regel, om contvacten van vevband met de Inlandsche hoofden te sluiten, waarbij
dezen de souvereiniteit der Compagnie erkenden, haar den alleenhandel verzekerden
en zieh veelal tot levering van produkten verbonden tegen belofte van steun en
handhaving van hun gezag. Met de binnen!andsche aangelegenheden bemoeide zieh
de Compagnie niet. Zij liet steeds het rechtstreeksch bestuur in de bezittingen aan
de eigen hoofden der bevolking, welke onder het oppertoezicht van de ambtenaren
der Compagnie stonden. Van een bestuur der Inlanders door de Compagnie was er
aldus geen sprake; het -was een souvereiniteit over een groot aantal vorm schatplichtige. Vasallenstaates van verschillenden aard. in bijzonderen
De eerste grondlegger van een geregeld binnenlandsch bestuur op Java was Daendels.
Hij verving de „contracten van verband” door „acten van aanstelling”, en maakte
hierdoor de bijna eigenmächtige hoofden tot ambtenaren der Regeering, ondergeschikt
en dienstbaar aan de Regeering, doch met behoud van de uitwendige teekenen van
bun rang. Daendels stelde voor bet toezicht op de Inlandsche hoofden prefecten aan
volgens het Fransche stelsel, die later op verlangen van Koning Lodewijk „Landdrosten”
genoemd werden, en Raffles gaf hun den tegenwoordigen naam van „residenten”,
aan welke hij een uitgebreide macht gaf, terwijl de regenten en Inlandsche hoofden
sterk in hun voorrechten werden aangetast en tot bloote ondergeschikten vernederd.
Toen het Nederlandsch gezag na 1814 hersteld was, besloot men het Europeesch
bestuur op Java te handhaven en in de Buitenhezittingen uit te breiden, doch tevens
het aanzien der Inlandsche hoofden te verhelfen. De Gouverneur-Generaal Van de
Capellen trachtte de Javaansche hoofden te winnen door zijn hijna geheel aan
Daendels ontleend en thans nog geldend regiement op de rangen, titels en onder-
s»cjohenigdeirneg sbtereokeedneersn” dvearn redgeenn treens,i dwenata rgheijn ozeimj dal sw „ozredlefnst.andige hoofden” erkend en de
Het beginsel van het indirecte bestuur is tot nog toe gehandhaafd. De Nederlan-
ders besturen de Inlandsche bevolking niet onmiddellijk: zooveel de omstandigheden
het toelaten, wordt de Inlandsche bevolking gelaten onder de onmiddellijke leiding
van haar eigen van regeeringswege aangestelde of- erkende hoofden, onderworpen
aan zoodanig hooger toezicht als bij algemeene of bijzondere voorschriften door den
Gouverneur-Generaal is of zal worden bepaald, zegt art. 167 van het Regeeringsreglement.
Wij hebben derhalve in het bestuur van Nederlandsch-Indie te onder-
scheiden het toezicht van het Nederlandsche gouvernement op de hoofden, en het
obveestruziucrh t dvearn inhleatn deescrshtee . hoofden over de Inlanders. Vangen wij aan met een kort
I. Europeesch bestuur.
Het bestuur in Ned.-Indie wordt in naam der Koningin uitgeoefend door den
Gouverneur-Generaal, benoemd door der Koningin, en wel doorgaans voor vijf jaren,
hoewel dit niet voorgeschreven is. Als kabinet is hem toegevoegd de Algemeene
Smeacnre tdaerri eR, eagaene rwinegl.ker hoofd de Algemeene Secretaris staat, de vraagbaak en raads-
De Gouverneur-Generaal wordt ter zijde gestaan door den Raad van Indie, een
lichaam, dat bestemd is als zelfstandig onaf hankelijk adviseur den landvoogd voor te
lKicohntienng.i n Dbeezneo emRdaa dw orbdeesnta. at uit een Vice-president en vier leden, die door de
Aan het hoofd der verschillende takken van bestuur staan onder den Gouverneur-
Generaal (thans) zeven Directeuren van Algemeen Bestuur: van Binnenlandsch
Bestuur; Financien ; Justitie; Burgerlijke Openbare Werken; Onderwijs Eeredienst
en Nijverheid; Oorlog en Marine. Deze Directeuren zijn geen verantwoordelijke
Gmeinniesrtaearls., zooals in Nederland, maar slechts eerste ambtenaren van den Gouverneur-
Het Regeeringsreglement kent aan den Gouverneur-Generaal de helangrijke bevoegd-
heid toe, met toestemming van den Raad van Indie ordonnantien vast te stellen
omtrent alle onderwerpen, die niet reeds bij wet of Koninklijk besluit geregeld zijn.
In dringende omstandigheden kan hij op het terrein van den wetgever gaan; doch
hiertoe wordt de nadere bekrachtiging der wet of Koninklijke goedkeuring vereischt.
GeEneenra adl eor.p lbeeglta, nigs ridjek shtee scphliecrhmteinng, dweerl kIne lahnedts crheeg ebeervionlgksirnegg tleegmeenn wt idlleenk eGuro,u vvaenr nWeuiern-
ook, dus eveneens van haar eigen vorsten of hoofden. Hij moet zorgen, dat den
inlanders overal gelegenheid gegeven wordt, vnjehjk Machten in te leveren, dat geen
belastingen worden geheven, die niet bij algemeene verordenmg zijn vastgesteld.
HiHereint glirgotn ddguesb dieed g irno nNde vdoeorlra dned sbceht-rIenkdkiiën wg ovradnt hdoeot ra dlgeerm Keoenni nbgeisnt uyuerr dmeeetl ddme Ignelwanedseterns.
welke onder den Gouverneur-Generaal hestuurd worden door Nederlanders. Direct
onder den G.-G. staan als gewestelijke bestuuvders : Gouverneurs, Residenten en de
Assistent-Resident van BiUiton. Onder dezen staan in sommige gewesten Assisfeni-
Residenten, Contrôleurs en andere lagere ambtenaren. Den Assistent-Residenten is
een plaatselijk bestuur over afdeelingen opgedragen; de Contrôleurs, wier taak van
hoogst teederen aard is, vormen de brug tusschen het Europeesch en het Inlandsch
bestuur en dragen dus grootendeels de verantwoordelijkheid voor de goede verstand-
houding en wederkeerige samenwerlcing. Voortdurend brengen zij aan de bestuurden
den wil des bestuurders, aan dezen de belangen en wenschen der eersten onder het
oog. Daartoe moeten zij zieh vooral toeleggen op verständigen omgang met Inlandsche
hoofden, die zij trachten te leiden en te raden, tegen willekeur en knevelanj waar-
schuwen en op de wenschen der Regeering en de belangen der bevolking opmerk-
zaam maken, zonder echter ooit te mögen bevelen. Ten emde hun taak goed te
vervullen, zijn zij verplicht zieh toe te leggen op de kennis van land en volk, van
taal, zeden en gewoonten in hun afdeeling, op bronnen van bestaan enz.
II. Inlandsch bestuu r.
A. J a va en Madoer a.
Java en Madoera zijn ten behoeve van het inlandsch bestuur verdeeld io reg entschuppen,
die onder het rechtstreeksch bestuur van Inlandsche hoofden staan, de
Reqenten of Boepati. Rang en titel worden van dezen bij elke benoeming afzonderlijk
door den Gouverneur-Generaal bepaald en gaan met over op de erfgenamen. Als
belBoioi nidneg vtiotoelrs kümnodeet, toronudewr scehne iidjv egre mkuaanknte nw ozirjd elant etru svsecrhheono gadd ewlhojkrdee ne.n ambte ljke
titels Tot de ambtelijke titels behooren: Adipati en Toemenggoeng ; als adelhjke
titels welke in de verschillende deelen van Java verschillen, heeft men hier o. a.
Panqeran, Raden, Mas, Ario en andere. De hoogste ambtstitel is die van Adipati,
welke in rang gelijk Staat met dien van Luit.-Kolonel en recht geeft op den witten
pajoeng of zonnescherm met drie verguldè cirkels; daarop volgt die van J'oemeng-
qoenq, gelijk aan dien van Majoor, met het recht op een half witten, half groene
paioeng met drie vergulde cirkels. Voor elk van dezen is het gevolg voorgeschreven,
dat zij mögen bezitten, evenals dat voor hun eerste wettige vrouw, echte en onechte
zonen. Naast hun ambtstitel hebben zij persoonlijke adelhjke titels, krachtens gehoorte.
De Regenten worden door den Gouverneur-Generaal benoemd op voordracht van
den Resident en zooveel doenlijk uit zonen of nabestaanden van den laatsten Regent ;
behoudens de voorwaarden van- bekwaamheid, ijver, ..eerlijkheid en trouw. De
Regenten zijn de schakels tusschen het Nederlandsch bestuur en de Inlandsche
bevolking; zij oefenen het hoogste gezag over deze uit; door hun tusschenkomst
bereiken in den regel de bevelen der regeering de lagere hoofden en de bevolking.
Zij missen echter wetgevende macht, hebben slechts indirect politieken mvloed, doch
oefenen naast eenige rechtsmacht een uitgebreid admimstratief gezag uit llaaren-
boven zijn zij ondergeschikt aan den Resident en Assistent-Resident, doch heeten de
vertrouwde raadslieden der Residenten en lichten deze voor omtrent de inlanders.
De Regenten leggen bij de aanvaarding van hun ambt den eed van zuivenng en
trouw af. Zij wonen in hun dalem’s of paleizen, gelegen aan de open piemen van
de hoofdplaatsen. Nadrukkelijk is het hun verboden rechtstreeks of zijdelings
betrokken te zijn in verpachtingen, handel te drijven, aandeel te hebben in het
communaal bezit, enz. In deze beperkingen ligt een hulpmiddel, om te voorkomen,
dat de hoofden zieh verrijken ten koste van Inlanders of Gouvernement.