOOR L I NGE N .
De inboorlingen van Australië behooren tot een bijzonder ras, dat zieh door in ’t
oog vallende lichaamskenteekenen onderscheidt. Zij zijn geen Papoea’s, evenmin
Negers, hoewel zij met dezen eenigszins overeenkomen, en wijken in uiterlijk zeer
veel af van de Polynesiers. Doch de inboorlingen, met elkander vergeleken, tot hoe
verschillende stammen ook behoorend en hoe ver van elkander verwijderd, vertoonen
zulk een groote overeenkomst in den graad van beschaving, levenswijze, zeden* en
taal, als men nergens anders op een dergelijke groote oppervlakte vindt. En zelfs in
het lichaamsuiterlijk schijnen de stammen zoo weinig uit _ elkander te loopen, dat
besehrijvingen, van eenigen stam gegeven, meest'toepasselijk zijn op alle yan het
schiereiland New-York tot de Murray. Het isolement van dit werelddeel heett blijk-
baar ook de bewoners op zichzelf doen staan in hun geschiedenis en ontwikkelmg.
DWeo okdl ebuer scdherri jfAt udset rAaluiesrtsra liise rsg eahlese lv ozlgwt.art, zoo donker als die der Negers; hun
gelaat heeft echter niets Negerachtigs. Hun voorhoofd wijkt niet terug als dat van
den Neger en ofschoon hun neus breed en hun mond groot is, terwijl hun lippen
dik zijn, hebben de kaken niet dat vooruitstekende, hetwelk het gelaat van den
Neger zoo terugstootend maakt. Hun oogen zijn klein, donker en diepliggend, zoodat
de wenkbrauwen ver vooruitsteken. Het haar is niet zoo dicht en wollig als dat der
Negers, maar het is vol, vrij lang en geneigd te krullen; meestal is het golvend.
HeDt ei s hoapa rdh ete ng evkoneelv ehlasr dz ijenn gsotuegd ; omnetwn ikkkaenl dh, etz edearn doiko ke ng eveno l;w doel nmoaenmneenn. zijn er
trotsch op en geven aan hun baard dikwijls een zonderlingen vorm. In den regel
zijn zij zeer behaard. Bij sommige oude mannen is de ontwikkeling van het haar
zeer merkwaardig; hun borst, armen en beenen zijn er zoo dicht mede bezet, dat
zij er uitzien, alsof zij een eng sluitende kleeding van bont aan hädden. De afbeelding
op pag. 348 'geeft ons een goed denkbeeid van de gelaatstrekken der Australiers. Zij
is vervaardigd naar photographische portretten, en ofschoon zij zieh door Europeesche
kleederen misvormd hebben en de vrouw zelfs het haar heeft uitgekamd, is de
algDeem gereonoet tve odrmer Adeurs trgaelliaearsts itsr egkekmenid dtoecldh ognogeedv ebeer wgaealirjdk. aan die der West-Europeanen,
ofschoon men vele individuen aantreft, die grooter of kleiner zijn. De vorm van het
lichaam der inboorlingen is goed en ook hun ledëmaten zijn welgevormd. Er bestaan
verschillende, algemeen bekende afbeeldingen van Australiers, die om hun zonderlmg-
heid zeer ver verspreid zijn en als de gewone vorm van dit vreemde volk zijn aangenomen;
zij hebben ons het denkeeld gegeven, dat de inboorling van Australie een
zeeDre zger oaoftb eheolodfidn gheene fzt,i jne eenc hktleeri ng elincohmaaemn veann zueietrz olnandgeeri, ngdeünn neen ldeodeenm oantesn d.en wezen-
lijken vorm van den inboorling volstrekt niet kennen. Pickering, die het grootste
gedeelte der wereld bereisd heeft, om zijn anthropologische kennis te vemjken,
beschrijft de schoone vormen, die men onder deze inboorlingen aantrçft, integendeel
met zeer krachtige woorden. „Hun algemeene vorm schijnt, ofschoon men hiervan
afwijkingen aantreft, over het algemeen beter te zijn dan die der Negers ; lk heb
nimmer de buitengewone dunheid der ledematen aangetroffen, die men gewoonlijk
aan de Australiers toeschrijft. Hoe vreemd het wellicht möge schijnen, zou ik toch