Andere reliefs stellen andere straffen vap misdaden voor. Een o. a. predikt tegen
het dooden van vogels door middel van knods of blaasroer; dit wordt gestraft door
het loopen op spitse, gloeiende lanspunten of het verblijf in een niet verteert. zengend vuur, dat
Andere weer stellen het doemwaardige van het visschen in het licht. Bij deze
voorstellingen moet men nl. in het oog houden, dat Buddha een bijzondere teerhar-
tigheid tegenover de dieren predikte. De laatstgenoemde nu geeft een afbeelding van
netten in een vischrijke rivier uitgeworpen, terwijl de vangst huiswaarts gedragen
wordt. Doch de bedrijvers van die euveldaad worden gestraft in een pot met gesmolten
ivjozenrn,i st.erwijl Yama met de knods toeziet op de uitvoering van het door hem gewezen
* *
Het bovenbeschrevene, dat slechts enkele der kunstgewrochten uit den Hindu-tijd
op Java aanstipt, is voldoende voor ons doel. Al is er omtrent de geschiedenis der
Rindu’s op Java niet veel bekend, wel blijkt hieruit, dat de beschouwing en het
volksleven er van den Indischen geest doortrokken waren, dat de Indische gods-
dienst en de Indische wijze van godsvereering de Indische kunst medevoerden over
den Archipel, bovenal op het hoofdeiland, op Java. De drie hoofdgoden van het
Hindu-pantheon (zie II pag. 188) komen alle op Java voor; beeiden met vier hoofden
en evenveel armen, hier en daar gevonden, stellen waarschijnlijk Brahma voor; dit
blijkt ook uit het voertuig, hetwelk hen vergezelt, nl. de gans of de zwaan, die
Brahma als dragers ten dienste stonden. Vishnu wordt meest voorgesteld als een
schoon jongeling met vier armen, met den mythologischen vogel Garoeda of de einde-
looze wereldslang als drager; hij is kenbaar aan de schelp, die als krijgstrompet
dient, aan de werpschijf, soms ook een knods, en de lotusbloemen, van welke hij er in
iedere hand een houdf. Siwa wordt in verschillende vormen afgebeeld; als verdelger,
Kala, beeid van den alles verwoestenden tijd, komt hij op Java voor; hij is kenbaar
aan een derde oog in het voorhoofd, aan een keten van menschenschedels om den
hals, en aan den drietand of speer, dien hij in zijn vier armen voert. Gewoonlijk
echter wordt hij als boeteling met twee armen voorgesteld in de gedaante van een
langen man met een langen baard en knevels; een bidkrans, waaier en waterflesqh
kenmerken hem dan nevens den drietand. Ook zijn gemalin, die evenals Siwa in
twee hoedanigheden voorkomt: als Kali of godin der verdelging en als Paravati of
Doerga de scheppende kracht vertegenwoordigend, komt op Java voor, voorgesteld
staande op den rüg van een stier, met 8 of 10 armen, welker handen grootendeels
wapenen dragen, terwijl van het tweetal ongewapende de rechterhand een stier bij
den staart grijpt, en de linkerhand een boozen geest bij de hären vat, di§, in een
buffel geinearneerd, den hemel bestormde, maar door Doerga overwonnen werd. De
gvarono tSei wlian g(azmie ’sI, I,S ypmagb.o l1e8n9 )d eerr teeeenlk rgarcohott,e ovpe rJbarveaid ignegv ohnadde.n, wijzen aan, dat de dienst
Naast de overblijfselen der Brahmanistische kunst en godsvereering (zie II, pag. 185)
op Java vindt men er ook overblijfselen van het Buddhisme. Wij zeiden reeds
vroeger, dat de Buddhistische beeiden in den regel menschelijke gestalten zijn, geen
monsters, zooals de afgoden der Brahmanen. De beeiden van Buddha zijn te herkennen
aan de peinzende, in zichzelf verzonken houding van den grooten meester,
die meest met gekruiste beenen op een padmasana zit, en wiens hoofd, veelal door
een lichtschijf omringd, gedekt wordt door de makoeta of kroon. De Bara Boedoer
hebben wij reeds genoemd als een Buddhistischen tempel.
Bij de oude kunst van den Archipel, of bovenal van Java, kan men onderscheiden
kunstwerken, die van zuiver Indisch karakter zijn en blijkbaar aan den invloed van
gveredeemeldteel ijkk unesetne naJaarvsa andsict h zukiavrearek tekra rhaekbtebre nt,e hdoaenwkeeln thaembebleinjk, ehno okgu nosntwtweirkkkeenl,d deine
onder vreemden invloed. Hiertoe behooren zoowel vervormde en siecht uitgevoerde
goden uit het Hindu-pantheon als andere, die de vrucht zijn van de Javaansche
phantasie, welke van den godsdienst der Hindu’s is afgeweken. Bij deze is de uitvoering
siecht en zijn de proportien verwaarloosd; sommige gedeelten zijn niet afgewerkt en
het geheel vertoont een zekere slordigheid en ruwheid in uitvoering. Ook brengt de
oude Javaansche beeldhouwkunst, zelfs de meest gezuiverde, geen gespierdheid of
zachte vormen aan het lichaam, terwijl zeiden een spoor te vinden is van een diepe
Studie, gegrond op het karakter des menschen, zijn aandoeningen, driften en
hartstochten.
De Soendalanden leveren in de oudheidkundige overblijfselen het bewijs, dat
hier de Indische invloed niet zoö diep doordrong, dat hier de Maleisch-Polynesische
afgoden naast de Hindu-goden vereerd werden, dat de kunst hier meer een oor-
spr.onkelijk Javaansch karakter behield. In plaats van de prächtige tjandi’s van
Midden- en Oost-Java vond men hier slechts open bidplaatsen, welker beeldhouwwerk
bijna geen invloed van de Hindusche kunst vertoonde en op een laag standpunt
stond. Zulke open bidplaatsen, uit verschillende terrassen bestaande, zijn op vele
plaatsen in de Soendalanden, gewoonlijk hoog in het gebergte, gevonden. Ook op
Midden- en Oost-Java zijn zulke overblijfselen der oorspronkelijke kunst gevonden,
maar in veel kleiner hoeveelheid, omdat hier reeds meer de Indische invloed werkte.
Ook op de andere, door het Maleische ras bewoonde eilanden vindt men overblijfselen
dier oorspronkelijke Maleische kunst. Tot de meest bekende overblijfselen van dien
aard rekent men de twee ruwe beeiden nabij Buitenzorg, op een prächtig punt van
den Grooten Weg, de Artja Domas, d. i. de achthonderd beeiden, die zuidoostwaarts
van Buitenzorg tegen den voet van den Pangerango in een prächtig woud zijn gelegen.
Kunnen de bouw- en beeldhouwwerken op Java ons ook inlichtingen geven omtrent
de vraag, vanwaar de Hindu’s op Java kwamen, uit Voor- of Achter-Indie, een
punt, waarover noch de geschiedkundige mededeelingen, noch de lettersoorten der
iüscripties aanwijzingeh geven? Veth’s Java (2e druk) beantwoordt die vraag
ontkennend; de Javaansche bouwstijlen vindt men niet in Indie terug. Doch in het
beeldhouwwerk bestaan punten van overeenkomst, en, naar genoemde schrijvers
meenen, meer met Voor- dan met Achter-Indie. De reliefs der Bara Boedoer en
andere Buddhistische tempels vertoonen groote overeenkomst met een der jongste
van de talrijke tempelgrotten te Ajanta, ten zuiden van de Tapti in noordwestelijk
Dekan gelegen. De overeenkomst gaat zoo ver, dat Fergusson zegt als het ware tot
het denkbeeid te zijn gekomen, dat zij door dezelfde beeldhouwers zijn vervaardigd,
ware het niet, dat bij de Bara Boedoer de details een zeker locaal karakter droegen.
In elk geval wordt er uit afgeleid, dat de Bara Boedoer door bouwmeesters uit
westelijk Indie zou zijn ontworpen. Zulke overeenkomsten vindt men meer bij de
reliefs der Buddhistische tempels, doch bij de Siwa'ietische vindt men dergelijke
overeenkomsten niet of zijn zij nog niet ontdekt.
* m ❖
Uit het bovenstaande wordt het duidelijk, dat de invloed der Hindu’s op Java
langen tijd groot geweest is. Het doortrekken van de Javanen met den Indischen
geest en het stichten van zoovele en zulke groote bouwwerken, kan onmogelijk het
werk zijn van enkele jaren of van een kort tijdsverloop; eeuwen waren daarvoor
noodig. Dr. Brandes heeft echter de waarschijnlijkheid geopperd, dat verschillende
vermaken en bedrijven, die vroeger aan den invloed der Hindu’s werden toegeschreven,
als de wajang-spelen, de gamelan, het batikken, de bewerking der metalen, een eigen
muntstelsel, reeds voor den Hindu-tijd bestonden, terwijl ook scheepvaartkunde,
astronomie en kennis der metriek hun niet vreemd waren; ook is de natte rijstbouw
zeer zeker niet aan de Hindu’s ontleend. Doch er blijft genoeg over, om zonder
overdrijving te mögen zeggen, dat Java een Hindu-periode heeft gehad, waarin de
gdoedr sHdiienndsut,’ s dgee wkiujznisgtd, hdeeb bSetna.atkunde en het openbare leven zieh onder den invloed
Gedurende de heerschappij der Hindu’s op Java bestonden het Buddhisme en het
Brahmanisme hier blijkbaar naast elkander, zonder in die onverdraagzaamheid te
vervallen, welke op het vasteland den strijd tusschen beide godsdiensten deed
ontbranden. Misschien werden de Indiers in een veroverd gebied, waar zij in aantal
de minderheid uitmaakten, genoodzaakt, om zieh nauwer aaneen te sluiten uit een
pvaranc tJiasvcha. belang. Zoo werden het Siwaisme en het Buddhisme de staatägodsdiensten
Op staatkundig gehied zijn de Hindu’s langen tijd overheerschers geweest. Al zijn