toch blijkt uit het gezegde, dat men hem evenmin het recht ontzeggen mag van
Muzelman te heeten, als men de meerderheid der Christenen den Ghristennaam ont-
houdt. Hoewel met veel oude begrippen vermengd, hoewel ook geenszins stipt, is de
Javaan toch een Muzelman, zooals de meeste Christenen Christenen zijn.
Eigenaardig is in den Archipel ook het prestige en de eerbied voor Mekka, die
hier grooter is dan elders onder de Mohammedanen. Daardoor gaan niet alleen velen
ter bedevaart, die hiertoe niet verplicht zijn, zooals wij zeiden, maar ook zelfs een groot
aantal, wien de wet een bedevaart verbiedt, namelijk zij, die dit doen ten nadeele
van hun gezin of van crediteuren.
De bedevaartgangers uit den Archipel behooren tot hen, die zieh te Mekka het
gemakkelijkst onderwerpen aan het stelsel van exploitatie, dat daar op de bedevaartgangers
wordt toegepast. Alles, zelfs het ongerijmdste, wat zij daar van hun gidsen
of logementhouders vernemen, wordt door hen blindelings nagevolgd. En toch, de in
den Archipel gevestigde Arabieren hebben weinig eerbied voor het internationale
mengelmoes van bewoners, waaruit de bevolking van Mekka bestaat.
De invloed en het heilige prestige van Mekka hebben vanouds in den Archipel bestaan.
Deze invloed van Mekka nu is, uit een staatkundig oogpunt beschouwd, een bedenkelijk
verschijnsel voor het Nederlandsch gezag, omdat de personen, met wie de bedevaartgangers
aldaar het meest in aanraking komen, zieh door een minder günstige gezind-
heid jegens Christenen in het algemeen en jegens de Nederlanders in het bijzonder
kenmerken. Daarenboven is Mekka het centraalpunt van de geestelijke broeder-
schappen; de broederschap der „Naqsjibandijah”, die tegenwoordig voor het Pan-
Islamisme ijverig propaganda maakt, heeft daar haar hoofdkwartier. En deze broe-
derschappen ijveren niet alleen voor hun godsdienstleer, maar ook ageeren zij tegen
andersdenkenden.
De werkzaamheid van het Mohammedanisme in den Archipel blijkt vooral uit de
toeneming der bedevaarten naar Mekka. Op elken volwassen Moslem, in het bezit
van gezond verstand en persoonlijke vrijheid, en die in Staat is, de reis daarheen te
volbrengen, rust de plicht tot het verrichten van de hadj of bedevaart naar de
heilige plaatsen in of nabij Mekka op de daarvoor gestelde dagen. Wat de vrouwen
betreft, geschiedt dit onder voorwaarde, dat zij de reis maken, hetzij met hun
echtgenoot, hetzij met een hunner mannelijke bloedverwanten, met wien het huwelijk
voor hen verboden is. Om tot de bedevaart in Staat te zijn, moet men niet alleen
de middelen bezitten, om de heen- en terugreis te kunnen doen, maar ook om jegens
alle achtergeblevenen, in wier onderhoud men moet voorzien, zijn verplichtingen na
te komen.
De bedevaarten uit den Archipel naar Mekka bestaan reeds lang. De Oost-Indische
Compagnie traehtte hen zooveel mogelijk tegen te gaan; Rafiles was zelfs van oordeel,
dat het monopoliestelsel van de Compagnie werkelijk den stroom tegenhield. Na de
herstelling van het Nederlandsch gezag breidden de bedevaarten uit Indie zieh echter
weder uit. De regeering besloot toen, om hen aan verordeningen te onderwerpen. Bij
resolutie van 18 Oct. 1825 werd bepaald, dat alle Inlanders op Java en Palembang,
die de bedevaart wilden doen, een recognitie van f 110 moesten betalen voor een
pas • naar Arabie; de opbrengst hiervan was bestemd, om de bevolking te onder-
steunen in het herstellen van bedehuizen. Dit stelsel werd in 1852 ingetrokken. Na
verschillende maatregelen volgde in 1859 een ordonnantie, bepalende, dät voor de reis
naar Arabie een pas genomen moet worden, die niet wordt verleend, voor de aan-
vrager kan aantoonen, dat hij de noodige middelen bezit voor de reis, en dat hij
zijn betrekkingen verzorgd heeft achtergelaten,
Het verbeterd verkeer heeft sedert de bedevaarten vergemakkelijkt. Een groot deel
der pelgrims maakt thans gebruik van'de directe scheepsgelegenheid naar Djeddah,
welke o. a. de maatschappijen Ocean, Nederland en de Rotterdamsche Lloyd aan-
bieden. Door deze rechtstreeksche reisgelegenheid en de instelling van een Nederlandsch
consulaat te Djeddah is een eind gemaakt of beperking gesteld aan velerlei
misbruiken, uitzuigerij en exploitatie der Inlanders.
Het aantal der bedevaartgangers is zeer groot. Volgens het Koloniaal Yerslag
bedroeg het in 1885 : 4692, in 1895 : 7128, in de tusschenliggende jaren schommelde
het tusschen deze cijfers.
Volgens opgaven van den Nederlandschen Consul te Djeddah werden in 1896 niet
minder dan 11,788 inboorlingen van Nederlandsch-Indie in het ingeschreven, een tot dusver nooit bereikt cijfer, hetwelk dat van hpeetl gariamntsarle gdiesteel-r
nemers uit den Archipel aan de laatst voorgaande „groote” bedevaart, die van 1893,
nog met 3696 overtrof, terwijl de bedevaarten van 1894 en ’95, volgens de aantee-
keningen van het consulaat, door respectievelijk 6874 en 7128 Nederlandseh-Indische
onderdanen waren medegemaakt. Onder de bovengenoemde 11788 ingeschrevenen
voor 1896 bevönden zieh 2011 vrouwen en 880 knapen en meisjes.
De terugreis werd in 1896 aanvaard door 912 pelgrims van vorige jaren en door
9926 van de 11,706, die bij het consulaat waren of werden ingeschreven als voor de
bedevaart van 1896 uit Indie vertrokkenen, zoodat 1780 of ruim 15 pCt. hun
passen onafgehaald lieten, welke grootendeels hun verblijf in Hedsjas wenschten
voort te zetten.
Die toeneming van het aantal hadji’s uit den Archipel naar Mekka wijst er op,
dat het Islamisme hier meer en meer invloed verkrijgt, de gemoederen dieper ver-
vult en tot fanatistische handelingen drijffc.
Welke is de oorzaak van de toeneming der, bedevaarten naar Mekka? Indeeerste
plaats zijn er velen, die, hun hoogste heil vindend in een religieuzen wandel en het
volbrengen van de door Mohammed voorgeschreven plichten, zieh hun leven niet
kunnen denken zonder een persoonlijk bezoek aan Mekka. Anderen worden naar
deze plaats getrokken door den geest tot studie; zij willen meer van de theologie
weten dan de weinig omvangrijke kennis, die in hun vaderland te vergaderen is op
langgar’s en pesantren. Zij willen hun Studien voltooien in landen, die de grootste
godgeleerden hebben voortgebracht, en waarvan de poorten niet voor hen gesloten zijn.
Doch verder zijn er velen, die gaarne willen doorgaan voor een man van gewicht. En
de hadji is in de oogen van minder bevoorrechte dorpsgenooten bijna een heilige;
hij alleen draagt de Arabische kleeding en het is hem gemakkelijk, om aan den
kost te komen. Wel zijn de tijden voorbij, dat de hadji’s ongeveer geheel leefden ten
koste der overige bevolking, en velen vatten hun vroeger werk na hun thuiskomst
weder op, maar toch blijft er met het verkoopen van djimats (amuletten of talis-
mans) het bidden voor het zieleheil van afgestorvenen, nog gemakkelijk iets te
verdienen. Ook heeft de hadji grooter kans, om tot dorpspriester benoemd te worden,
i dan een ander. Doch daarnaast heeft een soort van werving plaats van hadji’s door
agenten, ongeveer op de wijze als dat geschiedde voor stoombootmaatschappijen en
landbezitters door landverhuizingsagenten, natuurlijk om daarvoor een aanbrenggeld
te ontvangen. Dit werven geschiedt echter tevens uit pölitieke beginselen, namelijk
om de Islamieten in Mekka te brengen onder den invloed van de pan-islamistische
Propaganda en die aldus uit te breiden.
H e t P a n - I s l a m ism e .
Wij moeten nog een oogenblik stilstaan bij het pan-islamisme, mede tot aanvulling
van hetgeen wij in deel II, pag. 32 enz. over den Islam schreven.
Tot voor körte jaren heerschte in de Westersche landen de meening, dat de groote
wereldgodsdienst van den Islam aan het uitsterven was en langzamerhand verzwakt,
vervallen en ontaard, uit gemis van levenskracht zou wegkwijnen. Men meende, dat
er van de beginselen van den Mohammedaanschen godsdienst weinig meer over was
dan de schijn, dan de vorm en de kleur, en dat deze weldra zouden weggevaagd
wvoolrkdeenn. van den aardbodem door den invloed der ideeen van de Indo-Germaansche
Die meening was geheel onjuist en kon alleen berusten op een oppervlakkige be-
schouwing van de Mohammedaansche volken. De traditioneele voorstelling bestaat,
dat de Islam zijn verbreiding te danken heeft aan het zwaard, en daardoor meende
men in het af brokkelen van het Turksche Rijk, den Islamietischen Staat bij uitnemend-
heid, ook de teekenen van den val van het Islamisme te bespeuren. Toch was dat
geenszins het geval. De tijden zijn voorbij, dat de Islam wordt voortgedragen achter
de bameren van overwinnende legerscharen. Ook schijnt er een periode van rust en
kalmte bestaan te hebben in de Islamietische wereld, een tijd van lusteloosheid, toen
A ÜSTRALIE. ^