DE ALFOEREN. DIALECTEN.
Indischen Archipel afkomstig zijn. Bovenal schijnen de Maleiers hiervan het hoofd-
bestanddeel uit te maken. Dezen zijn meest Mohammedanen, terwijl in Ambon ook
velen het Christendom hebben aangenomen. In 1895 -werden in Ambon volgens het
koloniaal verslag 67,736 Inlandsehe Christenen gevonden. Op de talrijkste bevolking van Europeanen. Ambon vindt men ook
De eigenlijke inboorlingen van de Molukken vormen een ras van onbeschaafde
volken, die op vele plaatsen sterk met Papoea’s vermengd zijn en in ’t algemeen
als Alfoeren 1) zijn aangeduid (zie pag. 209). Het zijn ruwe, onbeschaafde volken,
meestal Heidenen, die veel overeenkomen met de bevolking in de binnenlanden
van Celebes, welke eveneens als Alfoeren worden aangeduid. Evenwel vindt men
groote verschillen bij de Alfoersche vo|ken. De bewoners van Halmaheira, Ternate
en Tidor verschillen aanmerkelijk van de andere Indonesiers en nog veel meer van
de Papoea’s ; zij naderen uiterlijk, zoowel in kleur als gelaatstrekken, tot de bewoners
ALFOEREN-HUIZEN IN SOAH KONORAH.
van het Kaukasische ra’s. Met het Ternataansch, Tidoreesch, Tobelasch en de overige
dialecten van Halmaheira vormt het Galelareesch een zeer eigenaardige taalgroep,
welke zieh scherp onderscheidt van alle andere Maleisch-Polynesische talen, met
idneb ePgarpipo ead’es.r Papoeasche tongvallen. De bewoners van Ceram naderen reeds iets tot
"Wilken stelt de zaak als volgt voor. De meest typische Papoea’s bewonen Nieuw-
Guinea. De Molukken, Oost- en Midden Flores, Timor, Solor, Alor en Roti zullen
misschien oorspronkelijk een zuiver Papoeasche bevolking hebben gehad, die zieh
nl. xH)l>area fnoaearm. eAnl fome r Aisr avfoolegre,n sA lPifrooef.r Neine mAalnfo earf kvoemrasntidge rvda.n dCerna wnfanarmd geeeneeftr ndeeg ovroälg oepn dNeie vnewr-kGlanriinnega- fAolrfaoe r( =z obnu itaenfk owmonsteingd )z yznoo dvaatn h hete ti sA: rdabe isbcnhiet enawl o(hneent dAerna. b. Mlidnwssoeohredn b=ro edke ,m heeetn) t,e nd aht eht ePtowrotuogredevsaonh f1o=e rvorey _e(n=, owniladf,h aonnkgeeltyekmedn)) kino mtte. mAonedteerue nz iemne, ewneant here t ewena asrasmchefnlnsltteikllsint gw voardnt hgeeta oAhrta, bziescght NAyl laennd h. oro
DE ALFOEREN VAN HET POSO-MEER. ANIMISME.
langzamerhaiid met de naar het oosten voortdringende Maleiers heeft vermengd. Doch
bij die vermenging praedomineert nog het Papoeasche element boven het Maleische.
Al de stammen, welke de oostelijke eilanden bewonen, vertoonen, de eene in
meerdere, de andere in mindere maté, het Papoea-type. Zoo verraden de Timoreezen
dit meer dan de Alfoeren van Halmaheira, terwijl zij hier weer sterker moeten
uitkomen dan op Boeroe.
Uit dit alles moet men dus besluiten, dat de Molukken een ethnographisch over-
gangsgebied vormen, waar geen zuiver rastype voorkomt en welks bevolking niet
in ’t algemeen kan beschreven worden. De plaatsruimte ontbreekt ons echter, om
dene kebleew boenpearlse n.van elk dezer eilanden te beschrijven, en wij moeten ons dus tot
Als wij derhalve een paar grepen doen, wel willekeurige grepen en geenszins aan
de administratieve indeeling gebonden, en dus enkel over de bevolking van een paar
eilanden iets naders mededeelen, dan is dit om den wille der beperking, niet omdat
omtrent de anderen geen bijzonderheden zijn mede te deelen. Riedel geeft in zijn
boek over de ,;sluik- en kroesharige rassen tusschen Celebes en Papoea” een ethnogevraepnhaliss
cnhae arb edsec horivjverinigge vlaitnt edraet ubuerw. oners van vele eilanden, waarnaar wij verwijzen,
A l f o e r e n a a n h e t P o s o - m e e r .
Voor de Alfoeren willen wij ons in de eerste plaats nog weder wenden tot Celebes,
waar aan het Poso-meer Alfoerenstammen wonen. De heer Alb. C. Kruyt, die de
binnenlanden van Celebes door aanschouwing leerde kennen, deelt omtrent het
geestelijk en maatschappelijk leven van den Poso-Alfoer belangrijke bijzonderheden
mede, die wij hier voor een deel laten volgen.
De Alfoeren van Midden-Celebes zijn animisten. Dit animisme uit zieh op tweeérlei
wijze: in het geloof, dat alle tastbare en voor de zinnen waarneembare voorwerpen
bgeezeiseteldn zinij n,d ee nl uicnh t.het geloof in en de vereering van de zielen der afgestorvenen en
Volgens het geloof van den Poso-Alfoer heeft de mensch drie zielen, achtereenvolgens
inosa, angga en tanoana genoemd. De inosa is, wat prof. Wilken noemt de
„anima”, de ziel physiologisch, beginsel van het dierlijk bestaan, die merkbaar is in
den adern. De angga is de „animus”, de ziel psychologisch, het principe van het
geestelijk zijn van den mensch. De tanoana is de kruin van het hoofd, en de ziel,
die daar haar zetel heeft, heet evenzoo. Deze is de fijnste ziel; zij zou kunnen
genoemd worden, zegt Kruyt, het goddelijke in den mensch. De inosa en angga
zijn dus stoffelijke factoren van het wezen van den mensch; zij zijn onafscheidelijk
aan het menschelijk lichaam verbonden gedurende het leven. De tanoana echter
heéft het vermögen, om zieh van het levende lichaam af te scheiden, doch met dit
feit der afscheiding verliest het lichaam zijn zelfbewustheid. De tanoana maakt
ggeeedsutreennrdijek dzieent, sfllauaispt erotm zwij adnedne lisnlgaepne,r iznw hereftt oocohrt,e ne,n edna t ailsl ezsi, jnw darto ozmij. in gindsch
Aan de droomen hecht de Alfoer veel waarde, hoewel het duidelijk is, dat hij niet
alle droomen voor omzwervingen van zijn tanoana houdt. Men meent hier, evenals
bij alle Maleisch-Polynesische volken, dat ziekten veroorzaakt worden door het zieh
verwijderen van de ziel. De ziel van den zieke zou volgens hen worden vastgehouden
door een boozen geest, heia; de betering der zieken wordt teweeggebracht door bela
te verzoeken, de ziel los te laten, hetwelk onder vele ceremonién geschiedt. Behalve
enkele gevallen wordt ieder jaar of om de twee jaren een groot feest gevierd, dat
zteogoewne l dde ieanatn, voalmle nd ed ezri ebkoeonz et eg egeegnteezne nte albse socmhe rzmieeknt.en te voorkomen, d.i. om zielen
De Alfoer is animist zeiden wij, d. i. hij gelooft, dat alle tastbare en voor de zinnen
waarneembare voorwerpen bezield zijn. Tal van gebruiken in het leven wijzen op dat
geloof. Daar het ijzersmeden een voorname tak van industrie is bij den Alfoer, kent hij
ook aan het ijzer een ziel toe. In elke smederij hangt men een groep van uit hout
gesneden instrumenten, lanspunten, zwaarden, hakmessen, hamers, enz. Zulk een
verzameling heet kortweg lamoa en bevat de ziel van het ijzer, dat in de smidse