348 LICHAAMSUITERLIJK DER AUSTRALIERS.
geneigd zijn den Australier te beschrijven als het rneest volmaakte model van men-
sehelijke proportien, dat lk ooit gezien heb; de ontwikkeling der spieren gaat bij
hem gepaard met een volmaakte evenredigheid, vlugheid en kracht, terwijl men zijn
hoofd kan vergelijken met dat van een wijsgeer bij de Ouden.” ”
De vrouwen hebben in den regel een veel minder günstig voorkomen dan de
mannen. Zelfs zoolang zij nog jong zijn, en niettegenstaande hun vormen dan
zeer symmetrisch mögen heeten, is hun voorkomen in het algemeen op verre na
niet zoo aangenaam als dat van een jong Afrikaansch meisje; wanneer een vrouw
oud wordt, is zij, zoo mogelijlt, nog afschuwelijker en heksachtiger dan een Afri-
kaansche. Dit verval kan ten deele worden toegeschreven aan het moeielijke leven,
dat deze vrouwen of „gin’s” moeten leiden. Zij moeten al het zware werk doen en,
behalve hun hinderen, zware vrachten dragen, terwijl hun mannen zitten of slapen
of, als zij op marsch zijn, niets zwaarders met zieh voeren dan hun wapenen; dit
was trouwens te verwachten, daar dit bij nagenoeg alle wilde volksstammen de
gewoonte is. Maar het is niet zoozeer het harde werk als vvel de ontberingen, waaronder
de vrouw lijdt ; zij wordt door den wilde behandeld met dezelfde verachtelijke
onverschilligheid als zijn hond. Terwijl haar echtgenoot, vader of broeder zieh ont-
haalt op het wild, hetwelk zij heeft klaar gemaakt, acht zij zieh gelukkig, indien
haar nu en dan een half afgekloven been of een stuk verschroeid toegeworpen.” vleesch wordt
Aldus Wood. Wij moeten hierbij echter opmerken, dat in de huidkleur verschillen
voorkomen, waarvan de uiterste typen zwart en geel zijn, doch dat de meesten als
donker-chocoladebruinachtig beschreven worden.
Haie heeft beproefd, een schets der Australiers te geven, die op .allen toepas-
selijk zou zijn. Volgens dezen zijn zij van gemiddelde lengte, slechts zelden meer
dan 6 voet en minder dan 5 voet, slank gebouwd, met lange armen en beenen,
meestal zeer mager, met vooruitstekenden buik. Hun gezicht zou een tusschenvorm
van Negers en Maleiers uitmaken. De oogen zijn klein, donker en liggen diep; de
neus is boven ingedrukt, van. onderen breed ; wangbeenderen en kaken steken vöofuit ;
de mond is groot, voorzien van Sterke, goede fanden en omsloten met dikke lippen.
Het haar, lang en fijn, doch wollig, is door gémis van zorg voor het ondërhoud
GELAAT. RAS. HAAR. LIC11AAMSKRACHT, 140
dikwijls viltachtig over het hoofd gespreid; de kleur van het haar is dikwijls glanzend
zwart, maar nog meer donkerbruin. De huidkleur is van chocoladebruin tot
rooHdeatc hgtiegl azawt adret r enA ussotmrasl ielircsh tedro.et vele anthropologen denken, dat zij uit een ver-
menging van Maleiers en Negers ontstaan zouden zijn. Aan de Maleiers herinneren
het meer sluike dan wollige haar, de vooruitspringende wangbeenderen, de lichtbruine
of roodachtige huidkleur, terwijl de vooruitspringende wenkbrauwen, de platte neus,
de gezwollen lippen en het prognathisme aan de Negers doen denken. Een in
■t oog vallend kenmerk is de diep ingedrukte neus, zoodat een van oog tot oog
getrokken lijn slechts een zeer kleine bocht maakt. Het leelijkst schijnen voor de
Europeanen de breede mond met dikke lippen en de kleine, diepliggende oogen; in
’t oog vallend is de breedte der borst en de dunheid der beenen, waaraan kuiten
onBtbijr ekdeitn . alles zoekt men vruchteloos naar een vast kenmerk, waardoor men de
Australiers als een scherp geteekend ras kan aanduiden. Sommige eigensehappen
van de inboorlingen zijn een gevolg van de levensomstandigheden; andere schijnen
uit vermenging te zijn voortgekomen; nog andere staan naast elkander, zonder dat
men ze kan vereenigen, zooals bijv. de eigenaardigheden, omtrent het haar vermeld.
„Waar de vraag omtrent de eenheid van het Australische ras is behandeld, heeft men
niets vaststaands ten gunste der eenheid kunnen bijbrengen,” zegt Ratzel.
De huidkleur vertoont twee uiterste typen: de nagenoeg gele en de geheel zwarte,
terwijl wat daartusschen Staat het meest voorkomt. Ook bij de hären ziet men
dezelfde verschillen. Kroesharigen zag men bij de Murchison-baai, aan de westkust,
bij Port Essington aan de Bogan-rivier. De microscopische onderzoekingen toonden
aan, dat men er menschen vindt met volkomen Negerachtig haar. Niet Negerachtig
en nog minder Maleisch is de Sterke beharing des lichaams, bovenal de zware baard.
Het vermoeden zou voor de hand liggen, dat de lichtgekleurde Australiers geographisch
het dichtst bij de Maleische eilanden gevonden worden, de donkere bij de
Papoeasche. Dit is evenwel niet het 'geval, zooals-uit vele mededeelingen blijkt,
Daardoor vindt men overal verscheidenheid bij den haargroei en kleur der bevolking;
somtijds zelfs sprongsgewijze. Maar bij al deze verschillen blijft er toch in lichaams-
bouw, zeden en gewoonten nog veel over, wat op gemeenschappelijke grondtrekken
deTr oAt udsetr aAliuesrtsr awlieijrsst . behooren ook de bewoners der kleine eilanden, die het continent
van Australie omringen. De bewoners der Melville-eilanden bijv. zijn echte Australiers,
ook in ethnographisch opzicht, en dit is met de bewoners van de meeste eilanden
heDt agte vmale.n bij de bewoners van Australie verschillen ontdekt, moet voor een gedeelte
worden toegeschreven 'aan de sterke tegenstellingen van het natuurkarakter des
lands. Veel, wat van het lichamelijke der Australiers gezegd wordt, herinnert aan
de Schilderingen van Bosjesmannen en Vuurlanders. Schürmann zegt: waar het land
woest is, zijn de bewoners klein in getal en van een ellendig uiterlijk; waar het land
vruchtbaar is, zijn zij betrekkelijk talrijk, zien zij er goed uit en zijn zij werkzaam.
Hij vindt bovendien, dat de krachtigste individuen ook de lichtste huidkleur hebben.
Bovenal springen hierbij de Zuid-Australische stammen het meest in het oog.
De Australiers, die veelal in armoedige omstandigheden verheeren, bezitten geen
groote lichaamskracht. Als Springers, loopers en voetgangers worden zij door de
Europeanen overtroffen. De Australiers zijn echter bekwaam in het speerwerpen en
in het werpen met den boemerang. De scherpte hunner zinnen overtreft die der
Europeanen verre. Ook in het zwemmen en duiken zijn zij, zelfs de vrouwen, zeer
bekwaam. Tot hooger ontwikkeling, tot mannen van talent, verheffen zij zieh niet;
doch de dwang, om voortdurend al hun krachten te besteden, om te voldoen aan de
lagere behoeften des levens, heeft bovenal ten gevolge gehad, dat de lagere vaardig-
heden zieh voornamelijk ontplooiden. Daardoor toont de Australier zieh tot alle
mechanische werkzaamheden in het bijzonder geschikt. Het leeren lezeii en
schrijven kostte den hinderen der zendingsscholen over ’t geheel minder moeite dan
het leeren rekenen. Inderdaad is bij de inboorlingen de voorstelling van gefallen
zeer zwak ontwikkeld.