beginselen der Arabische ligue verdedigd had, werd in beslag genomen en openbaar
verbrand. Toch scheen de beweging nog voort te gaan èn niet gemakkelijk onder-
drukt te zullen worden, zoodat zelfs vrienden van den Sultan dezen aanrieden,
vrijwillig de geestelijke waardigheid neer te leggen, teneinde daardoor de wereldlijke
macht vaster te kunnen verzekeren, of om anders door adoptie van een nakomeling
van den Profeet het Khalifaat in een zijlinie te brengen.
De Sultan sloeg echter een gebeel tegengestelden weg in. In Mekka werd een
Scherif benoemd, dien hij vertrouwde, en aan den nieuw benoemden Scherif te
Mekka werd opgedragen, voor Turksch-Islamietische beginselen propaganda te maken.
Hierbij moest hij de beweging der Arabische ligue, in plaats van te bestrijden,
benutten en aanwenden in het belang van den Sultan.
Die politiek schijnt praktisch geweest te zijn. Honderden Scheiks trokken op bevel
van den Groot-Scherif door de Islamietische landen, die de solidariteit der Islamietische
volken predikten en hun aaneensluiting in naam van den Sultan noodzakelijk achtten.
In den eersten tijd werden zij in de anti-Turksche landen nog met eenig wantrouwen
ontvangen en maakten zij weinig proselieten. Nog in de jaren na 1880 was de afkeer
in Noord-Afrika tegen Turkije zoo sterk, dat gedurende den veldtocht der Franschen
tegen Tunis de pogingen, om een Afrikaansche ligue op te richten tegen Frankrijk,
geheel schipbreuk leden, met welken -ophef er ook van gesproken werd in Europeesche
bladen. Zelfs nog voor een tiental jaren was een algemeene Islamietische alliantie
niet ernstig op te vatten, en de algemeene verwarring en verdorvenheid bij de
aanhangers van den Islam deden er niet aan denken, dat een algemeen verbond der
Mohammedanen, om zieh onder de banier der Halve Maan te zou zijn. scharen, mogelijk
Doch de omstandigheden keerden ten gunste van den Sultan.
De onverstandige oorlog, dien de Grieken tegen Turkije begonnen en waarbij de
Türken als overwinnaars schitterden, heeft de toestand zeer snel veranderd. De
Scheiks hadden de beginselen van bet pan-islamisme onder Turkije reeds ingang
doen vinden bij vele volken, en de overwinningen van Turkije omstraalden den
Grooten Heer weer met den glans van macht in de oogen der Mohammedanen. Die
gebeurtenissen werden geexploiteerd in de Mohammedaansche werèld. De Noord-
Afrikaansche broederschappen der Mohammedanen sloten zieh thans in groot aantal
aan bij de Turksch-Islamietische beweging ; hun Scheiks werden uit praktische
inzichten van vijanden in voorstanders veranderd! en een algemeen streven, om den
Islam weder te doen leven, bezielde allen. Zoo werd de Sultan het staatkundig en
geestelijk middelpunt, waaromheen zieh het- pan-islamisme vereenigde, en de
waardigheid van het Khalifaat was gered voor den Turk.
In Turkije zelf werd thans ijverig gewerkt veor het beginsel der opperheerschappij
van den Sultan. Het Turksche paleisblad Malumat, dat algemeen verspreid werd in
de Mohammedaansche wereld, opende een veldtocht tegen Franschen, Engelschen,
Duitschers en Russen, die over Mohammedaansche onderdanen heerschten. Toen de
groote mogendheden längs diplomatieken weg hun beklag gemaakt hadden over de
opruiende taal van het blad Malumat, moest Nederland het ontgelden en werd er
een aanval gedaan op de regeering van Nederlandsch-Indie, waar men de Mohammedanen
schetste als onderdrukt door het Nederlandsch gezag. Dit blad, dat ook in
Nederlandsch-Indie veel verspreid werd, om tegen het gezag op te zetten, werd hier
toen verboden ; of het geheel geweerd werd, valt te betwijfelen.
D it a lle s w ijs t e r op, d a t de p a n -islam ie tisc h e b ew e g in g in n ie u w e b a n e n g ele id
w a s e n v è r g a a n d e b e d o elin g en in h e t S child v o erd e. In den boezem van het pan-islamisme heerschen nog andere beginselen dan politieke,
welke zieh met deze vereenigen. Er is een streven naar terugkeer tot het oude, naar
zuivering en hervorming van den ontaarden Islam, een zucht naar mysticisme, welke
zieh overal openbaart, doch hier sterker dan elders. Met het einde van elke eeuw
schijnen dergelijke ideeén te rijpen bij alle volken en partijen. De beginselen der
zuiveringsleer moeten wel ingang vinden bij Velen uit het volk, en de geestelijke
broederschappen, welke men in den Islam vele vindt en die berusten op hetzelfde
beginsel, vonden daardoor uitbreiding. De Scheiks en Mokaddems der broederschappen
zijn het, die daardoor de draden der geestelijke beweging in handen houden ; in
Mekka convergeeren de draden, doch' van Konstantinopel uit worden zij bewogen.
Daar vertegenwoordigen twee, den Grooten Heer het naast staande, raadslieden de
belangen der heilige zaak. De eerste is Abd ei Huda, het hoofd van de orde der
Rafaija. Op zijn bevel reizen honderden zendelingen door het Oosten. De Groot-
Scherif van Mekka is de ijverige bondgenoot; hij behoort zelf tot de orde der
Rafaija en bezet de belangrijkste ambten met voorstanders van het pan-islamisme.
Door de wettige erkenning van onderseheidene tot dusver vrije Mohammedaansche
orden en broederschappen heeft hij talrijke aanhangers en grooten invloed verworven.
Als grootmeester der pelgrimstochten beschikt hij over een groot leger van geleiders
der vreemdelingen of „mutauafs”, die de bedevaartgangers bekend maken met hun
beginselen en aldus het zaad van het pan-islamisme ongemerkt uitstrooien en
verbreiden over alle Mohammedaansche volken.
Het bestaan van zulk een algemeene bedevaartplaats als Mekka is van onberekenbare
beteekenis, om Propaganda te maken voor een beginsel. Daar komen geloovigen en
licht voor indrukken vatbare gemoederen samen uit alle streken en van alle volken,
en van een dergelijk middelpunt dragen zij die indrukken, door persoonlijke mede-
deelingen en onder den invloed van het heilige der stad verkregen, mede naar huis.
Yan Mekka uit kunnen de Islamietische volken het gemakkelijkst beheerscht worden,
en het was ongetwijfeld een praktische zet op het schaakbord der politiek, toen de
Sultan of zijn partij van hier uit de Propaganda voor zijn belangen aanving en over
MeEkekna tdwe ededraed epne rdsoeor nbliejkwheegidin, g dliiee t gleonoopeemn.d wordt als leider, is de Tripolitaansche
Scheik Dhaffer, de zielverzorger van Abdul Hamid, den tegenwoordigen Sultan, en
hoofd der broederschap Schazuli (Chadelija). Hij wordt door sommigen als een geheim
agent der orde van Senussia van Kufra aangezien, een orde, die geheel van
pan-islamistische gevoelens vervuld is. Het zijn bovenal de geestelijke orden en
broederschappen, welke de pan-islamietische beweging leiden en drijven, en die veel
meer invloed oefenen dan de officieele geestelijkheid. In den boezem van het uitgebreide
Islamisme kunnen zij grooten invloed op de. wereldgebeurtenissen uitoefenen: dit
bewijzen de gebeurtenissen van den laatsten tijd. ‘ Zij waren het, die in Egypte den
hardnekkigen strijd tegen de Britsch-Egyptische wapens voerden (zie deel I, pag.
435); ; door hen worden de beginselen van het pan-islamisme tot het lagere volk
gebracht. * * *
YVegens hun groote beteekenis moeten wij omtrent deze broederschappen van het
M. oDhea Kmomraend,a nmisemt zei jnn osgtr eientgs thneaidsetirssc hm geoddesdbeeeglernip. en zijn fatalistische wereldbeschouwing,
met zijn koude plichten en dorren eeredienst, was te prozaisch voor de bewoners
der zuidelijke landen, om geheel te bevredigen aan alle religieuse eischen. De
woestijnbewoners hadden mystieke neigingen en hoorden overal om zieh heen in de
natuur geheimzinnige stemmen en geluiden, die hen tot dweepzieke overpeinzingen
brachten. De nüchtere Islam voldeed hieraan niet; hij was ontstaan als reactie tegen
het veelgodendom, maar toch moest hij die bestreden neigingen op den duur wel
weer dulden. Vrome lieden kwamen er daardoor toe, vereenigingen te stichten,
broederschappen, aan welker leden door beoefening der mystiek en de vervulling van
allerlei plichten de weg werd gewezen, om tot de zoo vurig begeerde vereeniging
van den mensch met Allah te komen. Die broederschappen, soorten van monnikenorden,
namen snel toe, hun aantal werd zeer aanzienlijk, wel een bewijs, dat zij voldeden
aan het mystieke gevoel. Gewoonlijk duidt men deze broederschappen als derwisjenorden
aan, de leden als derwisjen. De derwisjen zijn zeer geeerd; personen uit alle standen
maken deel uit van hun genootschappen, hoewel zij veelal te midden van de menschen-
maatsehappij blijven leven (zie ook deel II, pag. 36).
Om het wäre, mystieke leven te leiden, wordt echter een geestelijke opvoeding
vereischt, bestaande in bidden, vasten, waken en het voortdurend geconcentreerd
houden van zijn gedachten op God. Het doel is het verwerven van de hoogste zaligheid,
nl. de oplossing van het individueele in het absolute, van den mensch in God. Die
richting is bekend onder den naam van soefisme (van ’t Arabisch soef = wol, omdat