MALEIERS. CHINEEZEN OP BORNEO. KONGSI’S.
Op dezelfde wijze werden contraeten gesloten met onderscheidene Maleische hoofden
ot Sultans, welke den grondslag legden voor het Nederlandsch gezag, dat zieh allengs
ook uitbreidde ¡g p mögen daarbij niet yerder stilstaan. noch die houdmgen behandelen. yerschillende ver-
II. De C h in e e z e n e n d e Ch in e e s c h e K o n g s i’s .'
SeDdeer tC ohuindeee zteijnd evno, rmzeekne ry oseodraelr ti nh edte bWegeins teyra-nA fddee evliinjfgd e eeene uwaa,n zhieebnbliejnk Vdeo lCksheilneemeeznent.
leeds handelsbetrekkmgen aangeknoopt met de west- en noordwestkust van Borneo.
Deze betreklungen waren echter yan tijdelijken aard. Eerst in de 46« eeuw begonnen
m Broenei en ook yerder zuidwaarts de Chineezen zieh voor goed te vestigen; zij
stichtten er handels- en landbouwkolomen, die evenwel door den invloed der Maleische
vorsten en door hun knevelarijen een kwijnend bestaan leidden en veelal yervielen
ln het midden der 18e eeuw brak een nieuw tijdperk voor de Chineesche koloni-
satie aan op Borneo. Het waren vooral de goudmijnen, waarvoor de Maleische vorsten
Ohmeesche werkkrachten zöchten. De geruchten van den goudrijkdom lokten weldra
aeefkno mgrsotiogt waaarnetna,l leCehridneene zweni j nina adr edeli t IeI ilpanagd.. 36D er eesdtrse kkeenn,n evna.nwaar die emigranten
De Chineezen, welke zieh op Borneo vestigdeD, brachten hier de begrippen en neigingen
uit hun vaderland mede. In China nu bestaat op grond van het familieleven een sterk
uitkomende clangeest; bij de bevolking een neiging, om zieh rondom een medeburger,
njk aan invloed en ondervmding, te scharen en hem als hun aller hoofd te erkennen,
een neiging, zegt Prof. de Groot, die waarschijnlijk reeds zoo oud als de natie zelve is.
\ oornamelijk waren het de Hakka-Chineezen, die naar Borneo’s Westkust stroomden,
om er onder de brandende aequatorzon dagelijks van den ochtend tot den avond in
de goudmijnen een arbeid te verrichten, waarbij zelfs een inboorling des lands
bezwijken zou. Het waren tot op den liuidigen dag de kraebtig gespierde zonen van
denzeifden stam, die alom in de vorstendommen Sambas, Pontianak en Mampawa
maagdelijke reuzenwouden velden en den lang niet overvruchtbaren bodem in prächtige
rijstvelden, suikertuinen en boomgaarden herschiepen. Vooral ook door die Hakka-
en nooeekz eonp wDeerlld loevp erBeann kzaij edne Bwieilrtkokn radceh toennt goipn npinlagn tdaegre st.inmijnen mogelijk gemaakt,
(ziDe e Hakka-Chineezen, oorspronkelijk in hun vaderland reeds aan ontbering gewend 11, pag. 3bl) en tot arbeidzaamheid genoodzaakt, werden hier een ijverig volk
waar ook de vrouwen, anders dan in China, een belangrijk aandeel in den striid om
het bestaan hadden en met de mannen medewerkten. De Chineezen nemen echter
doeo rsvprroounwkeenli jkz euldiet nv emrmedeen gnianagr mdeent Dvraejeamksd eo,n tzsopordoatet nd ez iCjnh.ineesche vrouwen op Borneo
De Chineezen sehoven zieh op Borneo steeds groepsgewijze tusschen de autocht-
tiionen in en waren dientengevolge eeuwen lang genoodzaakt, zieh gewapenderband
tegen met zelden vijandige stammen te verdedigen. In die omstandigheden kwam
de clangeest hun uitmuntend te stade. Als vanzelf vereenigden zij zieh met elkander
en slöten zij zieh aaneen om een uitblinkende persoonlijkheid, teneinde hun belangen
gemeenschappelijk te behartigen. „Voorwaar, zoo ergens in de groote Chineesche
gveok koemreennt,a mmioheet hdeet gweeel sti n vdaenn asatanmee ndselur itHinagk kean!s szaijmn,e”n wzeegrtk iDnge Gtorto ootn. twikkeling is
De vereeniging der Chineezen tot een aaneengesloten groep noemt men konqsi en
op Borneo ontstonden een aantal van dergelijke kongsi’s. Het waren zeer eigenaar-
dige lnstellmgen, ohgarchische republieken in den vollen zin des woords. Längs den
directen weg had de mindere man niets te zeggen, tenzij bij de aanstelling van een
nieuw dorpshoofd, waarbij alle belanghebbenden zieh gelijkelijk konden doen gelden
ateeds voerden de vermögende en invloedrijke lieden in de verschillende nederzet-
tmgen met stilzwijgende goedkeuring der bevolking den boventoon en wezen zij, al
sopt itms edte rm geeth eveelerk. kieoznignsgis fsotromnda.l iteOitveenr, ’dt eg edhiesetrli chtsiehvoeonf,d deen naoatnab, elwenaa rvveaenl , ienevnl oeada nu idte-
oetenen op den gang van het bestuur, welks steun zij meermalen noodig hadden en
dat op zijn beurt geheel van hun steun afhankelijk was, zoodat, daar buitendien de
KONGSIWEZEN OP BORNEO. 207
P re s id e n t in b ijn a a lle a a n g e le g e n h e d e n v an b e la n g m e t d e h oo fd en v an m in d e re n
ra n g in o v e rleg te tre d e n h ad , h e t g eh e ele b e s tu u r te n slo tte to ch v e rp lie h t w as
n a a r d e g o e d k e u rin g v an h e t g ro s d e r b e v o lk in g te stre v e n .
Zoo goed als de dorpspatriarchen in China waren de opperboofden der kongsi’s geheel
van de publieke opinie onder het volk afhankelijk; overschreed het algemeen bestuur
zijn bevoegdheid, dan liep het groot gevaar, te worden afgezet door een volksbeweging
waarbij het volk het recht in handen nam. Men mag evenwel daaruit nog geenszins
besluiten, dat het gezag der kongsihoofden in schijn bestond: het gemeenschapsbesef
maNapkatest wdeer keeliigjke nhliejkt ek, onogpseihnoboafrde mkoenegr stio’st ognethsiteodnedre nd anb ijt otd zea aCkgheinlaesetzigend e idne s Ivnodlkies".
bovenal op Borneo, nog geheime genootschappen, geheime eedverbonden. Wij weten
reeds (deel II, pag. 355), dat in China geheime staatkundige vereenigiDgen ontstonden.
Die m de kolonien staan daarmede echter in geen verband. De heer De
Groot beschrijft de geheime eedverbonden in de kolonien als volgt: „Het zijn kleine
repubheken, kongsi’s, door de met zoo onuitroeibaren associatiegeest behepte Chineezen
kennelijk gevormd daar, waar het hun niet geoorloofd is, het geliefd zelfbestuur
waaronder zij m China leefden, openlijk uit te oefenen en die, als gevolg van een
gelijksoortige positie tegen een vijandig opperbestuur, tot zekere hoogte een inwendige
goergnaomotssacthiaep pheenb bgeens chaoaenigd-e nsocmhiejnn,t twe ezlkijen .”op die van de in China bestaande geheime
De geheime eedverbonden zullen volgens deze opvatting als geheime kongsi’s
beschouwd moeten worden, die zieh bovenal ontwikkelden in tijden, toen het kongsi-
wezen der Chineezen onderdrukt werd en zieh niet vrij kon ontplooien. In tijden
dgeastc hdieed dCe^h idniet eztoecnh min e’tt gvreihj eiama.n de republikeinsche neigingen konden toeeg even’’
De Chineesche kongsi’s hebben groote beteekenis gehad voor de geschiedenis van
-Borneo; de Chineezen vonden hierdoor de kracht, om- zieh niet alleen tegenover de
Maleische vorsten te handhaven door het zelfbestuur, maar ook om dikwijls de inboor-
hngen voor hun macht te doen bukken. In de districten, die geheel onder het
beheer der kongsi s gebracht waren, zooals Montrado en Mandor, achtten deze zieh
de uitsluitende eigenaars van al het goud, dat de grond bevatte, en elke Chinees
Maleier ot Dajak, die ergens goud ontdekte, was op zware straffen verplieht, daarvan
onmidde hjk aan het kongsibestuur kennis te geven. Alleen in die gewesten, waar
seleenc hktsle inkel e-inrees,t ituopti e zmic hgzoelufd svtaoaonr dhee t kroencghsti,’ so mw adreenn ,g rboentdaa ltdee nb ewzije rkaeann. den vorst
kraOcohkt teegne ng oheedt Ngeevdoelrgla; ndsosmchs Gkoonudveenrn zeimj ennite tv edrazne tntean vdeee l kionnsgpsain’sn iznigeh odnidkewrwijlosr mpeent
1T8w8a6 werdi de laamtsette dzee,l fsotnatnbdmigdhienigd vdaenr Cdhe inbeeekzeennd ein kBonogrnsie oL’sa nWgfoesDtger -iAn fMdeaenlidnogr itne
gronde gencht. Thans zijn de Chineezen overal onderworpen aan het Nederlandsch-
Indisch Gouvernement ot aan de Inlandsche vorsten, binnen wier gebied zij verbliif
dhooourd end.e REveegneaelrsi negl daearsn giens tdeeldne Aernc hiupeitl shtuanan lzainj doanardde r gheekto oznemn idddisetlrliicjkts -to eenzi cahntd vearne
hootden, die den titel voeren van kapitein, luitenant en lauthay, voor de o-0ede orde
naaanmsepnras kheelitj kG zoiujnv,e renne mzoerngt mnaokeotmene nd.ragen, dat zij de op hen rüstende verplichtingen
LITTERATUUR OVER BORNEO.
P. J. Veth. Borneo’s Wester-Afdeeling, Geograph., Statist, en Hist. Zaltbommel, 1856.
H enry L in g R oth. The natives of Serawak and British North-Borneo, London,-1896
c hJ. amöehso oBkreo. okel.e n- LoYnedaorns , i1n8 6S6e. rawak, With an Introduction by , HH. The RaKva Sgir
II. M. E. P e r e la e r . Ethnographische-beschrijving der Dajaks.
t irn*uM M[?R'c Zeflen en gewoonten der Dajaks (Rijnsche zending 1878—79.) Ethnogr. SIcIIh meenl tVz.. Beiträge zur Ethnographie von Borneo (Intern. Arch. fiir