De herinnering aan deze feiten komt noodig yoor, om aan te toonen, dat de Chi-
neezen op Java niet, zooals zij wel genoemd worden, indringers zijn, maar dat onze
vaderen hen met dwang ingehaald hebben, omdat zij -hen noodig hadden als tweede
hand in den handel en als handwerkslieden, wat zij sedert in hoofdzaak zijn gebleven.
Wie met mij gelooft aan de solidariteit tusschen de opvolgende generaties van een
volk, zal moeten erkennen, dat er voor ons een historische verplichting bestaat, om
de Chineezen met welwillendheid en billijkheid te behandelen, wat natuurlijk geens-
zins in zieh sluit — ik zeg het nu reeds, om niet verkeerd verstaan te worden
dat men hen ook moet laten begaan, waar zij blijken schadelijk Tot dusver de heer Groeneveldt. te wezen.”
De verdere geschiedenis van de verhouding der Compagnie tot de Chineezen was
amfwaties semleennd .h enN um eeeennds ew neoroddeing tdee hCehbibneene zeonf teb ekguunnsnteignd ,m disasne nw. eer vertrapt, al naar
Wij behoeven hierbij, zonder de historie te vervolgen, slechts te herinneren aan
den bekenden moord op de Chineezen te Batavia in 1740, welke aan 10,000 onge-
gluekskchigieedne nhise.t leven zou hebben gekost, een treurige bladzijde uit onze koloniale
Hoewel de regeering in deze eeuw den Chineezen in Indie meestal günstig gezind
was en hun emigratie bevorderde, moest zij toch ook nog van tijd tot tijd maat-
regelen tegen hun overmoed nemen. Zoo o. a. in de residentie Cheribon in het begin
dezer eeuw; op de westkust van Borneo'in 1820 en 1824. Meermalen heeft men
ook later hun woelingen en de werking hunner ^geheime genootschappen moeten
tzeijg, enngieata nz.o ndIenr dger oonndl,u sutietn doep PJraevaan gienr 1g8e2w5e ehradd.den zij de hand, en in 1820 werden
Door de voortdurende emigratie uit China, die wij in deel TI, pag. 357, leerden
kennen, hebben een aanzienlijk aantal Chineezen zieh in den Indischen Archipel
gevestigd. Volgens de „Jaarcijfers voor het Koninkrijk der Nederlanden”, 1899, telden
Java en Madoera op 4 Jan. 1897 : 261,080 Chineezen en 17,045 Arabieren, zoödat de
eersten onder de vreemdelingen wel de groote meerderheid üitmaken. In de geza-
rnenlijke Buitenbezittingen was het aantal Chineezen op dien datum 213,497 en dat
dMeard oAerraa b3ie2r3e8n en8 1i9n2 . deD Batu itdeenrb eaznitdtienrgee nv r8e2e4m6.de Oosterlingen bedroeg op Java en
De Chineezen op Java en Madoera zijn meest afkomstig uit het zuidelijk gedeelte
der Chineesche provincie Fukhien met de hoofdstad Amoyen worden daamaar ook
Fukhieneezen of Am.oy-Chineezen genoemd, (zie deel II, pag. 360). Vele Chineezen
verblijven slechts tijdelijk in Indie en keeren terug, wanneer zij een meer of minder
aanzienlijk vermögen in Indie verworven hebben, om in hun vaderland hun laatste
levensdagen te kunnen slijten en een g rafte vinden. Een groot aantal Chineezen
evenwel blijft ook in den Archipel wonen, zoodat men er Chineezen vindt, sedert
eenige geslachten hier gevestigd. De reden, waarom die niet terugkeeren, zijn ver-
schillend. Nu eens is het, doordien de fortuin hen niet genoeg begunstigd heeft,
om terug te keeren, doch ook in vele gevallen zijn zij door huwelijken en kinderen
als anderszins aan hun tweede vaderland gebonden geworden.
Zoo moeten bij de Chineezen in Indie onderscheiden worden zij, die in den Archipel
geboren zijn, en anderen, die uit China naar Indie zijn overgekomen. De reeht-
streeks uit China overgekomenen worden sinkee, (d.i. nieuwgast) genoemd, of kortweg /bee.
De Chineezen, die naar Indie emigreeren, zijn bijna uitsluitend mannen; slechts
zelden verlaat een Chineesche vrouw haar vaderland. Daarom moeten de Chineezen,
die in Indie blijven, huwen met Inlandsche vrouwen. Hierdoor zijn de Chineezen
in Indie, welke hier geboren zijn, meest van halfbloed, en deze halfbloed Chineezen
noemt men peränakan-Chineezen of lao-kee (= oudgast). Op Borneo dragen de
nakomelingen van Chineezen en Inlandsche vrouwen den naam van Petompang.
De peränakan-Chineezen worden op Chineesche wijze opgevoed; zij volgen den
godsdienst en de kleeding hunner vaders. Men beweert echter, dat deze halfbloed
dCahairneenetzeegne nv ehleu n doeungddeueng dedne rn oCgh isnceheezrepne rm uiistskeonm eenn . hun energie niet hebben, terwijl
De Chineezen houden zieh op Java voor het grootste gedeelte op in de noordelijke
strandresidentien, welke voor den handel het best gelegen zijn, vooral in de residentien
Batavia, Cheribon, Semarang, Rembang, Soerabaja en Djapara; betrekkelijk minder
worden zii aan de zuidkust aangetroffen. In de steden of negerieen, waar zij gevestigd
ziin en die hun bepaald door het gouvernement zijn aangewezen (zie Regeermgs-
alm’anak 1893), wonen zij in afzonderlijke kampongs of wijken (kampong tjma). Hier
staan zii onder hun eigen hoofden, die door het gouvernement worden benoemd en
den titel hebben van Kapitein of Luitenant, somtijds dien van Majo.or; deze hootden
genieten geen vaste bezoldiging, doch trekken eenig collecteloon der belastingen. De
afzonderlijke wijken der Chineesche kampen staan onder wijkmeesters, die aan de
bovDeen gCenhoineemezdeen hboeohfdoeund eonn dine rgheusnc hwikitj kzeinjn .hun eigen taal, zeden, gebruiken en godsdienst
(zie deel II pag. 308). In den omgang met Inlanders, Europeanen en anderen
bedienen zij zieh van de Maleische taal, die zij in den regel eigenaardig vlug spreken.
Slechts zeer zelden gaan zij tot den Islam over; de gevallen, dat zij tot het Ghristen-
dom overgaan, ziin talrijker. Te Buitenzorg o.a. bestaat een kleine gemeente uit tot
het Christendom bekeerde Chineezen. Ook de kleeding blijft die hunner natie; zij
EEN STRAAT IN H ET CHINEESCHE KAMP TE BATAVIA.
bestaat uit een wijde, blauwe broek zonder knoopen, die tot de knie reikt, en opge-
houden wordt door een rood of zwart koord, dat van achteren met een haak wordt
vastgemaakt, en een blauwe of witte katoenen kiel met tussen en knoopen van dezelide
stof, waaronder zij somtijds een breeden en langen buiknem dragen, die tot ver-
schillende doeleinden gebruikt wordt. Op het veelal kaalgeschoren hoofd, waarop
enkel de staart is blijven staan op de kruin, dragen zij een kegelvormigen hoed, van
bamboes of rotting gevlochten; aan de voeten hebben zij bij siecht weer muilen met
hooHgeet heaikgkeenna.a rdAigaen zileevnelinjk ed eCr hCinheienzeeenz ehne bobnetpnl ofoijint ezr iekhl eiend inhgu.n eigene wyken. Aan
de westziide van Oud-Batavia ligt o.a. een zeer aanzienlijke Chineesche wijk met
-H 25 000 inwoners. Het is een stadsgedeelte met vrij breede straten en huizen in
allerlei stijl, welker leyendige kleuren voortdurend de aandacht trekken. vooral bij
avond als vetlampjes en lampions de straten verlichten, maakt de Chineesche wijk
een ei’genaardigen indruk. Inlanders van allerlei stam, alsmede Arabieren en Euro