188 VERSIERSELEN DER VROUWEN EN DER MANNEN. WAPENS.
zullen, zijn zij niet de verachtelijke slavinnen, zooals men maar al te vaak onder
onbeschaafde volken aantreft, doch hebben zij evenveel in het huisgezin te zeggen
als de mannen en zijn zij volkornen in staat, ziehzelfte helpen, zoodra het vordert. de gelegenheid
paZiaÜn gz \i)sn zeglsdweono nu it ohp unh eht anvdeledn . teH wete rvkoeonr tdeunr ehnedt gaelbgreumike evna ng edbirtu wikatep enh akvmerehsa. rdotf hun handen en misvormt dikwijls de vingers.
Wanneer zij van hun werk op het veld thuiskomen, hebben zij het z.waarste
gedeelte van hun taak nog te verrichten, daar deze bestaat in het pellen en ziftdn
van de rijst voor het avondmaal en voor de maaltijden van den volgenden dag.
De aibeeldmg op pag. 186 stelt rechts een Dajaksch meisje voor in het dagelijksch
smaan.k, vooln vvemrsdiet,r dg;e hleinelk si nz igeatl amkleeend ihnegt. meisje opgesierd met alles, wat een Dajak
Als sieraden dragen de vrouwen voornamelijk ringen van ijzer, koper, ivoor enz.
om hals, armen, beenen en aan de vingers. Ook de mannen tooien zieh vaak met
aznuldkeer er isnigeerand, evno. orts met halssnoeren van koralen of agaatsteenen, vederen, vogels en
“ MIn r Jh e,b Jifld,tevnin dveenr gevnaorle geono rvzeiershi emrseelte ne enz ijng atd ei n Ddaej aokos rlebli jzteo nmdeark evnr uecnh tbvaearwr. ijdDene dit dikwijls zoo ver, dat een manshand door de opening kan gebracht worden. Doch
de Dajaks gaan m hun denkbeeiden van versiering veel verder.
Zij maken een groot gat in de oorlel, vergrooten dit door er allengs grootere
proppen in te steken en rekken haar tot den schouder toe uit, door er looden gewichten
aan te hangen. Doch ook rondom den zoom van het oor maken zij een
reeks van gaten en steken er een aantal versierselen in. De meest geliefde wijze, om
de ooren te versieren, bestaat hierin, dat men een menigte koperen ringen in de
gaten van het oor hangt, en wel zoodanig, dat de kleinste boven in het oor en de
grootste, zoo groot als een armband, onderaan gedragen worden. Dez;e versiering
wordt vooral door de Zee-Dajaks gedragen, bij wie een soort van spreekwoord in
zwang is, den hoorder waarschuwende, zieh te hoeden voor een man met vele oorringen.
zij Dviuklwleinjl s dev eorgpeennomeggeenn mdee t' Dzaujlakk se eznie hv enrsiecht emideetn hveeilde rvianng evno oinrw deerp eono,r edna tt ez ijd reaegrdener;
als „chatelames ’ dan als oorringen zijn beschreven geworden. Zoo droeg zekere
jonge man, de zoon van een opperhoofd, slechts een grooten ring in elk oor, doch aan
dezen ring hinge een aantal koperen kettingen, waaraan weder verscheidene versierselen
bevestigd waren, i Aan een oor hingen op die wijze twee slagtanden van een
dbreieer , kleeeinn e tkaonpde rveann rienegne na leling attwoer,e ebeenl legtejedse.elte van den snavel van een horenvogel,
Ook mannen dragen een grooten oorring in de lei en boren zieh een gat boven
in de oorschelp; in dit gat wordt een hondstand der tijgerkat gestoken.
Deze versierselen worden alleen dan gedragen, wanneer de Dajak zijn beste kleeding
aantrekt, terwijl op andere tijden de gaten in het oor door schijfjes hout belet worden
zieh t e . sluiten. En daar nu het koper ulcereerende zweren doet ontstaan, is het
gewone voorkomen van een Dajak niet zeer aangenaam. Sommigen van hen hebben
de zonderhnge liefhebberij, een gat boven in de oorschelp te boren en een ander
voenrdseierarsaenl,e ne nz ivjne rvooplggeehnasn geeenn, kwoapaerroepn dpelazae t Weri ldaeann tzeo ob ingedsetne,l dw aziajrna.an de rammelende
kriDjges gaefwbeaaedld ienng doep anbdlaedrze., 1ee8n7 Dsiuesltu mtw eDea jDaka,j aikns cgheew korniejg ekrles edvionogr.; de een is in vol
De eerste dezer mannen draagt in zijn rechterhand den sumpitan (het blaasroer).
met zijn speerpunt; de linker rust op zijn houten schild, met bossen menschenhaar
bedekt. Zijn parang-ihlang of oorlogszwaard is aan de linkerzijde bevestigd, eveneens
met bossen menschenhaar, aan de greep hangende. Zijn enkels, beenen en armen
zijn bedekt met een menigte koperen ringen; hij draagt een soort van wambuis van
ddee vheudider evna nv aene nd eonr aanrgg-uose-tfaanz aennt. op het hoofd een soort van kroon, vervaardigd van
De andere afbeelding stelt een man in gewone kleeding voor. Hij behoort tot den
stam der Dusums, die aan de noordkust van Borneo wonen en een andere kleeding
VERSCHILLENDE STAMMEN. 189
dragen dan een van de andere stammen des eilands; hun geheele kleeding bestaat
m den chawat of tjawat en in een aantal groote metalen ringen rondom hun hals en
heupen. De Dusum-krijgslieden dragen het haar lang, slechts met een soort van
katoenen stof saamgebonden, en hun speren zijn even eenvoudig als hun kleedino-
mets meer zijnde dan een metalen punt, vastgebonden aan een bamboesehacht.
Tenemde^ een överzicht te geven van het voorkomen van onderscheidene stammen
van Borneo’s inboorlingen, zijn hieronder nog twee andere Dajaks afgebeeld. Die aan
de linkerhand stelt een Illinoansehen zeeroover voor. Deze mannen worden gevonden
ILLINOANSCHE ZEEROOYEB EN SA GH AI DAJAK.
tkeu sTt avmapna sBuokr,n ezoo, omalse t dzee enra avmer tseonm tnijodosr dgeens pveladn wordt, eheent pelialaatnsd oLpa bdue ann.oordwest-
De Illinoans bezitten vele groote en geduchte oorlogsbooten, die aan den boeg met
eheenb bzeene, r dliaennge nsdteu ka lgs eeweanp evnlode rz ijvno oenr doep sdteri jwdiejrzse e dne re eBno rbneesocshcuhtet ibnogo tveono er end eb orvoeeniedresk
die er onder zitten. Aan den achtersteven bevindt zieh een kleine kajuit voor den
kapitem, ongeveer zoo groot als een hondenhok, doch de booten hebben geen andere