I.
Dit is de weg, die ten verderve leidt,
W elk eD d e m e n sc h b e tre e d t, d ie a a n h e t o p iu m sc h u iv e n v erslaa fd is,
D ie zieh d ag e lijk s o e fe n t in h e t g e b ru ik v an h e t h e u lsa p , "Want dit is een gewoonte, die zedenbederf veroorzaakt,
Het lichaam wordt er door verwoest, men wordt lui en vadsig en
[ongeschikt De ingewanden worden daarbij op het spei gezet, voor eenig werk,
En men loopt gevaar, zijn leven te verliezen.
II.
Wanneer een opiumschuiver zijn gewoonte staakt, is hij als iemand,
[die aan een zware ziekte ontkomen is.
Al gevoelt hij lust tot werken, hij is tot elken arbeid onbekwaam,
Het slijm in borst en ingewanden is hem tot vijand geworden,
Zijn oogen tränen onophoudelijk,
Hij is bevreesd, dat door aanhoudende persing bij den stoelgang zijn
[ingewanden te veel zullen lijden,
"Want hij heeft voortdurend buikloop, waarbij hij bloed ontlast,
Hij is niet meer waard dan een hond of een booze geest.
III.
Hij wordt beschouwd als het uitvaagsel des menschdoms,
Men rekent hem niet meer tot de menschen te behooren,
Nochtans, als hij weder eens geschoven heeft, wordt hij trotsch
En meent, dat ieder en alles om zijnentwil bestaat.
Hij denkt bij zichzelven: „wie ben jij en wie ben ik?
Zie eens, ik kan doen en laten, wat ik wil;
Ik weet, hoe ik moet overleggen en handelen.”
IV.
Hij pocht er op, dat hij in Staat is, om spoedig rijk te worden,
En d a t hij e lk e n av o n d v rie n d e n e n b e k e n d e n k a n o n th a le n ; - « Hij d o e t h e t v o o rk om en , a lso f g e e n v o rs t b o v e n h em S taat, Alsof er geen Allah, geen gezant van Allah is,_
Hij stelt zieh aan, alsof hij zelf een vorst wäre in staatsiegewaad,
Als men hem zoo ziet, zou men haast denken, dat hij gek is,
Zooveel beweging maakt hij met zijn handen.
V.
Men zou zeggen, dat hij veel last van ongedierte heeft,
Doch hij is zeer onrustig, omdat zijn ademhaling bezwaard is;
Hij tracht door allerlei bewegingen eenige verlichting te verkrijgen;
Als hij dan weder volop geschoven heeft, dan valt hij bedwelmd op
[den grond,
En al wordt hij dan getrapt door tachtig olifanten,
Hij blijft maar rüstig doorslapen,
Men zou hem niet meer voor een nog levende aanzien.
VL
Zulk een wijze van doen brengt eilende teweeg.
De opiumschuiver is een laag, dierlijk, dom en dwaas schepsel,
Hij heeft tegenzin in allen arbeid.
Hij houdt er slechts van, opium te schuiven,
Zijn leven lang weet hij zieh niet ordentelijk te gedragen,
Nimmer zal hij er in slagen, een betrekking te krijgen,
Hij is voor de samenleving ten eenenmale ongeschikt.
Op deze wijze gaat de dichter voort de eilende van het opiumgebruik te schilderen
met de zwartste kleuren. * * *
Het misbruik van opium verwoest het leven, zoowel geestelijk als lichamelijk, en
« I vprWpn De ereste toestand, waarm zij als zoociamg geid-Heu,
onder den naam „amok” bekend, welke evenwel niet uitsluitend m t het opium ver-
•„ •• Hnnr nvermatiff gebruik van opium, hetzij door toe te geven
zegt dr. Breitenstem. n wachthuis de politie opgeroepen en H H k i i
treffen. °°Hierbij moeten wij nog de aandacht er op vestigen, dat bij vrouwen het
amokmaken niet voorkomt. ,
■ ■ ■ ■ ■ W B B H — H U M volken, sedert ,.u in d «
meestbiedende verkreeg licentien tot invoer van het opium in Mataram en elder .
Van Imhoff besloot, om den smokkelhandel te bestrijden, tot opnchtmg e r_
e-enaamde Amfioen-Societeit, welker deelhebbers meestal ambtenaren waren. Deze
S X S g bet“ p °S . ™ d . vegeering « l»d v .rd .r h ,t mouo,»h. - » 1«»
d%verSscm“ii“en»ude Tsteii“sefis. WOrden, twoeeglkepe aowt,i j omm e9t zu .lpleinm noa-gmaa.nn..p oDlie.
1S O u i " ^ r a1 ^ in N e d e r l a n d s c h - I n d i e e n op straf
van zware geldboete is er de teelt van de papaver, die de grondstof der opium
S«Xf ti'a'nJadvoae' v■ °edrpea cgvhetr1Jkdkoe-o pre gveaenr inrgu wh eto puiiutsmlu ietenn da llree chdta atrouti ti getrokken bestanuaeeien behoudt d^ Staat onvoorwaardelijk voor zichzelf. De Pachters f a n g e n ^ ha^; opmim
bij de opiumpakhuizen te Batavia, Samarang en Soerabaja Zij moeten het °p i™
ddee hnoooofidappilaaaaitss vvaann ih un pp achtpFe rvceerekl oionp a amnagge waellzeeenn egne gscoheidegdeekne umrd ez ogoegbeonuawamend eb ekwitatreenn,
» do dggiogdoor het geweste