DE BADOEJ’S OF BADOEWPS EN ANDERE HEIDENEN OP JAYA.
Wij moeten thans in de eerste plaats nader kennis maken met een kleine volks-
groep van niet meer dan 300 zielen, welke zieh te midden der Soendaneezen als een
antiquiteit uit den vdrir-Islamietischen tijd heeft staande gehouden, Hierbij hebben
wij het oog op de Badoej’s of Badoewi’s, een overblijfsel der oude Heidensche be-
woners, welke nog in het zuiden van Bantam, aan de zuid-helling van den Pagelaran,
gevondem worden. Daar, te midden der hee'rlijkste panorama’s van met eeuwig groen
gekroonde bergruggen en heuvelrijen, die zieh: scherp afteekenen tegen den horizon
en met de grilligste lijnen in elkander overgaan, door diepe bergkloven en huivering-
wekkende ravijnen van elkander geseheiden, waar een ademlooze stilte heerscht,
slechts afgebroken door het geheimzinnig ruischen en kabbelen van in ’t groen ver-
scholen beekjes en bergstroompjes, woont in eenige gehuchten het volkje der Badpej s,
hun oude levensvormen, geloof en nationaliteit bewarend tegen het voortdrijven van
sterkere De Badrooesjs’es,n .d ie hier in een . streng isolement leefden. , . z.ij n langen tijd sile’3c$htPs zeer
onvoldoende bekend geweest. Het beste onderzoek naar dit volk hebben wij aan
Dr. Jacobs te danken, die in 1888 hun land doortrok en een studie over het volk maakte.
Hoewel de afkomst der Badoej’s niet met zekerheid bekend is, vermoedt Dr. Jacobs
toch met eenige oudere schrijvers, o. a. Raffles,.dat zij uit het.vroegere rijk Padjadjaran,
welks hoofdstad ongeveer lag, waar nu Buitenzorg gevonden wordt, afkomstig zijn
en waarschijnlijk de vlucht namen naar het Kendeng-gehergte in de 15<le eeuw, toen
dit rijk aan de Mohammedanen werd onderworpen. Ook beschouwen de Badoej s
zichzelf als afkomstig uit dit rijk en vertoonen zij nog-steeds een innige gehechtheid
aan zijn roemrijk verleden. En terwijl dit rijk te gronde ging, de bevolking zieh
oploste onder de Vreemde invloeden, bleven de Badoej’s het oude nationale karakter
in hun veilige bergwoningen tot op onzen tijd bewaren, zoodat men hen als een
ruine van een grooter volk moet beschouwen. De naam Badoej s zou ongeveei
dezelfde beteekenis hebben als Bedoeienen (zie II, pag. 56), iets wat wijzen moet
opH heut nl iczhwaearmvesnudit elrelvijekn . der Badoej’s kenmerkt zieh reeds .h ierdoor, dat zi..j de, S:oendaneezen
van Bantam in lengte overtreffen. De Badoej’s zijn over ’t geheel kloeke,
forsche gestalten, met een herkulischen lichaamsbouw, in vergelijking met hun
Bantamsche naburen, terwijl zij zelfs tot op hoogen leeftijd een rechte houdmg
bewDea rehnu. idkleur der Badoej’s schommelt tussc.hen lichtgeel en vuilbrum. Over
’t geheel zijn zij iets lichter getint dan de overige Bantammers, misschien mede een
gevolg van de omstandigheid, dat zij in de schaduwrijke bosschen, waarin zij het
grootste deel van hun leven doorbrengen, minder aan den invloed der zonnestralen
zijn blootgesteld. Het hoofdhaar is lang, dik en grof en reikt bij de meeste mannen,
als het los wordt gemaakt, tot over de helft van den rüg. Het wordt steeds, tot
een wrong samengebonden, door den hoofddoek bedekt; slechts enkelen dragen het
kort afgesneden. Het is donkerzwart, met een blauwen weerschijn, min of meer
golvend, doch elk haar is rond in doorsnede. De baard is dun; de enkele hären
zijn tamelijk lang en grof. De meesten laten het haar op de bovenlip en aan de
kin staan en scheren het overige af; anderen vergenoegen zieh alleen met een
UITERLIJK DER BADOEJ’S. KARAKTER.
H d . andere ger«d.cl,.pp.n. B o r « ™ , , . , , t a . B end, Het voorhoofd is bij allen ook bij dev.ouwen, ‘ ^ ea)len
hdueitd ealicjhkt erteh oovfodo rsisc himjnm. Dofe mneeuesr ism k.o rt, , sjLmn met ingedruktbeinjn an enuisertu bgte;
de neusvleugels zyn b r e e d d e g g i a j Q « f t mond. dikke, niet omgekrulde
^eini^vow uitstek^ld e„ ™ . . »
De tanden staan regelmatig, en bij jonB , J ^ Qa oogen hebben geen
w e n k b ra u w e n zijn goed o n tw ik k e ld ; de
¡ m & < 9 H P K s i s
o n tw ik £ ir 'p ie ite £ ? r F u n 'h .n d .» en eoeten d t t a t ä S
1 t s i s . r — t*dt; de
d o o r te k e n n e n ^ ® “ | | zo o d at m e n o p e e n h u isg ez in g em id d e ld
ja a r . H o ew el de , J G H d e o v e rb lijv e n d e n to c h in S taat, d e n s tn jd
r r e t J t t a r m K u c rcTs ie .voeren^ w a a rd o o r d it v olk z i e h in s ta n d h e e ft g eh o u d e n
e n in w ez e n zal b lijv e n . ■ * *
M W m m m L m k h a f e - t s N
I H ¡W M ■ ■ ■ ■ feg g& sg b e d a a rd h e id ; hij a n tw o o rd t m e t z o n d er e e rs t t e ^ nd ^ Ä 8h t- ^ “ d e l« k e n
ahnudlpevr aazridjnig . geNlyikeet g eenb o nbed he ann daealtn daaf.s cl, m v o r m e n tegenoverg eezeinc hmt. eeHrduenr e,o mzogoaanlgs
isolenient Ä 5
Staat hun geestesontwilkkelmg 1?le, . elfs H optelling en aftrekking van
wverbomden Ha et meenigeM wat hean mm mg m h ba mäboe. bceker)s me t äwajoe, hun
H h I h ü & t» zu S M*ä vindt men bij hen niet. De kin bamboe Zij speien huishoudinkje,
■ M M B W I f f f f p
Archipel aantreft, vindt men bij de Badoej s met.