op intellectueel, industrieel en commercieel gebied geen groote ontwikkeling merkbaar
was, op moreel gebied stond het volk vrij hoog; het bezat maatschappelijke instel-
lingen, die, voor zijn toestand passend, op rechtvaardigheid gegrond waren en thans
nog grootendeels onder het volk voortleven. Misdaad of misdrijf was bijna oribekend,
evenals tegenwoordig bij de heidensche bergvolkeren, als de Alfoeren, aan de noordzijde
der bocht van Tomini, bij wien geen misdaden (het koppensnellen uitgezonderd), en
geen diefstal voorkomen, welk laatste eveneens van de echte Bankaneezen en van
de Badoej’s en Bantam’s getuigd wordt. Man en vrouw waren bij die oude stammen
voor de wet volkomen gelijk en zelfs kon de vrouw tot hoofd gekozen worden.
Men leefde in gemeenschap van goederen en de man had slechts de vrouw slechts een man. een vrouw, en
Deze stammen, onderling naijverig op hun onafhankelijkheid, bepaalden hun
grenzen zoo nauwkeurig mogelijk, en vormden als het wäre op zichzelfstaande
lgaenledgscehna popneonn tgeonn naefng egsrloontedne n.staatjes, die rechten hadden op de binnen hun grenzen
Toen de Hindu’s kwamen, gaven dezen aan de stammen en hun landschappen
den naam van desa; een naam, die in de Soenda-landen, waar de Hindu-heerschappij
gmeibnrdueirk ti ndvalaorevdo ogre hhaedt hweoeoftr,d vloeomrbalo enra. ar het westen meer verdwijnt. De Soendanees
Oorspronkelijk duidde men door desa dus een streek of landschap aan, waarop de
leden van denzelfden stam een gemeenschappelijk gebruiksrecht uitoefenden.
In dien eersten tijd had de cultuur nog het nomadisch karakter, dat van den
uitsluitenden aanleg van droge rijstvelden het noodwendig gevolg was. Bij het
gebruik van den grond als droge velden raakte de bodem na eehige jaren gebruik
uitgeput, en dus was overbrenging van de woonplaats en ingebruikneming' van
bouwgrond in een andere streek een eisch van het bestaan. De kring, waarbinnen
die gestadige verwisseling plaats greep, moest ruim getrokken worden, en omvatte
landstreken, in uitgestrektheid • gelijk aan de tegenwoordige districten.
Toen op Java de natte rijstcultuur was ingevoerd, onderging de maatschappelijke
toestand een geheele verandering. Het vroeger onverdeelde gebied werd gescheiden
in even zoovele onderdeelen, als er vaste vestigingen van bewoonde en tot bouwgrond
in geregelde cultuur aangelegde plekken waren ontstaan. Naarmate er gelegenheid
wvoalsk pltaontt erasa.nleg van waterwerken, vestigden zieh telkens nieuwe groepen van
Die volkplanters bleven echter onderhoorig aan de hoofden van de plaatsen, van-
waar zij waren uitgegaan, en zoo breidde zieh het gebied der hoofden uit bij elke
ontginning. De onderhoorigheid van ieder hoofd was samengesteld uit de bezittingen
zijner hoorigen, onverschillig waar die gelegen waren; niet de plaats van vestiging,
maar het hoofd, aan wien de belasting betaald werd, was de band, die de land-
bouwende hoofden in een gezin vereenigde. In het rijk van Mataram werden de
laatsten geteld naar het aantal belastbare eenheden grond, dat zij vertegenwoordigden,
en tjatja kario genoemd. Het aantal kario’s, dat elk hoofd in ronde cijfers geschat
werd onder zieh te hebben, werd bij zijn ambtstitel gevoegd, ter aanduiding van
den omvang van zijn beheer; zoo was de panewoe een hoofd van 1000, penatoes
van 100 kario of 25 djoeng.' De djoeng hield rechtstreeks verband met de belast-
baarheid van den grond, zoodat de werkelijke uitgestrektheid, daaronder begrepen,
overal verschilde. Daardoor lagen de gronden, waarvan de vorst zijn inkomsten trok,
in versehillende grootere en kleinere stukken door het geheele gebied verspreid, en
mSoaearkatkeanr taz inj ogn ehregte ngse vaele nis . samenhangend geheel uit, zooals op dit oogenblik in
Aldus had zieh het stam verband staande gehouden bij de indeeling in maatschappelijke
gemeenschappen der Inlanders, maar bij de vestiging van volkplanters
in verder afgelegen streken was de indeeling in territoriaal aaneengesloten gewesten
verloren gegaan. Verward en verstrooid lagen landstreken, die tot de desa’s
behoorden, door elkander; een kaart van de desa’s was schier niet te maken, zoo
lsiteapaetnje sd ev agnr ednez evno reirg ed oeoeru we.lkander; misschien nog erger dan bij de kleine Duitsche
Bij de inrichting der nieuwere organisatie van het bestuur moest dit voor het
Europeesch gezag wel lästig zijn, en een goede regeling in den w e g j t a w-as
Raffles, die hierin het eerst werkzaam optrad, gedurende het Engelsphe tusschenbeRaßles
verordende maatregelen tot een regelmatige indeeling van Java in regent-
sehappen en districten. Door het Nederlandsche gouvernement werden die later
uitgevoerd, en zoo werd allengs meer gehjkmatigheid gebracht in de veideeling der
gronden, werden ze zooveel mogelijk verbonden tot de aaneengesloten deelen. Om
dit uit te voeren, werd wel eens willekeurig over de gronden beschilft, werden
oronden van de eene desa afgenomen, die bij de andere gevoegd werden, zooals dat
bii de toepassing van het cultuurstelsel wel eens noodig was, werden sawah s soms
van de eene tot de andere desa gebracht, maar toch wordt het brengen van orde
in dien chaos van enclave’s en exclave’s dankbaar herdacht door de bevolking.
De desa’s zijn dus meer en meer gemeenschappen geworden, zieh uitstrekkend
over een afgerond grondgebied, met bepaalde grenzen. Terwijl hierdoor de bebouwde
gronden onder vast toezicht van het desabestuur kwamen, werden bij die indeeling
ook alle onbebouwde gronden, hoe afgelegen ook, voor de justitie en politie gesteld
onder het gezag der hoofden van de naburige desa. Evenwel zijn in mtgestrekte
wiIldne rdneis sdenes ae’ns, gwebeelkrgetre ng rednez egnr enzzijenn vdaestrg edsetseald’s, nhoege ftn iheet t adlteijsda -hboepoafda ldm. et alleen de
uitoefening van justitie en politie op de onontgonnen gronden, maar kent zieh die
o-emeente ook een recht van voorkeur toe op de gronden, althans wat de ontgmmng
betreft en in vele gevallen ook ten opzichte der natuurlijke voortbrengselen der nog
creheel ’woeste gronden. Lieden uit andere desa’s mögen hier met ontgmnen zonder
vergunning, en met het oog op de instandhouding der bosschen mögen zelfs lieden
uit de desa hier niet zonder voorkennis ontginnen.
De Nederlandsche regeering heeft de beginselen der gemeentehuishouding op Java
door het tegenwoordig regeerings-reglement voor Nederlandsch-Indie bekrachtigd.
Terwijl zij uitging van het beginsel, om, „zooveel de omstandigheden het toelaten,
de Inlandsche bevolking te laten onder de leiding van haar eigen hoofden van
regeeringswege aangesteld of erkend”, ,-wordt in het regeermgsreglement voor
Nederlandsch-Indie art. 71 bepaald: „De Inlandsehe gemeenten verkiezen, behoudens
de goedkeuring van het gewestelijk gezag, haar hoofden en bestuurders. De gouverneur-
o-eneraal handhaaft dat recht tegen alle inbreuken. Aan die gemeenten wordt de
roefg vealinn gh ehta rgeerw beesltaenligjke-ng egzealga teunit,g emgeatn ein avcehrotnrdemermingg end.e”r van den Gou.verneur-Ceneraal • Bij de vaststelling van dit regiement m 1854 werd dus het begmsel erkend, dat
de Inlandsche gemeenten hun eigen bestuurders mögen kiezen, terwijl de Houv.-
-©eneraal tegen inbreuk op dat recht moet waken. Dit laatste is geen overbodige
bdeoprpalsibnegs, tuzuoro anlsi etd eg ogeeds cgheizeidnedn, ^o mlederatt. diDt eh uInnl amndascchht et ehno ozfedeerns tteo cbhe pwerakrteen ehne tb ivj ridj_ee
invoering van het Cultuurstelsel werd het ook door Europeesche ambtenaren ondermijnd.
De desahoofden werden tot bloote werktuigen van het bestuur vernederd, en de
verkiezingen dier desahoofden werden geheel onder den invloed van hooger gezag
gebracht Zoo was er in den bloeitijd van het Cultuurstelsel geen sprake van het
vriie dorpsbestuur. Doch langzamerhand werd op dit misbruik meer de aandacht
gevestigdf en eindelijk is in 1878 een Koloniale Ordonnantie opgesteld, die de
gemeentevrijheid zal handhaven en tevens door een scherper toezicht van het Europeesch
beHstuetu rb etestgueunr mvaisnb reueink deens ao notfa aorpd iznigc hzzaell f bsetsacahnedrem ekna.mpong wordt uitgeoefend door
het hoofd, in versehillende desa’s van Bantam en Cheribon bijgestaan door oudsten,
• en verder door eenige hen ondergeschikte beambten, die öf met het hoofd onder een
naam als desabestuur vereenigd, of met een bijzonderen naam als onder desabestuur
niegeh aangeduid te worden. Het desahoofd echter is alleen aansprakelijk voor alles,
wat in de desa geschiedt, en voor de uitvoering der bevelen van het Gouvernement,
het gewestelijk en plaatselijk bestuur, aan hem overgebracht door het districts- ot
onderdistrictshoofd.