148 DE ARABIEREN IN INDlfi.
De Arabische nederzettingen in Indie vindt men bovenal te Batavia, Cheribon,
Tegal, Pekalongan, Samarang, Toeban, Grissee, Soerabaja, Soemenap, Bangil, Ban-
joewangi, Palembang, Siak, Pontianak Het aantal Arabieren in Nederlandsecnh -BInadnijee rmbeadsirna.agt ongeveer 24,410, waarvan
16,D2e3 8 Aorpa bJiaevrean e nin MNadeodeerral.andsch-Indie zijn meest allen afkomstig uit Hadramaut.
Wij hebben de Arabieren aldaar reeds leeren kennen, in deel II. pag. 52 en verder,
aan de hand van het werk van Mr. L. W.. C. van den Berg. Uit andere gedeelten
van Arabie komen. wel Arabieren in Indie, doch meestal slechts tijdelijk.
De armoede in hun vaderland heeft vele Arabieren tot emigratie naa.r Nederlandsch-
Indie gebracht. Vrouwen nemen zij daarbij niet mede, doch in het nieuwe vaderland
huwen zij met Inlandsche vrouwen, wat echter thans niet zooveel meer voorkomt, of
met de dochters van hun landgenooten, die hier geboren zijn en dus reeds gemengd
ras vormen. De kinderen leeren de taal der moeder, dus het Maleisch, het eerst; later
leeren zij ook de taal van den vader. Enkele aanzienlijken zenden hun zonen wel
naar Hadramaut, om daar het Arabisch beter te leeren, doch de, meesten leven geheel
als de Inlandsche bevolking, en vele Arabische zeden en gewoonten worden daardoor
ookD ei n AIrnadbiiee rreene disn sIpnodeidei gl egveewn ijhzoigodfd. zakelijk van den handel; zij vormen er met de
Chineezen de verbinding tusschen de Europeesche handelshuizen en den Inlander.
Zij kunnen echter gewoonlijk niet tegen de Chineezen concurreeren, ook omdat zij
niet over zooveel kapitaal kunnen beschikken. Bovenal nemen zij den woeker te baat,
om zieh te bevoordeelen, en hoewel die, evenals rentebeding, door den Islam verboden
is, weten zij toch op allerlei wijzen door de mazen der wet te kruipen en hun geweten
gerust te stellen, door gefmgeerde vormen voor hun contracten te bedenken. Koop
meVt öröerc hdte tootn twweidkekreinliknogo pd eirs seteono mdvear avrto rhmieelnd,e nw adaer oAnrdaebri ezriej na rzbieehid evno.oral met kust-
vaart bezig; hoewel die sedert Verminderd is, daar de stoombooten hun zeilschepen
verDder onAgreanb,i ebrelinjf t bzoiej zteomchen noaglt ijadlt ijede ne egne vboreoln vvaann ebeersbtaieadn . aan de Inlanders in; zij,
afkomstig uit het land, waar de Profeet geboren werd, omgeven zieh daardoor eenigs-
zins met een heiligenaureool. Bij feestelijke gelegenheden wordt hun steeds de
voorrang verleend. Daardoor ook stelden Inlanders er prijs op, zieh door huwelijken
meZto oh ewn itsete nv erdbei ndAerna.b ieren zieh op vele plaatsen in de regeeringszaken te dri,ngen,
om zieh daarna door vermaagschapping met vorstelijke familien van den troon
meester te maken of een nieuw gezag te stichten. De voormalige beheerschers van
Atjeh, Palembang, Bantam, Cheribon en de vorsten van Siak waren b.v. van Arabische
af komst en het rijk van Pontianak werd door een Arabier gesticht. Door het optreden
van het Nederlandsch gezag werd echter aan den directen staatkundigen invloed der
Arabieren een eind gemaakt, zoodat zij zieh op dit oogenblik öf tot den priesterlijken, öf
tot den koopmansstand moeten bepalen. Als handelaren bezitten zij wel ondernemings-
geest, doch oneerlijkheid, gierigheid en schraapzucht wordt hun dikwijls verweten.
° De vrouwen en dochters der Arahieren in Nederlandsch-Indie namen de Inlandsche
kleederdracht aan. Het bedekken van het gelaat in tegenwoordigheid van vreemde
mannen is bij hen niet algemeen. Alle Arabieren dragen hier een rok (foetah), of wel
een broek (sirwal), daarover een lang wit hemd (qamic), dat tot de enkels reikt, en als
bovenkleeding een buis (podairiah), of wel een niet toegeknoopte. lange jas (djubbah),
soms met een vest (badan) er onder. Aan de voeten dragen zij Sandalen, terwijl het
steeds geschoren hoofd bedekt is met den tulband, een stijf rond mutsje, waarom
eenV osoturnka mdoee kA graebwiiekrkeenl d drisa.g en, als zij met Europeanen in aanrakm. g komen, niet
zelden een Europeesche pantalon. Enkele in Nederlandsch-Indie geboren Arabieren
hebben het moderne Turksche costuum aangenomen. Evenals de Chineezen wonen
de Arabieren meestalin afzonderlijke kampongs bijeen, waar zij zooveel mogelijkhun
nationale zeden en gewoonten behouden.
110 0 FD S T U K XV.
HET EILAND SUMATRA EN ZIJN BEWONERS.
Sumatra is, evenals Java, een in de lengte üitgebreid eiland. De oost- en noordkust
van Sumatra zijn laag en moerassig; onderscheidene rivieren, welke hier uitmonden,
bouwen snel voort aan hun delta’s. ; De westkust van Sumatra is veelal steil, doch
bezit vele goede havens. Het eiland wordt in de lengte doorsneden door een berg-
keten, welke het dichtst bij de westkust loopt en zieh tot hoogvlakten in het binnen-
land van Midden-Sumatra verbreedt.
Onze nadere kennis van het eiland Sumatra en zijn bevolking dagteekent eerst
van deze eeuw. Voor dien tijd was slechts acht geslagen op enkele punten en kust-
streken van dit werelddeel. En toen wij dit eiland in 1814 van Engeland terug
verkregen, beperkten op Sumätra’s Westkust onze nederzettingen zieh tot Padang
en eenige plaatsen van de kuststreken, die zelfs geen gemeenschap over land met
elkander hadden. De binnenlanden, thans onder den naam van Padangsche Boven-
landen bekend, waren destijds geheel onafhankelijk en zelfs had geen Europeaan
het gewaagd, ver daarin door te dringen.
Atjeh was in dien tijd nog onafhankelijk, en in de Bataklanden begon de uitbrei-
ding van het Nederlandsch gezag eerst in 1879, menigmaal op verzoek der bevolking
zel'f. De Sultan van Palembang werd in 1818 gedwongen, alle rechten van opper-
macht over de boven- en binnenlanden aan Nederland af te staan, hoewel de feitelijke
inlijving eerst later geschiedde, daar er nog met Britsche intrigues was te strijden,
om onze oppermacht erkend te zien, en expedities hiervoor noodig waren. In 1858—
1866 beslööt de regeering tot inlijving der Redjang- en Pasoemah-landen.
De Sultan van Djambi moest in 1832 de hulp van het Nederlandsch gouvernement
vragen tegen zeeroovers en erkende in 1833 onze souvereiniteit; Indragiri volgde in
1838, Siak in 1858.
Wij zullen niet verder gaan met de kroniekmatige opsomming van de uitbreiding,
die het Nederlandsch gezag op Sumatra onderging, en evenmin haar geschiedenis
behandelen. Wie de geschiedenis der Nederlanders op Sumatra wil leeren kennen en
den strijd, die daar gestreden is voor de uitbreiding van het Nederlandsch gezag,
leze hierover de hoogst belangrijke Studien van E. B. Kielstra. Het bovenstaande is
voldoende, om in te zien, dat wij schrede na schrede verder drongen, en daarmede
werd ook onze kennis van land en volk üitgebreid. Maar nog altijd is omtrent een
deel der bevolking van de binnenlanden nog zeer weinig bekend.
* H: *
De talrijkheid der bevolking van Sumatra is slechts bij schatting bekend. Volgens
het Koloniaal Verslag was de bevolking van Sumatra in 1896 samengesteld als op
de volgende pagina is aangegeven.
Absolute juistheid hebben deze cijfers niet; alleen geven zij een globaal en bena-
derend overzicht aan, hetwelk ons in elk geval leert, dat de volksdichtheid gering is.
De samenstelling der beyolking leert ons, dat de Inlanders het hoofd-element
uitmaken. Daarnaast vormen de Chineezen een belangrijk volks-element, bovenal aan
de oostkust (73,000 ruim), welke bovenal werkzaam zijn op de talrijke plantages.
Al is de bevolking van Sumatra nog niet voldoende bekend, toch kan zij, op grond
Van de talen voornamelijk, tot eenige groepen gebracht worden. In het algemeen
AUSTRAUE. 10