34 VERVORMING DER TANDEN. ZWARTMAKEN DER TANDEN. OOREN.
den Archipel voor, zoodat dit gebruik zeker is overgenomen van de Arabieren, bii
wie het oorspronkehjk is. Over ’t geheel worden de meisjes op jeugdiger leeftijd
besneden dan de jongens: bij de Javanen op hun 6e jaar, bij de Makassaren tusschen
en 7e jaar. Ook de besmjdems der meisjes beteekent nemen in het geloof. min of meer een o^p-
* * *
Een even algemeen yerspreid gebruik in den Archipel, doch ook elders, is het ver-
vormen der tanden. Het is een zeldzaamheid, als men iemand ontmoet, hetzii man
ol vrouw, die deze hewerkmg met ondergaan heeft. Den onderkant der boven-
snijtanden yijlt men meestal gelijk van lengte, ook wel half af. Bij uitzonderine
worden de tanden gelijk met het tandvleesch afgeslepen. Bij de meeste volken worden
bovendien de tanden van de onderkaak gelijk gevijld. Als de tanden niet geheel op
het tandvleesch worden afgeslepen, zijn ze soms op de voorvlakken bewerkt, terwijl
bhiej t dveo oMrvalaleki edrse rv atann dMenrd dtee nm-Saukmena.tra wel het gebruik bestaat, een gleuf dwars door
Het tandenvijlen geschiedt bij Maleiers en Javanen met een zaagje, een beiteltie
een vijl, een hamertje en een stuk steen, soms alleen dit laatste. Met de eerste’
trautwsoee nkeaenrtte nm evnl akd.e tand.en in den gewenschten vorm, met het steentje slijpt men de
Het tandenvijlen komt vrij algemeen voor bij de bewoners der Kleine Soenda-
eilanden; spitsvijlen, met of zonder bewerking van het voorvlak, vinden wij hoofdzakeliik
in enkele residenten van Java. Dit spitsvijlen bestaat hierin, dat de tanden van de
onderkaak puntig gemaakt worden, terwijl zij aan het voorvlak zoodanig bewerkt
wtimorudemn ,— d kaot,m dkooomr mheetr peitm haeile tg. edeeltelijk te verwijderen, een relief ontstaat, dat widji-
Het tijdstip van het vijlen der tanden valt gewoonlijk samen met het intreden der
puberteit of van het huwelijk. Opmerkelijk is het ook, dat somtijds, o. a. bij de
Alfoeren lij de Mmahasa, m de residentie Kedoe, in de ommelanden van Bengkoelen
op de boela-eilanden en op Saleier de tanden eerst mögen gevijld worden als de
naaste. bloedverwanten overleden zijn. Wilken ziet hierin de aanwijzing, dat het
tandenvijlen^ eenmaal een rouwgebruik zou geweest zijn. In den Indischen Archipel
komt het echter als zoodanig niet voor, wel als een noodzakelijke ceremonie van het
aMjt et hu ete nvi..j len sdcehri jtnatn ddeuns, ids aht eht ezt weaernt moaffkeernh adnedre ltianngd meno vete rbboetnedeekne,n heent.geen echter
bIiimj eonrekeezlee nv oelnk eAn mmboent eveozoenrk. omDte,z ez ovooallks ebni js_tdeell ebne wbolannekrse dtearn Mdeenn toapw epir-iejisl.a nHdeetn ,z wbiaj rdte
maken der tanden geschiedt alleen, omdat men het mooi vindt. Ook gebruikt men
op Java een watertje, waarmede de lippen gespoeld worden, om mond en lippen
zwart te maken. Verder geeft het betelkauwen, dat met dezen leeftijd beo-int, een
rwooaldg-e slpijeke kvsoeol,r kwoamatr.d oor de geheele mond een voorkomen verkrijgt, dat aan Eurorpeanen
* * *
Van de verdere vervormingen van het lichaam noemen wij in de eerste plaats het
doorboren der ooren. Bij de meeste volken van den Archipel bestaat de gewoonte
in de oorlellen gaten te boren en die bovenmatig te verwijden, waardoor ook de
oorlel vergroot. Eerst worden er kleine gaten in de ooren geboord, waarin pinnen
worden gestoken en deze worden van tijd tot tijd door dikkere vervangen, totdat
ddee Dgaajtaekns oeipngdeerohljdke ocnyglmevdeeerrt jedse vagnro obtotoe mhbelabdbeerne nv agne steoekne nd uwbobredltejne,. waarin dan bij
Bij de bewoners van het eiland Nias hangen de oorlellen dikwijls tot aan de
schouders, wat ook voorkomt op Engano. De Papoea’s hebben dikwijls zulke groote
gaten m de ooren, dat men er een of twee vingers door kan steken. Die gaten dienen
natuurhjk alle, om er eenige sieraden in te hangen. In Polynesie komt dit gebruik
<niet meer voor, doch vroeger bestond het. Bij de Papoea’s worden het middelschot
dTi?en ,b i,j? ns onmeum,si. geen s“taem nmeuensv ldeouogre lese nd odoirkgkesetroek evne,r veann gheine riwno wrdot.rdt een pin aangebracht
SCHEDELVERVORMING. TATOUEEREN. HUWELIJK.
Enkele volken in den Archipel hebben de gewoonte, den schedel te vervormen. Bij
enkele Dajaks is dit o. a. geconstateerd. Kunstmatige afplatting van het voorhoofd
vindt men op Noord-Celebes, in de eerste plaats bij de Alfoeren van de Minahasa,
en vroeger moet dit gebruik meer verbreid geweest zijn onder de Alfoeren. Ook op
de Philippijnen bestaat dit gebruik. De gewoonte, om het hoofd van pasgeboren
hinderen min of meer te fatsoeneeren, komt meer voor in den Archipel, doch is niet
van groote beteekenis. Bij de Javanen trachten de inlandsche vroedvrouwen het
hoofd na de geboorte te fatsoeneeren; of dit veel invloed uitoefent, wordt betwijfeld.
Het tatoueeren wordt in den Indischen Archipel gevonden op Zuid-Nias, de Mentawei-
eilanden, bij de Dajaks, op de Philippijnen, op Ceram, de Tenimber- en Timorlauteilanden,
bij de Papoea’s enz. Het bestaat in het prikken van wondjes in de huid;
de figuren, die men prikt, zijn verschillend naar de plaats; bij sommige stammen
worden alleen de vrouwen, bij andere alleen de mannen getatoueerd.
Vele volken in Indonesie en ook daarbuiten hebben de gewoonte, zieh de huid te
beschilderen. Dit geschiedt o. a. bij de bewoners der Mentawei-eilanden. Bij hen
beschilderen zieh voornamelijk de vrouwen, somtijds ook de mannen, en bedekken
zieh het voorhoofd en de wangen met een geel, roodachtig kleursel, een gebruik, dat
hooetkz eblfijd ed.e Bataks der oostkust bestaat. Bij de Papoea’s op Nieuw-Guinea vindt men
De Balineezen smeren zieh de huid pleksgewijze in met boreh, een soort van gele zalf;
bbiojv edne' liJjaf voanntebnlo oist dbliitj fitn. zwang bij feestelijke en plechtige gelegenheden, waarbij het
* * *
Wij komen tot het belangrijkste element van het familie-leven, namelijk het
huwelijk. Al möge het huwelijk een historisch jonge instelling zijn, daardoor vermindert
zijn sociale beteekenis in den tegenwoordigen tijd niet.
In zijn historische öntwikkeling wordt het huwelijk door vele sociologen van den
laatsten tijd, en o. a. ook door Wilken, beschouwd als in oorsprong bestaan te
hebben in een gewoon samenleven van de horde, waarbij alle mannen alle vrouwen
gemeen hadden en allen zonder vorm van huwelijk samenleefden; hieruit zou zieh
de vaste verbintenis van enkele personen van verschillende sekse ontwikkeld hebben.
Hhoeot gecroem ömnutwnaiklek eslianmg ednaleavrvenan .was de eerste vorm, het individueele huwelijk een
Nu is het opmerkelijk, dat in den Indischen Archipel nog volken wonen, bij wie
het individueele huwelijk onbekend is. Volgens Wilken is dit het geval bij de
bewoners der Poggi-eilanden, die geheel naar welgevallen onder elkander leven en
waarbij de gezamenlijke vrouwen als het wäre het eigendom zijn van de gezamenlijke
mannen, de mannen wederkeerig dat van de vrouwen. Ook de Loeboes kennen geeo
huwelijk en passen de liefde geheel vrij toe, en bij de Orang Sakai van Malakka
bestaat het communale huwelijk. Een meisje blijft bij eilten man van den stam
beurtelings eenigen tijd, totdat zij de ronde gedaan heeft bij alle mannen en weder
b ^en eersten terugkeert. Ook op Borneo moeten stammen zijn zonder huwelijk en
yAarnc hidpee l, Awlfooredrte nh evtzaenl fdPee lvinegrm oefl dP.oeloe Tinggi, een der eilanden van den Banggaai-
Op dat communale huwelijk, dat eens allerwegen bestaan zou hebben, volgde het
huwelijk m et een meisje buiten den stam, zoogenaamde exogamie, met het verbod,
een meisje uit den Stam te huwen. Bij de Maleiers van Midden-Sumatra en bij de
Bataks moet dit nog voorkomen. De Bataks zijn verdeeld in stammen of marga en
nmieemn asnodo rtmgealigj kei nb ezpiajnli nmgeanr.ga huwen. Op Nias en bij de Alfoeren op Boeroe vindt
Bij de exogamie kon de vrouw overgaan in den stam van den man of de man in
len van de vrouw. Het eerste geval, dat de man zijn stam verlaat en in dien van
ue vrouw overgaat,^ heeft ten gevolge, dat de kinderen tot den stam der moeder
eüooren, dat leden" van den stam de nakomelingen zijn in vrouwelijke lijn, en dat
e leden van een stam elkander alleen in vrouwelijke lijn bestaan. Men noemt
i het matriarchaat. Voigt de vrouw den stam van den man, dan heeft men het
pa i larchaat. Van deze beide vormen van verbintenis is het matriarchaat de oudste;