190 KLEEDING. BRÜGGEN.
De roeispanen, waarmede de roeiers het vaartuig in beweging brengen. ziin vrii
zonderling gevormd; op een afstand gezien, zijn het siechts stokken met platte houten
schijven aan de emden. De booten worden gestuurd door een roeiriem aan de stuur-
boordzijde van den aehtersteven, terwijl elke boot voorzien is van een mast en een
groot zeil, dat m weinige mmuten geheschen en in hijna evenveel seconden gestreken
kan worden. Ofschoon de Illinoans rijke stammen zijn en een menigte vuurwapenen
bezitten, zijn zij eemgszins bevreesd, om deze wapenen te gebruiken,bun grootste vertrouwen m de speer en den parang. ■ en stellen zii
De andere afbeelding is die van een Saghai-Dajak.
Deze stam woont aan de zuidoostelijke kust van Borneo en is merkwaardig wegens
de prächtige kleederdracht der mannen, die een voorkomen hebben van barbaarschen
luister, welken zij gaarne tentoonstellen. Zij dragen, evenals alle Dajaks, den tiawat
een lap, van geklopten boomhast of katoen vervaardigd, die om de heupen gewonden
en tussehen de beenen doorgehaald wordt, zoodat van voren en van achteren een
breede slip afhangt; bovendien stellen zij er hun trots in, zieh te versieren met körte
overkleeden, van tijger- of luipaardhuiden of rijke en geborduurde stoffen vervaardigd-
op het hoofd dragen zij prächtige mutsen van apenhuid, versierd met de schooM
vederen van den argus-fazant, waarvan twee zoodanig geplaatst zijn, dat’ een over
elk oor hangt. Al deze Dajaks hebben een zonderling profiel, tengevolge van hun
gdeiew ocoonntcea,v eo mta nddee nta nhdeebnb eanf, teer vhiejlte nw oenn dzeerl iojkps td iuei twziiejnze. kleiner te maken, terwiil zii
Ofschoon op het oog tenger en zwak, als zij zieh naast den sterken, gespierden
Europeaan voordoen, is hun kracht wezenlijk verbazend, en deze stelt hen in Staat
werkzaamheden te verrichten, die den kloeken Blanken man onmogelijk ziin. Wanneer
op reis een Europeaan van vermoeidheid neervalt, neemt een Dajak den last waarmede
de gevallen man beladen was, op en voegt hem bij den zijnen, zonder dat ziin
eigen last_ ook maar lets verzwaard schijnt te zijn, en wanneer de vreemdeling
ondanks zijn verhehtmg, volkomen maehteloos terneder ligt, neemt een kleine tengere
Dajak hem op zijn rüg en vervolgt zijn reis met het grootste gemak.
De Dajaks zijn gewoon, de op Borneo zoo menigvuldig voorkomende moerassen te
doorkruisen, door middel van pnmitieve bruggen, batangs genaamd. Deze ziin de
eenvoudigste vorm van brug, dien men zieh kan voorstellen. Niets gemakkelijker dan
zieh een juist denkbeeid van een batang te vormen. Twee palen van bamboe worden
zoodanig in den grond geslagen, dat zij elkander aan de boveneinden kruisen, als een
X met lange onderbeenen. Zij worden dan aan het kruispunt saamgebonden, evenals
de stutten, waartusschen een moderne koorddanser zijnjtoord spant. Op’ onoeveer
dertig voet afstand wordt een dergelijk paar palen op dezelfde wijze in den grond
geslagen en tussehen deze twee paar palen een horizontale bamboe gelegd
Inderdaad gelijkt de geheele toestel op dien van een koorddanser, behalve dat
een bamboe hier de plaats van het koord inneemt. Hierop volgen meer dergeliike
steunsels, alle door horizontale bamboes met elkander verbonden, zoover als het
rnoeras zieh uitstrekt, ^ en zoozeer zijn de inboorlingen op deze zeer primitieve
abfrgurgognedne n guesittsetlrde,k kdeant . zij deze een mijl of nog verder en zelfs over vreeselijk dienr e
Het loopen over deze huitengewone bruggen is een taak, die de kunstvaardigheid
van een koorddanser van beroep op de proef zou stellen, en toch heeft men Dajaks
gezien, die een zwaren Blanken man op den rüg namen en hem een mijl of meer
over deze glibberige batangs droegen, terwijl op vele plaatsen den verkeerde pas voor
beiden noodlottig zou geweest zijn. Hij schijnt in ’tm inst niet vermoeid te zijn door
deze buitengewone spier-inspannmg en uit veeleer een soort van kinderachtige hlijd-
schap over zijn kracht; hij is er werkelijk verheugd over, dat hij althans in een
opzicht m Staat is, zieh de meerdere te toonen van den Blanken man, dien hij
owvijesnhgeeidn s enm emt acdhetn. diepsten eerbied beschouwt als een wezen van bovennatuurliJike
te Ddeo oDrdanjankgse nh,e bdbiee n voeeonr Eveurrwopoenadneernli jkv otalslternetk, t oomn tomeegta nzkekeleirjke gzeijmn.akkelijkheid jungles
WONING DER DAJAKS. 191
WDij eAhebTbeenn reSeEdIs DvraoJaekgse rz glJenz ie°Pn (Pziael edni t gdeebelo upwagd., 268 ) äd a1t0 z vijo deot ohro ovge,r sscohmesid 3e0n ev goeetz ihnonoecnr.
bewoond worden, die alle hun bijzonder vertrek hebben. Al deze vertrekken komen
uit op een galerij, die längs het geheele huis loopt, of ook wel in een ruime kamer
midden in het huis; van deze galerij of kamer maken alle bewoners gemeenschappeliik
gdee brgueinko. eHmadaer dveenr,t rwekakaerbno iv eonp mdeen gaafagnedheoruijw, edni eh ovoofodre nd teez ed rhoagaernd ehnan lgoto, pzti,j nk toemgetn omveenr
bijeen, om te beraadslagen of het een of ander werk te verrichten. Ook overnachten
daar de -ongehuwde mannen en vreemdelingen. In de streken van Sanggau en Broenei
m het westen overnachten zij in een bijzonder gebouw, dat tot beraadslaging dient
De lengte der huizen is verschillend naar het aantal bewoners; soms dienen zij
EEN DAJAKSCH HUIS.
voor 50 gezinnen en zij zijn soms 1000 voet lang. Zij worden met alang-alam
+ vaB ,.dekrleti boombast enz. gedekt; de wanden tussehen de afzonderlijk
l“atten gemaTakt, vwaana rboovoemr bsaosmt so fm oaotkte nw egle svparne idh ozuitjn: . de vloer is meestal van niboens
De toegang tot deze huizen geschiedt dikwijls door middel van bruggen die va
een zeer zonderling maaksel zijn. Op het oog zijn zij zoo licht gebouwdf dat schijn
baar de bebendigheid van een koorddanser noodig is, om ze te betreden. Daar dez
B i H B teSen een steilen heuvel gebouwd zijn, wordt een paal van uit he
roinnt d ?,UV6t 8 vg' ü?“’ Z°° hiJ tamelij k lang is, door aan boomen bevestigd
E S S Ä S i Me‘ “ S * S S » P S I i I f t f t