160 SPELEN EN VERMAKEN DER ATJEHERS.
heid der ouders is, zij voor iedere getrouwde dochter een deel van hun huis inruimen,
of in het gebrek aan ptaats voorzien door nitbouwing of door het zetten van nieuwe
huizen op hetzelfde erf. Wanneer de sehoonzoon dan zijn vrouw bezoekt,/ „tehuis
komt”, zooals het heet, dan bemerkt hij niets van zijn familie. Om de aanraking te
vermijden en zijn komst te melden, duidt hij die door luid,. langdurig kuchen aan,
en zoö vindt hij, die er niet tegenwoordig behoeft te zijn, gelegenheid, zieh uit de
voeten te maken. Dit gekuch is de eenige gedachtenwisseling. tussehen schoonouders. ' sehoonzoon en
* * *
Wij kunnen niet stilstaan bij alle bijzonderheden uit het leven der Atjehers, doch
willen; nog iets mededeelen omtrent hun speien en vermaken. Wie het leven van dit
Svonloku ckin H; nuardgeroren jeb iejzno nJadceorhbse.den wil leeren kennen, ga te rade met de boeken van
Boven de wiegen der kleine kinderen hangt men in Atjeh allerlei van papier
geknipte rvoorwerpen, die door hun kleur en beweging de oogen van den zuigeling
boeien en hem hypnotiseeren. Rood gekleurde, gekookte eieren, die. met een stokje
doorstoken zijn, waaraan van boven papieren sieraden zijn bevestigd, doen daarvoor dienst.
Jongens speien veel met tollen; houten, van maaksel als de onze, een bromtol van
een vrueht, die met een spilletje doorstoken is. Vliegers oplaten is een liefhebberij
voor oud en jong; kinderen hebben eenvoudige, ouderen fraai bewerkte. Verder heeft
men er een werpspel met klapperdoppen, een soort bikkelspel met steentjes, vooral
hvoaonrd mloeoipsejens., terwijl dezen ook gaarne huishoudinkje speien en met poppen in de
Jongens krijgen nabootsingen van wapens tot speeltuig; zwaarden van klapper-
bladstelen en palmbladstelen. Vroeger werd er „oorlogje” gespeeld: jonge knapen,
liefst .van verschillende gampongs, voerden worstelgevechten uit. Ter inleiding
dwaearrkveoloijrk bwloeerdd. opzettelijk twist gezöcht en in die kinderoorlogjes vloeide soms
Verschillende balspelen, verstoppertje en krijgertje, raadselspelen, waarbij men iets
moet raden, hinkebaan, ziedaar nog eenige van de talrijke speien, waarmede de
Atjehers zieh vermaken. Daarbij komen nog onderseheidene hasardspeien, waarbij op
de eenvoudigste wijze als „kruis of munt” om geld gedobbeld wordt. Hoewel de
Islam de hasardspeien verbiedt, stoort men zieh op Atjeh daaraan niet; de meeste
heor onfdieetn geedn obdbee lgdr owotoer dmt.assa des volks achten geen feestvreugde volkomen, wanneer
Onder den algemeenen naam van dobbelarij verstaan Ae Atjehers ook dealgemeen
bij hen zoo geliefde talrijke soorten van dierengevechten, waarbij men ook om voordeel
laat vechten, minder om de eer der overwinning. Vele hoofden verkwisten het
grootste .gedeelte van hun tijd aan opkweeking hunner vechtdieren. De vechtstier of
buffe! en het vechtram hebben hun afzonderlijken stal, die steeds goed wordt schoon
gehouden, en men laat ze daar niet uit dan om, aan een touw geleid, een wandeling
te maken of hen bij wijze van proef hun krachten eens te laten meten met andere.
Het dieet wordt zorgvuldig geregeld en men behandelt ze met inwrijvingen der huid
en geneesmiddelen. Bereidt men ze op een aanstaand gevecht voor, dan wordt er
geregeld bij hen gewaakt, en de overigens luie hoofden staan gaarne meermalen in
den nacht op, om te gaan zien, of hun dienaren wel behoorlijk voor de dieren zorg
dragen. Rammen laat men dan bij wijze van gymnastiek geregelde wandelingen in
versnelden pas maken, en af en toe stelt men ze aan de hitte van een houtvuur
bloot, om ze het overtollige zweet te doen uitzweeten, zooals men zegt. Geen Atjeher
besteedt aan de reinheid, het dieet, de rust en de vermaken van zijn kind een
zorg, die met de nauwgezette opvoeding dezer vechtdieren is te vergelijken.
De groote, formeele dierengevechten houdt men in „glanggango” of perken, waarvoor
men ruime vlakten uitkiest. Verscheidene dagen voor de groote gevechten hebben
de partijen overeenkomsten getroffen; elk brengt bij het sluiten van het contract
zijn vechtdier mede, om dit in tegenwoordigheid van de tegenpartij te vertoonen, en
wanneer men het over den inzet eens geworden is, worden beide dieren symbolisch
tot . elkanders: toekomstige vijanden gestempeld, door ze even met de koppen tegen
UIT DE GESCHIEDENES VAN ATJEH.
elkander aan te laten loopen, of, als het vogels betreff, elkander te laten pikken.
De dieren zijn na, deze handeling aan elkander „verloofd”, en de eigenaren hebben
„ingezet.” ' ■ . ■ ' t
* * *
Omtrent de oude geschiedenis van Atjeh is weinig bekend. De Nederlanders
bezochten dit land het eerst in 1599. Toen de gebroeders Cornelis en Frederik
de HoUtman hier aankwamen, regeerde in Atjeh de Sultan Alaoe’d-din Sjak, die zieh
van lagen rang tot bevelhebber van het leger had weten te verhelfen en den wettigen
vorst van troon en leven had beroofd, om zijn plaats als Sultan in te nemen. Deze
vorst ontving de Nederlandsche kooplieden aanvankelijk vriendschappelijk, omdat hij
h e t. belang van den handel voor zijn volk terecht inzag. Om deze reden had hij
vroeger de Portugeezen in het land gelokt, die toen al met Atjeh in handelsverkeer
stonden. .
Daar de Portugeezen in de Hollandsche kooplieden gevaarlijke concurrenten zagen,
strooiden zij allerlei lasterlijke verzinseis omtrent dezen uit, en op 1 Sept. 1599 werd
een verraderlijke aanval op de schepen gedaan, waarbij Gornelis de Houtman en tal
van anderen vermoord werden, terwijl Frederik de Houtman en anderen, die zieh
op het land bevonden, gevangen genomen werden. Dit was de eerste vijandelijkheid
tussehen Nederlanders en Atjehers.
In 1600 werd een tweede scheepsmacht door de Nederlanders onder Van Caerden
naar Atjeh gezonden, om handelsbetrekkingen aan te knoopen, welke evenmin in
vrede afliepen. Portugeesehe invloed mocht hierbij niet ontkend worden. In 1601
waagden zieh weder een viertal Hollandsche schepen in Atjeh, en daar de Portugeezen
thans in ongenade gevallen waren, werd de kans voor de Holländers beter. De Sultan
zocht in hen thans bondgenooten tegen de Portugeezen, en Frederik de Houtman
werd uit zijn gevangenschap in Atjeh verlost.
Wij gaan de verdere betrekkingen van de Compagnie met Atjeh niet na; het is
voor ons doel voldoende, als wij zeggen, dat de verhouding, hoewel afwisselend en
niet bepaald vertrouwelijk, toch meesttijds wel van dien aard was, dat de Compagnie
ienr hdaenn dehla nkdoenl bdrriajcvhetn. en een groote hoeveelheid peper uit Atjeh, het echte peperland,
Sedert het begin dezer eeuw was Atjeh ten prooi aan binnenlandsche onlusten,
een gevolg van geschillen over troonsopvolgipg. Onder dien toestand leed het land
zeer. Engeland; :r dat in 1814 wel de kolonien aan Nederland had teruggegeven,
maar nog eenige jaren op Sumatra de Engelschgezinde politiek wist te doen zege-
vieren, zag die onrust in Atjeh gaarne, omdat zij aanleiding gaf tot vreemde tusschen-
komst. Daärom besloot het, hier invloed op den loop der zaken uit te oefenen.
Het erkende in 1819 Djuuhar, een der kroonpretendenten, als Sultan, sloot een contract
met dezen, Volgens hetwelk de Engelschen met uitsluiting van alle andere natien
zieh in Atjeh mochten vestigen, en tevens werd hierbij bepaald, dat de Sultan met
geen anderen Staat, tenzij met toestemming van Engeland, een verdrag mocht sluiten.
In 1824 kwam er een verdrag tussehen Nederland en Engefond tot stand omtrent
de verhouding tussehen beide op Sumatra. Hierin werd bepaald, dat men elkander
ten opzichte van den handel de meest mogelijke vrijheid zou gunnen, zoodat het
Britsche verdrag van 1819 veranderd werd in een eenvoudige schikking voor de
gastvrije ontvangst. In de schriftelijke toelichting op dit tractaat verbond Nederland
zieh te zorgen, dat handel eh zeevaart veilig op Sumatra zouden kunnen plaats
hebben, doch tevens, dat men de onafliankelijkheid van het grondgebied van Atjeh
zou eerbiedigen.
Deze bepalingfen brachten het Nederlandsche Gouvernement spoedig in moeielijk-
heden. De veiligheid van handel en zeevaart längs de kusten van noordelijk Sumatra
maakte het' optreden der Europeanen noodzakelijk, doch de beperkende bepaling in
het verdrag van 1824 verbood elk optreden tegen Atjeh, waardoor de zelfstandigheid
van dit rijk kon worden aangetast. Botsingen konden dan ook niet uitblijven. De
Atjehers vereenigden zieh met de Padri’s, de Wahabietsche secte van den Islam
(zie deel II, pag. 41), die in Midden-Sumatra veel invloed verkregen eh' het Neder-
landsch gezag bestreden in een strijd, die als de Padri-oorlogen bekend Staat. Verder