166 BOUW DER DORPEN. HUIZEN.
van den Maleier, daar moest plaats gemaakt worden voor een dorp of voor velden,
welker produkten de bewoners van het dorp konden voeden.
De dorpen hebben in de Maleische landen verschillende namen. In Limoen bestaan
de dorpen slechts uit weinige woningen, längs den oever der rivier te midden van
rijstvelden in het dal gelegen. Ieder huis rnet de omliggende sawah’s heet er doesoen,
in Rawas en Lebong heeten de dorpen doesoen. In de Menangkabausche landen is
de algemeene benaming van dorp kötö, welk woord tevens het begrip „versterkt zijn”
in zieh sluit, en een of meer van die kötö’s met het bijbehoorende land vormen de
negari. In den tijd der binnenlandsche oneenigheden bestond hier namelijk het
gebruik, de köto’s te versterken, wat sedert de vestiging van het Nederlandsch gezag
heeft opgehouden. Men spreekt ook van indoeq-negari en anaq-negari (moeder en
kind) om oudere en nieuwere nederzettingen van elkander te onderscheiden.
De bouw der dorpen is nogäl verschillend. De huizen van de zuidelijke Padangsche
Bovenlanden zijn gebouwd op erven, met vruchtboomen beplant, en ingesloten door
een heg, al of niet op een wal geplaatst; in Rawas en Ladang zijn de huizen dicht
bij elkander geplaatst op een geheel schoon gemaakte ruimte, hetzij in twee of meer
rijen, hetzij längs de
vier zijden van een
rechthoek. Behalve
enkele kleine tuin-
tjes met bloemen of
als geneesmiddel ge-
bruikte kruiden, vindt
men in deze dorpen
geen andere vruchtboomen
dan de hoog-
stammige klappers,
zoodat niets belet, de
geheele doesoen in-
eens te overzien.
Nevens de woon-
huizen vinden wij in
alle dorpen op het
erf van iedere woning
gebouwtjes, bestemd
tot bergplaats van
padi. Een ander
huisje, dat voorname-
lijk gevonden wordt
bij de woningen der
door het gouvernement
aangestelde hoofden, is het taboewhuisje, een loodsje, waar de taboew of
groote trom ligt, gevormd door een stuk van een uitgeholden boomstam, waarop bij
enkele gelegenheden geslagen wordt, om de bevolking bijeen te roepen.
Van meer omvang is de balai, die volgens de adat in ieder dorp aanwezig dient
te zijn. Hieronder verstaat men het gebouw, waar de hoofden recht spreken en
vergaderen, om over de belangen der negari te spreken. In gedaante komt de balai
met de Maleische woningen overeen, maar zij heeft aan de lengtezijden geen om-
wanding.
Sommige dezer openbare gebouwen, die op de padamaian staan, het plein, waarop
ook de moskee gewoonlijk gevonden wordt, zijn groot en ruim, andere klein, maar
alle min of meer met snijwerk versierd.
Ook is in de meeste dorpen een negari-huisje gebouwd ten dienste van doortrek-
keDndike waimjlsb tveninadret nm. en een of meer algemeene begraafplaatsen in de onmiddellijke
nabijheid van het dorp, maar niet zelden ook is op het erf een plekje afgezonderd,
waar men zijn dooden aan den schoot der aarde toevertroUwt.
De huizen in de Maleische landen staan vier ä vijf voeten boven den grond op
KARAKTER DER MALEIERS. 167
palen, die op steenen rüsten. Hun geraamte is altijd van hout, doch overigens zijn
zij somtijds uit bamboes, somtijds uit planken samengesteld, liefst veelkleurig rood
geverfd en gedekt met nipah-bladeren, met gespleten bamboes, met idjoek (de op
paardenhaar gelijkende vezelen van den stam van den arenpalm) of iets anders,
" m e Beden bezigen voor dakbedekking ook wel alang-alang, hier hilalang genoemd.
Doch de resultaten der moderne techniek komen ook hier; reeds ziet men Inlanders
szoijmn ss ohmusn vwano nhiongu t beend emkkeet nk umnestti gg esgnailjvwaenrikse evredr siiejzredr.. Alleen de huizen der hoofden
Aan de voorzijde der woningen steekt veelal het dak over en vormt een afdak
waaronder huiselijke bezigheden verricht worden. De nok van het dak steekt in
sommige streken op de einden hoog naar boven en verkrijgt aldus den vorm van
eenH eotp hdueins rraüagd liigsg eanldleer eheanlvveo umdaiganst,; wdee lker uiteinden met bladtin of zink versierd zijn.
slaapplaats is een van pandaanbladeren
gevlochten mat en eenige met kapok
gevulde kussens. Tafels en stoelen vindt
men alleen in de woningen der aan-
zienlijken en hoofden. Men behelpt zieh
meestal met groote houten bakken op
läge pooten, waaromheen drie of vier
personen, op de hurken zittend of op de
linkerzijde liggend, plaats kunnen nemen.
* $ *
Het karakter der Maleiers wijst op
v(ij heidsliefde; niet gaarne onderwerpen
zij zieh aan vreemd gezag: dat leert de
geschiedenis van onze inbezitneming van
Sumatra’s Westkust. Toch is de Maleier
tegelijkertijd een aanbidder van de op-
gaande zon en een nederig dienaar van
het gezag; bemerkt hij evenwel zwak-
heid of weifeling bij zijn tegenstander,
dan weet hij daarvan händig partij te
trekken. Dit neemt niet weg, dat hij
• zieh in vele omstandigheden trouw be-
toont; dit sehrijft de heer Van Hasselt
naar aanleiding van de goede diensten*
bij de Sumatra-expeditie bewezen.
De Maleier is uiterst conservatief, gehecht
aan voorvaderlijke zeden en gebrui-
p I
ken, en deze karaktertrek maakt het
wel eens moeielijk, hem tot andere
inzichten te brengen of hem van de
VBOU'W EN KIND VAN DEN D EPATI VAN
onjuistheid zijner zaak te overtuigen.
D E BOVEN-RAWAS.
Hij zal uw redeneering met onverstoorwbaaraer
hkeiadlm dtee r aaarnghuomoerennte, n maaaanrv aagredeeftn . zieh niet licht gewonnen, ook al moet hij de
De Maieier houdt veel van praten; geheele nachten kunnen eenige Maleiers
met elkander zitten te redetwisten en te babbelen. Hij houdt van een civiel proces
is de,er jMj?a.l ea!eetrs s»taungg, ebmor ezni chadzevlofc agaetkaecehrtdig s einn zheeemr . wMeinaaigr tevgaetbnaoavre r vvoroere mledveelinndgigene müruKKen.
Zorgeloos van aard als hij is, leeft hij als het wäre bij den dag. Hij houdt veel
van uiterhjk vertoon en steekt zieh daarvoor niet zelden diep in schulden. Al houdt
hij met van den arbeid toch mag men hem niet lui noemen; hij heeft echter een soort
van kalme onverschilligheid over zieh, welke er wel eens ten onrechte toe leidde, om
hem als lui te brandmerken. Waar hij overtuigd is, voordeel te kunnen behalen, vindt