TATOUEEREN. RINGEN. ROUW. WONINGEN-.
flauwe figuren. Het geschiedt met vischgrateii, waarmede gaatjes in de huid worden
geprikkeld tot bloedens toe, om die met roet te bedekken, wat een onuitwischbare,
blauwaohtige piek achterlaat. 11 t tatoueeren is altijd het werk ook op mannen dezen arbeid verrichten. van vrouwen, die
Behalve de veelsoortige vingerringen, door handelaren ingevoerd, dragen de Papoea’s
öok door henzelf vervaardigde ringen. Meest zijn die van schildpad, maar ook wel
van rugwervels van haaien gesneden. Roodgekleurde nagels zijn op Nieuw-Guinea
edeana rtovee edlgee lnieafgdeel s hmaentd vdee rsaifesrcihnegi;d inzgo ovwaenl eMena hsochmeelpdadnieern. als Papoea’s verven zieh
De meeste stammen in het besproken gebied dragen uiterlijke teekenen van rouw,
enkele zelfs een rouwgewaad. Eigenaardig is het, dat vele Papoea’s den baard alleen
afscheren, als een nabestaand familielid is overleden, om dien daarna weder te laten
aangroeien. Tegenwoordig geschiedt dit veelal met scheermessen, van buiten ingevoerd,
vroeger met een scherp hakmes. Dat iemand zichzelf scheert, komt nooit
voor. Op enkele plaatsen wordt, ten teeken van zwaren rouw, het lichaam met
houtskool ingesmeerd, wat een maand moet büjven zitten; in dien tijd mag geen
enkel versiersel gedragen worden. Versiering van de enkels ziet men niet veel;.
* *
Het samenwonen van inboorlingen is in Nieuw-Guinea nog niet tot volle ontwik-
keling gekomen en wel het minst bij de zoogenaamde bergbewoners. Zij achten zieh
nog altijd het veiligst in de moeielijk te genaken plekken van het ongerepte woud
en houden daar met vrouw .en hinderen verblijf in van boomtakken en bladeren
vomer vmaaeredri gpdeer shountetne nt.e kBuijn nfeeens theuliijskvee sgteelne.genheden en huwelijk worden die vergroot,
Aan de kusten echter waren de Papoea’s genoodzaakt uit zelfbehoud zieh bij
elkander te voegen. Zoo ontstonden er groote, breede woningen, die voor 40—60 personen,
met weinig behoeften, voldoende ruimte boden. Waar verscheidene van deze
dhueniz eAnr cbhiijpeeeln sataanantr,e fwt, oerednt kzuamlkp oeneng gpelanaotesm, din. navolging van hetgeen men elders in
In het gebied der vier Radja’s zijn de woningen öf op palen en dan gewoonlijk
boven de zee uitstekend, öf op den beganen grond gebouwd. De eerste worden door
een ladder of een vonder van losse planken beklommen; zij zijn gedekt met palmbladeren
en hebben veelal een breed voor- en achterdak, dat op vier stevige houten
stijlen rust en waarvan de zij wanden slechts gedeeltelijk van boven met losse bladeren
worden dichtgemaakt. De omwanding bestaat uit nxpah- en sago-palmbladeren en
voor en achter de woning is een gedeelte uitgebouwd, bij wijze van galerij, die met
een deur toegang geeft tot het middenvertrek. Hierin zijn door middel van doek of
bladeren drie of vier kamertjes, meestal slaapplaatsen, afgeschoten. In de zijwanden
zijn soms openingen tot vensters aangebracht, doch lang niet overal. De deuropeningen
zijn in den regel zoo laag, dat men er slechts gebukt kan binnentreden.
■ Zolders zijn niet aanwezig, wel bamböezen borden längs den binnenwand, om
brandhout, doozen enz. op te bergen. Bij de Mohammedanen is de rustplaats
gemeenlijk onder de achterste uitbouwing, bij de heidensche Papoea’s onder de voorste.
De woningen, op den grond gebouwd, zijn weinig meer dan ruwe hutten, geheel
uit bladeren bestaande en door niet verder bewerkte boomtakken bijeengehouden.
Een ophooging van zand, waarover een matje gespreid is, dient tot slaapplaats.
Aan de Geelvinkbaai hebben de woningen een langwerpige gedaante. Zij staan
naast elkander met het eind naar de zee. Ter aanhechting der bedekking van aaneen-
geregen bladeren worden hier geen latten gebezigd, maar gespleten bamboe, zoodanig
omgebogen en bevestigd, dat het geheele bovenvlak den vorm krijgt van den rüg van
een schildpadschaal, met de punt zeewaarts gericht, naar voren en achteren over het
uitgebouwde rasterwerk uitstekend. De omwanding bestaat gewoonlijk uit planken
en de beklimming geschiedt door middel van een ingekorven boomstam, die door
een niet groote deuropening toegang verleent tot het middenvertrek. Dit wordt
weder door een soort van gang in tweeen gescheiden; daar vindt men de plaats,
waar de prauwen, van hun vlerken ontdaan, worden opgeborgen. Ter weerszijden
van deze gang vindt men, met stukken hout of sagobladeren er van afgeschoten, de
VOEDSEL. MATTEN. HANDEL. NIJVERHEID.
vertrekies der afzonderlijke gezinnen. Elk dezer heeft voor eigen gebruik een afzon-
derliik zit- of kookvertrek en nog een of twee kamertjes tot slaapvertrek, alle met
borden tegen den wand ter bewaring van huisraad en een halven zolder, terwijl
zeer kleine gemeenschapsopeningen meestal door houten deuren worden ges oten
Dit is het algemeene type, doch hiervan bestaan vele afwijkingen, vooral wat de
§r Wat grootte betreft, munten de huizen aan de Humboldtsbaai uit, maar m netheid
en regelmatigen opstand winnen het de huizen der bewoners van Takar, die ook in
het zindelijk houden der kampongwegen en van hun erven met de omwonende
PaDHoeeta ’hs oeoefndv oine dhseelt odoegr mlooepesetned Pvaeprosceha-ils tvaomrmmeenn . vormt de sago; padi wordt • sl•e.chts
hier en daar verbouwd. Sago wordt als brij gegeten, tot sago-koekjes gebakken of
in een blad van Barringtonia speciosa boven het vuur geroosterd en met eenig zee-
water of van handelaren ingeruild zout bereid. Lepeltjes dienen nog algemeen, om
het vruchtvleesch van kokosnoten uit te schrappen; in westelijk Nieuw-Guinea maakt
smtoekni edsi eo pvgaens lsucrhpetl;p ewna, amr edeer oIsolsatmeli jnk iemt edesoto vrdarno ncgas, ueaterins bdeee nPdaeproeena sS mageot bbreiijdweo hrdant dmene.t
Tabak wordt op verschillende plaatsen verbouwd; zij wordt met gekauwd, maar
ruw gesneden en gerookt. Gambir wordt door handelaren aangevoerd en is een zeer
gewild artikel, zoodat enkele zendelingen die zelfs aan trouwe kerkgangers tot beloo-
1UIife '■'panoea’T nemen op reis altijd een mat mede; des nachts slapen zij daarop en
als 'het regent, dekken zij er zieh mede. Het vervaardigen van matten is meestal
overal het werk van vrouwen. Dikwijls worden de matten met fraaie figuren ver-
sierd." Verder neemt de Papoea een hoofdblok mede op reis, om op te rüsten. Hij
tlieo” -lti’eürl pn ikeot mmt.e t Idne nd en ekst roepk,e nm, awara amr eht eht eMt loihnakmerm oefd arneicshmteer ios odr,o woragaerdbrioj ndgee nh,a ahredeofst
men in plaats van het höofdblok een küssen. Meestal zijn de hopfdblokken uit een
stuk höut gekapt en gesneden, een enkele maal ook bestaan zij uit twee stukken.
* $
De handel in Nieuw-Guinea is nagenoeg uitsluitend ruilhandel, Wel begint men
in het westen ook geld te verlangen, doch hoofdzakehjk is dit slechts bij de strand-
bewoners het geval. Het zilver heeft men gaarne als njksdaalders, omdat deze
stuIknk edne zMieha cgcolueedr gloelefnsetrne kteont pkloemtteenn , oonmd eernr eamrmenbdaen dheend evna nv taen mRaokeemnbati en beka,r,
soms enkele Oerammers en Makassaren, zelfs Arabieren van Soerabaja, die aan de
strandbewoners kralen, borden, ijzerwerk, geweren en snuistenjen leveren onder
belofte daarvoor muskaatnoten en masoisehors m ruil te zullen knjgen en de overeen
gekomen hoeveelheid na drie maanden te ontvangen. Als die tijd verstreken is, komen
de handelaren terug, om de producten te innen. Geheel op wederzydsch vertrouwen
is die handel gegrond, en zelden bedriegen zij zieh daarm. De handelaren van Temate
doDene hneitizveelfrdhee ida and edr eP naopooredak’su sSt.t aat met hoog, maar i. s toch i. n h, oofdzaa.k vo,ld, oend,e,
om te voorzien in de vervulling van eigen behoeften. Een van de voornaamste
bedriiven der Papoea’s is het bewerken der prauwen. Groote vaartuigen kunnen
de Papoea’s niet vervaardigen: zij maken enkel prauwen. De grootste dienen, om
verre tochten te ondernemen, de kleinere voor de vischvangst. De eerste, waarop
geen zeil kan worden gespannen, zijn dikwijls bemand met dertig en meer roeiers;
zii Mweot rddeine aparna udweenn vokourn-n eenn adceh tPearsptoeevae’ns zvieerhs isenrde l moveet rs mhejwt ewrka.ter bewegen; dat zij
het snel st zeilend stoomschip lang kunnen bijhouden, is echter oyerdreven. De kleinere
prauwen hebben een vlerk, om beter de netten te kunnen u.twerpen, Geen enkele
prauw heeft een roer, de achterzittende stuurt met zijn pagaai; op sommige plaatsen
doen de vrouwen als stuursters dienst. De prauwen zijn veelal uit een boomstam
gemaakt.