GEMIS VAN GELD. GODEN EN GOK3DIENSTBEGRIPPEN.
E lte Badoej is volkomen meester van zijn bezittingen, die evenwel gering
ziin. Daarbij hechten zij geen of weinig waarde aan hun bezit en dit behoett ook
niet daar de natuur hun schier alles aanbiedt, wat zij noodig hebben. Niemand
mag in geld meer bezitten dan 20 rijksdaalders aan waarde. Wie door ertems
meer ontvangt, moet dit aan het hoofd van het dorp ter bewanng geven, totdat m
tbden van schaarschte de eigenaar het weer De ondeugden, in andere maatschappijen tevruoogr koonmtveanndg t.e n voortvl_oeiend uit de
zucht naar meer bezit of uit de neiging, om hetgeen men bezit te behouden, komen
bii de Badoej’s niet voor, en hierin verschillen zij ten zeerste van de ovenge molken
van den Archipel en daarbuiten. Bij hen bestaat geen afgunst, geen achterdocht,
geen veinzerij, geen bedrog, geen diefstal, roof of moord uit hebzucht, m een woord,
Seen der läge karaktertrekken, die elders zooveel eilende veroorzaken, vmdt men
hier. Ook weelde, in de gewone beteekenis, wordt hier niet aangetrofien; de weelde
der Badoej’s bestaat in het goed gedijen der oema’s of droge rijstvelden en m de
gezGoonddshdeiiedn svtahna atd e igs ezdinenne nB, awdaoaerjv’so oor ozki j varrebeemidde.n . Hun godsdienst was zelfs la_n_g
onbekend; de vroegere schrijvers over dit volk lieten er zieh niet beshst over uit.
De meesten, die de Badoej’s bezochten, hebben in hen Buddhisten gezien, die het
Hindu-pantheon hebben aangenomen, voor zoover dat blijkt uit de körte mede-
deelingen. Evenwel is er veel in hun godsdienstige opvattingen dat op een verschil
wüst met de Hindu-godsdiensten, wat Jacobs er toe bracht, in hen de belijders van
het Polynesisch Heidendom te zien, hetwelk onder den invioed van Buddhisme,
Siwa'isme en Mohammedanisme groote wijzigingen heeft ondergaan en veel van zijn
oorspronkelijken vorm heeft verloren. De godsdienst der Badoej s zou dan als een
meDneg seBl avdaone i’vs eresrckheanllneennd,e gdoadt sdhieetn stleenv etne benes chheotu wloetn dzeijrn .menschen wordt bestuurd
door een zeker iets, een onzichtbare macht, die alles beheerscht, en die zij aanbidden
en vereereh onder den algemeenen naam Batara Toenggal den eemgen god, den
god bii uitnemendheid, een naam, dien men in de babad s (kronieken) en vele
waiangverhalen der Javanen terugvindt. Het begrip, dat zij aan dien naam vast-
knoopen, schijnt in volkomen overeenstemming te zijn met het algemeen godsbegrip
der monotheistische volken, als Christenen, Joden, Mohammedanern Zij willen zieh
niet laten vaccineeren, omdat, zooals zij zeggen, Batara Toenggal ;zelf door pokken
aangetast is geweest en daarvan de zichtbare teekenen draagt; zij beschouwen het
in zekeren zin als een voorrecht, die ziekte gehad te hebben en dus door de hoogste
maPcahatr dbeeng eneand igbdu ffteel s zimjnö, geeenn zbiji jgneileoto fg, ebdraut ikoeonk ootp oBnadlei rhboeustdaeant., met m hun gebied toelaten of aanraken, omdat Batara T o e n g g a l die dieren ook met gebruikte Het
gebruik van enkele spijzen is hun verboden (boejoet), omdat Batara Toenggal ze
hooekt gneiebtr ugikeb vruaink tseo, momf ihguen mheetta lgeneb r„ubioke joonett”ze, gedne . isO hme t dderzaeglefdne v arend beinjz oisn dheeret kbleezuirt eenn,
zijn zelfs sommige werkzaamheden, bijv. schrijven, het slapen op bedden of anders
daVn eoleü hduennn reürg g, oedneizn., vhaunn lavgeerbreond erna.n g zijn ontleend aan dHeR HBiHn&duBsHch e god. enwerel.d, doch zij zijn onder^eschikt aan B a ta ra Toenggal engenieten geen bijzondere vereering.
Over ’t geheel zijn hun godsdienstige begrippen zeer verward. Ook heeft leder
o-ehucht nog weder bijzondere beschermgoden, die zij bepaaldelijk vereeren. De
plaats, waar al deze goden rusteloos rondzwerven, denken zij zieh m hun onmiddellijke
nabijheid, zuidelijk van hun nederzettingen, bij de bronnen van Tji-Oedjoeng en
Tii-Siment gelegen. Dit is het heilige der heiligen, de „artja-domas , het sanctuarium,
werwaarts lens in ’t jaar de geloovigen in hurkende houdmg opgaa,n, om die piek
en het pad, dat er heen voert, te reinigen, en waar groote asphaltsteenen en rots-
blokken een tempel vervangen of de denkbeeidige vertegenwoordigers zijn van hun
S°dT Badoej’s zijn een soort van kluizenaars, eenzaam en afgezonderd van de wereld
levend in strenge zeden, en vele Buddhistische deugden in praktijk beoefenend. Het
Buddhistisch gebod: „gij zult niet dooden”, strekken zij tot menschen en dieren uit.
Het is hun ten strengste verboden, het bloed van een dier te vergieten. Zij mögen
ZEDELIJKHEID. GEEN DIEFSTAL. YERMAREN.
p ] i n mW M f e S a S r b S R f s ä ä
m m SB H ^ — eten zij echter da.t vleeschvoedsel. ^ de Badoej-s in toepassing
s K B B M B K gggg B AlMs (te düaag«ttaaaaKk vveeruriiccmht en dev ezromn akoennd,e rwgeeglkaea nm iesn, zoijvne rdael eBldaedrose jm-g edheu cIhntdenis cahles
udiotrgpeesnto rkvaenn. waarne waarAmleledeen dtee r Inbleagnedleeirdsi ndge vaavno nhduenn„ pdaonotroberenn-vgeenrh, avleinnd”t,
t Z Instrument n d e i vorm van een langwerpig schuitje, bespannen met 6 a 7
? I dat met de vingers wordt bespeeld en waaraan de „toekang mantoen ,
i a. aiir erphncht een angkloeng, een Instrument, bestaande uit holle
bamboekokers van M M H W M ^ een latje gehangen, hetwelk
d°TerwiiidB T d R S ^ z e i^ a fz ijn aanhangers geen goud en zilver mögen aannemen,
hebbeiT de Badoej’s d ft’verbod zoover uitgebreid, dat het aannemen van geschenken
■M i 1 i„ den godsdienst en de zeden der Badoej’s vele elementen van het
BTt n. dd„ih isamfe RprHakti smche n tzoee gneipeat stt,o t mdaea rB uhdudnh isgteond smdiaengs triegkee nfeene.s teDn e wvoijokrenna amdasaterv aenn £ « « 8 — M feesten der Badolj’s zijn de Kawaloefeesten die
- T oogstfeesL befchouwd moeten worden en in verband staan met de verschillende
bä B K ^ o w t n
M n lotgivaTen bePstuurt, over hen waakt en hen tegen booze mvloeden za. beveiligen,
Hindu’s, schijnt bij hen niet.te
bestaaXnu k OvOero kh edtge eeznie leana n degre naef gezsijtdoer vevnaenn hsecth igjnreanf ggeebeenu rbeinjz oznadl,e rme avkeerne ezrimj gz iethe met druk. Ook de zielen u pnäbe ,en dan hebben op den sterfdag, den 3den,
7den en* Äste® dag B l offerfeesfen plaats; op de drie laatstgenoemde dagen
bwroerndgetn mine nh eatl lebrolesic he, ewtwaaarre nh ent alairjk hgeet wgarsasfc, heenn gise,d uspreijnzdeen zneeveergne ldeaggde.n Nnaa ddeen ^ o o d 4t)sten
r g veronderitelt men, dat het lijk het graf heeft verlaten, en er wordt weinig meer
°7TendTuidendvafhurnkwo'onplaats ligt hun heilig oord; het zuiden is .ook de heilige
zijde van het kompas. Geen Badoej zal zieh te slapen leggen met zijn voeten naar