duidt dit geloof aan als animisme, zooals wij vroeger zagen. Met bezieling moet men
met aan een hooger begnp denken; men heeft er veeleer een levensuiting onder te
verstaan, in welken vorm ook. Waar alles bezield is, moet ook wel het geloof aan
een voortleven, een voortbestaan van alles gevonden worden, en aldus leidde het
stelsel tot een primitief pantheismus, dat in het algemeene oceanische Atua, Akua, Hotua zijn vorm vond. begrip der
Atua beteekent in Polynesie in den ruimsten zin het geestelijke, en tua schiint
m den zm van hiernamaals te staan. Atua Staat dus voor. God, geest, ziel, schaduw.
JtJewust wordt het woord in generieken zin gebruikt, zooals Mana in Melanesie,
e.en bovennatuurhjke macht of invloed beduidt, welke zieh in eenige voortreffe-
lijkheid uit, die een mensch kan bezitten. Mana hangt niet vast met een lichaam
samen en kan in bijna alles worden overgedragen; geesten hebben het echter en
kunnen het aanbrengen. Alle religieuse gebruiken der Melanesiers bestaan daarin,
dat zij Mana trachten deelachtig te worden en tot hun voordeel aan te wenden.
Praktisch wordt dit verkregen, hetzij door bemiddeling van de zielen van afgestor-
venen, die tusschen hemel en aarde zweven, of doordien een geest zieh tiideliik in
een aardsch voorwerp vestigt. Daardoor ontstonden de schutsgeesten, die in den
palrsa kztiijs cmheent vgroidjwsdilileings tk ovmane nh, odoögo rb eblaidndge nz,i jno.f ferMs eenn zt.racht die geesten te winnen, en
geh,?.j®kn. ^W’ia1' arv adne gegeesetsetne nb evsatana tm eern saclhdeuns einn Mvaenl anveosoierw. erIpne nr aunigt zeiljkna nzdije re cghetheor undieent
werden zooals in het grootste gedeelte van Melanesie, leidt de zielencultus licht tot
goddelijke vereering van bepaalde persoonlijkheden. Zoo komt men er toe, den geest
van vader of grootvader in gevaar aan te foepen, in het zeker besef, dat die hooren
en helpen kan. De zielen van hoofden worden op onderscheidene eilanden na den
dood vergoddelijkt en onder offers bij den naam aangeroepen. Daar de zielen der
heeonovfdoeund ing aaalrs dzei esletenr rveann gaafagne steonr vleangeenre aazniegleend uoidp. aarde verblijven, worden de sterren
Daar het aantal geesten zeer groot is en alles bezield wordt gedacht, ligt het
voor de hand, dat er duizenden natuurgodheden ontstonden, die niets anders dan
gelocaliseerde geesten- of zielen zijn. Ongeveer een twintigtal goden beheerschen de zee
en onder hen bedienen eenigen zieh van den haai als werktuig der wrake. Haaien,
die met visschen en varkens gevoed worden, gewennen er aan, op bepaalde tijden de
vWiri"j 6 mnöagt^eenr enni >e td ela ningb oroonrldindgoelenn mine ehneent , ladbaytr idnitth orpa nv egrzeoeeskte nd,e rd iper iiens teMrse lgaensecshieie dent.
Polynesie heerschen, hier in dezen, ginds in anderen vorm, en van welke niet altijd
veel bekend is. Alleen wijzen wij nog op den steendienst, die ver verbreid is. In
Melanesie vindt men bijna geen heilige plaats zonder een heiligen steen.
aanDlee idgiensgc,h etoutr dsea geenn ,v ezroboraolsk kwelidj ed ikeu sotoekn ind erE ueirloapnad ekne ngnaevne.n tMote anl lverilnedi to evre rrloetvsemrienrgeenn,
die als slagvelden van strijdende goden beschouwd worden, welke onder het scheppen
van eilanden verrast werden en zoo het rotsmateriaal moesten laten liggen. Men
vindt er regensteenen, die bij veel regen in het vuur gelegd, bij droogte bevochtigd
worden. Afgoden uit steen vindt men veel in Micronesie. Ook aan de zee wordt
goddelyke eer bewezen en alles, wat hiermede samenhangt, bovenal de scheepsbouw
w§no rsdcehne eopps veanakrte, lew eoirldatn dheono gd ogoerh opurdieesnt.e rsD gee wboijodm. en, voor den scheepsbouw bestemd,
In hoofdtrekken komt de Melanesische geesten- en godenwereld met de Polynesische
overeen ; de grondslag der Melanesische mythologie wordt gevormd door Polynesische
uboituswlusitto, ffdeant. deDzee lfndea mbeeng riwppisesne leonv eeraclh tteerr uagfk voamne ne.iland tot eiland, wat evenwel niet
De dienst der goden is niet uitsluitend een zaak der priesters, maar toch nemen
dezen een voornamen rang daarbij in, daar zij met de hoogste goden verkeeren en
hun heiligdommen en offers verzorgen. Niets geldt voor heiliger dan de met de
goden in verband staande dingen: tempels, afgodsbeelden, offers enz. Ieder vereert
in de eerste plaats den huisgod; tot den familiegod bidt de huisvader vdör het avond-
eten. De priester rieht zieh tot den gemeentegod, en de nationale godheden worden
door priesters bediend, die hoofden zijn of er nauw mede zijn verbonden.
Staan wij ten slotte nog iets nader Stil bij den oorspronkelijken godsdienst der
bewoners van de Fidji-eilanden, volgens Wood.
De godsdienst of liever het bijgeloof der Fidji’s gelijkt veel op dat van andere
polytheisten. Het volk erkent een aantal goden van meerdere of mindere macht,
waarvan zij zieh de meesten onder een natuurlijke gedaante, bijv. van een havik,
een hoom of iets dergelijks, voorstellen. Elke Fidji verbeeldt zieh te staan onder de
bescherming eener bijzondere godheid; daarom eet hij nooit het dier, dat het
zinEneenb eeviedr mvaank eldiejkz env ogoordb eiesl.d van den eerbied, aan de zinnebeeiden der goden bewezen,
had plaats te Tilioa. .Een zeer mächtige god, op deze plaats vereerd wordende,
bewoont een land-krab, maar daar dit schaaldier hier slechts zelden gezien wordt,
heeft men zelden gelegenheid om het
te kunnen vereeren. Zoodra iemand een
landkrab zag, ging hij naar den priester
en onmiddellijk was de geheele plaats
in rep en roer. Het volk kwam bijeen,
om hun godheid te vereeren; er werden
een aantal kokosnoten bijeengezocht,
aan elkander geregen en den krab-god
aangeboden, om hem günstig te stemmen
en over te halen, hun mooi weer
en een goeden oogst te schenken.
Wat de bijzondere leerstukken van
den godsdienst der Fidji’s betreff, hier-
omtrent is het bijna niet mogelijk, iets
te weten te komen. Vooreerst weethet
volk niets en de priesters, die slechts
weinig weten, deelen deze weinige
kennis niet gaarne mede. Zelfs hen,
die tot het Christendom bekeerd zijn,
kan men er zelden toe brengen, over
dit onderwerp met eenige waarheids-
liefMdeen te ksepnretk ende. priesters aan hun
ambtelijke onderscheidingsteekenen, be-
staande in een ovalen voorhoofds-sieraad
van vuurroode vederen en een kam met
lange tanden, vervaardigd van stukken
hout, die op vernuftige wijze aaneen-
gebonden zijn. De kämmen zijn uit-
stekende staaltjes van de kunstvaardig-
heid der makers. Zij zijn geen van alle ■' UJ JuJuUUvIlw ÖUv
gelijk; het fijne draad, hetwelk de afzon-
derlijke stukken hout verbindt, is in een °v erwondj erhjke verscvh ei■ d. en,h- eijd_ _v__a_n_ KÄMMEN VAN PR IESTER S.
figuren gevlochten. De draden zijn bijna
zoo dun als een haar en het patroon wordt nog fraaier gemaakt door afwisselend
zwarte en glinsterende gele draden te hezigen.
De priesters hebben met hun goden gemeenschap door zieh in een soort van extase
te brengen, die technisch „schudden” genoemd wordt, waarbij het geheele lichaam
stuiptrekkingen krijgt; de woorden, die in zulk een aanval over hun schuimende
lippen komen, worden voor het antwoord der godheid gehouden. Williams geeft ons
in zijn uitstekend werk een zeer goed denkbeeid van de wijze, waarop een godheid
wordt geraadpleegd.
„Men neemt niets waar, wat op een geregelde aanbidding of gewone eerbewijzingen
gelijkt, en de eenige beweegreden voor hun godsdienstige gebruiken is vrees; op deze
wordt in de ruimste mate gewerkt door de priesters, door welke het volk alleen zijn
goden kan naderen, indien het dezen zijn-maatschappelijke of individueele belangen